Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:30
Zaaknummer
23-774/AL/GLD
Zaaknummer
23-776/AL/GLD
Zaaknummer
23-777/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing in 3 samenhangende zaken. Klager beklaagt zich over het tekortschieten van verweerder en zijn kantoorgenoten in hun zorgplicht richting klager nadat zijn advocaat tevens kantoorgenoot van verweerders plotseling was overleden. Verweerder in klachtzaak 23-774 was toen geen advocaat meer zodat die klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Verweerders in klachtzaken 23-776 en 23-777 hoefden en konden de dossiers van klager bij hun kantoorgenoot niet over te nemen. Zij hebben zich ruim voldoende ingespannen om een andere advocaat buiten hun kantoor te vinden voor klager. Klachten kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2024 in de zaken 23-774/AL/GLD, 23-776/AL/GLD en 23-777/AL/GLD naar aanleiding van de klachten van:
klager oververweerder 1. (klachtzaak 23-774/AL/GLD)verweerder 2. (klachtzaak 23-776/AL/GLD)verweerder 3. (klachtzaak 23-777/AL/GLD) samen ook: verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brieven met bijlagen volgens de inventarislijsten van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 10 november 2023 met kenmerken K 23/53 (verweerder sub 3), K 23/54 (verweerder sub 2) en K 23/55 (verweerder sub 1).
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op de klachtdossiers, uit van de volgende feiten. In alle zaken: 1.1 Klager werd tot 16 januari 2023 in meerdere zaken bijgestaan door mr. B, kantoorgenoot van verweerders. Op 16 januari 2023 is mr. B onverwacht overleden. 1.2 Op 17 januari 2023 heeft het kantoor van verweerders klager geïnformeerd over het overlijden van mr. B. In diezelfde e-mail is klager bericht dat verweerders 2 en 3 de dossiers van mr. B en van klager niet konden overnemen. Verweerder 1 was op dat moment al geen advocaat meer. 1.3 Verweerders 2 en 3 hebben na het overlijden van mr. B tevergeefs gezocht naar een advocaat die de dossiers van klager wilde overnemen. Tussen klager en (medewerkers van het kantoor van) verweerders is meerdere malen contact geweest over de overdracht van de dossiers van klager. 1.4 Op 20 februari 2023 heeft klager zijn dossiers opgehaald bij het kantoor van verweerders. 1.5 Op 28 maart 2023 heeft klager bij de deken klachten ingediend over verweerders.
2 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
hun zorgplicht richting klager niet na te komen.
Toelichting: Volgens klager hebben verweerders na het overlijden van zijn advocaat niets voor hem gedaan. Er was geen communicatie en klager kreeg te horen dat hij zijn dossiers kon komen ophalen, waarna zijn zaken zijn afgesloten.
3 VERWEER De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer van verweerders ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.
In klachtzaak 23-774/AL/GLD
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter is klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht over verweerder 1. Verweerder 1 was ten tijde van het overlijden van de advocaat van klager immers geen advocaat meer. Aan een inhoudelijke beoordeling van dit verwijt komt de voorzitter dan ook niet toe.
In klachtzaken 23-776/AL/GLD en 23/777/AL/GLD
4.3 Geen (rechts)regel verplicht een advocaat om een zaak aan te nemen. Het stond verweerders 2 en 3 daarom al vrij om de dossiers van klager niet over te nemen na het plotselinge overlijden van hun kantoorgenoot mr. B, die op dat moment ook de advocaat van klager was. Uit de stukken en het verweer is de voorzitter verder gebleken dat verweerders 2 en 3 niet waren ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand en niet over de juiste specialisaties beschikten om de dossiers van klager op zorgvuldige wijze te kunnen behandelen, wat op zichzelf ook een reden kan zijn om een dossier niet aan te nemen. Verder is de voorzitter gebleken dat verweerders 2 en 3 zich ruim voldoende hebben ingespannen om voor klager een andere advocaat buiten het kantoor te vinden. De voorzitter is niet gebleken dat verweerders 2 en 3 in hun communicatie met klager en ten aanzien van de overdracht van klagers dossiers tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. 4.4 Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter de klacht van klager tegen verweerders 2 en 3 dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: in klachtzaak 23-774/AL/GLD:
klager, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht over verweerder 1;
in klachtzaken 23-776/AL/GLD en 23-777/AL/GLD:
de klachten over verweerders 2 en 3, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 15 januari 2024