Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-02-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:35
Zaaknummer
230292
Inhoudsindicatie
Beklag op grond van artikel 13 Advw ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 5 februari 2024
in de zaak 230292
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij beslissing van 17 oktober 2023. Klager heeft op 18 oktober 2023 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 18 oktober 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- het verweerschrift van de deken van 13 november 2023; - een e-mail van klager van 19 november 2023.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Door middel van het indienen van een webformulier op 21 september 2023 heeft klager bij de Orde van Advocaten Amsterdam het verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen. Omdat dit verzoek betrekking heeft op een herzieningsverzoek en het herzieningsverzoek bij de Hoge Raad moet worden ingediend, is het verzoek tot aanwijzing van een advocaat verwezen naar de Haagse Orde van Advocaten. De deken heeft dit verzoek vervolgens in behandeling genomen.
3.3 Het verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft betrekking op een arrest van het hof Amsterdam van 19 september 2019. In dat arrest is klager veroordeeld voor lokaalvredebreuk op 30 mei 2017 en is aan hem is een geheel voorwaardelijke geldboete van € 100,- opgelegd.
3.4 Op 21 september 2023 heeft klager zelf een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad ingediend. De Hoge Raad heeft dit verzoek aan klager teruggestuurd, omdat het niet was ingediend door een advocaat.
3.5 Bij e-mail van 29 september 2023 heeft de stafjurist van de deken klager om aanvullende stukken en informatie verzocht, onder meer over de gronden voor herziening. De stafjurist heeft in deze e-mail onder meer geschreven:
“concreet heb ik nog de volgende gegevens en stukken van u nodig:
-voor herziening is een nieuw feit (novum) nodig, dat de rechter nog niet kende of kon kende toen er op uw zaak werd beslist. Wat is volgens u het novum in uw zaak? -in uw eigen herzieningsverzoek schrijft u over een melding van de gemeente […] over u bij het veiligheidshuis en de gevolgen daarvan voor u. Het arrest waarvan u herziening wil vragen gaat daar echter niet over. In dat arrest bent u veroordeeld voor “lokaalvredebreuk”: u heeft het gemeentehuis niet verlaten toen dit tegen u werd gezegd (gevorderd). Wat heeft de melding bij het veiligheidshuis te maken met de lokaalvredebreuk?
Pas als u de bovengenoemde informatie en stukken aan ons heeft toegestuurd, kan de deken uw verzoek beoordelen.”
3.6 Bij e-mail van 30 september 2023 heeft klager nadere stukken ingediend en aanvullende informatie verstrekt. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij niet op zoek is naar een advocaat om hem te adviseren over een herzieningsverzoek, maar naar een advocaat die op grond van artikel 17 van de Grondwet en artikel 13 van het EVRM zijn opgestelde stukken wil indienen bij de Hoge Raad.
3.7 Naar aanleiding van deze e-mail van klager heeft de stafjurist klager op 3 oktober 2023 bericht dat de deken pas een beslissing op zijn verzoek neemt wanneer klager de vragen (die zijn gesteld in de e-mail van 29 september 2023) heeft beantwoord. De stafjurist heeft klager daarbij nogmaals verzocht die vragen te beantwoorden.
3.8 In een e-mail van 3 oktober 2023 heeft klager hierop gereageerd.
3.9 In een brief van 17 oktober 2023 (die per e-mail aan klager is verzonden) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. Hierin staat – kort samengevat – vermeld dat de deken over onvoldoende informatie beschikt om te beoordelen of de procedure enige kans van slagen heeft. Daarbij heeft de deken gesteld dat, als de herziening al zou slagen, deze niet zal leiden tot het door klager gewenste resultaat, te weten het stoppen van de hulpverlening.
4 BEOORDELING
Beklag
4.1 Klager heeft in zijn beklag – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. Ten onrechte heeft de deken overwogen dat klager haar geen informatie heeft gegeven om tot een beslissing te komen. Klager voert daartoe aan dat hij op 28 september en 30 september 2023, alsmede, naar het hof begrijpt, op 3 oktober 2023 de verzochte (nadere) informatie heeft gegeven. Klager stelt een advocaat nodig te hebben die zijn stukken bij de Hoge Raad indient. Klager wil graag afkomen van zijn aanmelding in het Veiligheidshuis want hij kan daardoor onder meer geen werk vinden. Het novum is volgens klager dat het gerechtshof de aanmelding in het Veiligheidshuis niet heeft opgenomen in de uitspraak.
Standpunt deken
4.2 De deken heeft in de beklagprocedure betoogd dat haar afwijzende beslissing juist was. Zij heeft daarnaast gereageerd op de stellingen van klager. Van een novum is volgens de deken geen sprake want de melding bij het Veiligheidshuis heeft geen rol gespeeld in het arrest van het hof. Uit de stellingen van klager maakt de deken op dat klager de aanmelding bij het Veiligheidshuis onterecht vindt en niet zozeer de veroordeling. Echter daar gaat de strafvorderlijke herzieningsprocedure niet over, aldus de deken.
Toetsingskader
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Oordeel van het hof
4.4 Het hof is op basis van de stukken van oordeel dat de deken op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat een herzieningsverzoek geen redelijke kans van slagen heeft en dat er in dit geval gegronde redenen aanwezig zijn om geen advocaat toe te wijzen en wel op grond van het volgende. Klager heeft de stafjurist, desgevraagd, weliswaar van (nadere) informatie voorzien, maar daarbij geen gericht antwoord gegeven op de vragen van de stafjurist, zoals hiervoor onder de feiten weergegeven.
4.5 Het hof begrijpt dat het klager erom te doen is dat hij uit het Veiligheidshuis wordt ontslagen, omdat hem achteraf is gebleken dat zijn aanmelding in het Veiligheidshuis (op 15 maart 2018) op basis van valse gegevens tot stand zou zijn gekomen en dat voor zijn aanmelding (onder andere) de lokaalvredebreuk is gebruikt. Bij een herzieningsverzoek gaat het echter om de vraag of klager terecht is veroordeeld voor de lokaalvredebreuk. De aanmelding bij het Veiligheidshuis zegt niets over die vraag. Dat is het hof met de deken eens. Klager heeft bovendien nergens in de stukken betwist dat hij de lokaalvredebreuk heeft gepleegd.
4.6 Het hof overweegt dat ook in de beklagprocedure niets naar voren is gekomen waaruit een andere conclusie dan de conclusie van de deken getrokken zou moeten worden, te weten dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft, gelet op de beschikbare informatie.
4.7 Het beklag van klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 17 oktober 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.P. Wessels en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijtzes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 5 februari 2024