Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:17
Zaaknummer
23-881/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Omdat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden verklaart de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 1 februari 2024
in de zaak 23-881/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 15 december 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) met kenmerk K23-065 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Tussen klager en C B.V., zijnde de verhuurder van de door klager bewoonde kamer, is een geschil ontstaan. Klager werd in dit geschil bijgestaan door mr. W, advocaat. C B.V. werd bijgestaan door verweerder.
1.2 C B.V. heeft in het geschil samengevat het standpunt ingenomen dat klager in strijd handelde met de huurovereenkomst omdat hij, aldus C B.V., brandgevaarlijk gebruik maakte van het gehuurde en cannabis gebruikte. Verweerder heeft het standpunt van C B.V. schriftelijk kenbaar gemaakt aan klager. Verweerder en mr. W hebben over de kwestie gecorrespondeerd, waarbij mr. W de stellingen van C B.V. heeft betwist.
1.3 Vervolgens is tussen klager en C B.V. een geschil ontstaan over het groot onderhoud dat C B.V. wilde uitvoeren. Ook hierover hebben verweerder en mr. W gecorrespondeerd.
1.4 Op 29 april 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden. Bij dit gesprek waren klager en zijn nieuwe gemachtigde, de heer D, en een medewerker van C B.V. aanwezig. Tijdens het gesprek is gesproken over een minnelijke regeling. Over de schriftelijke vastlegging en de uitvoering van hetgeen op 29 april 2023 was besproken is onenigheid ontstaan. Hierover hebben verweerder, een medewerker van C B.V. en de heer D gecorrespondeerd.
1.5 Bij e-mail van 28 juni 2023 heeft de heer D verweerder als volgt bericht:
“Hierbij informeer ik u dat ik niet begrijp dat u, als advocaat, een eed of gelofte heeft afgelegd om vervolgens als advocaat werkzaamheden te verrichten voor een bedrijf als [C B.V.]. In de aanpak en afhandeling van het geschil tussen enerzijds [klager] en [C B.V.] anderzijds heb ik de slechtheid van mensen gezien en ervaren. U bent een representant van dat bedrijf.
Dat heeft me tot het inzicht gebracht om een onderzoeksvraag bij de deken (…) in te dienen naar uw handelwijze in deze zaak. Omdat u ook onderdeel uitmaakt van de Raad van de Orde in de provincie Gelderland laat ik u weten dat ik dit op korte termijn zal doen.
Dat rechtvaardigheid zal overwinnen. ”
1.6 Op 29 juni 2023 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland een klacht ingediend tegen verweerder.
1.7 De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 13 juli 2023 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg aangewezen voor de behandeling van de klacht, omdat verweerder lid van de Raad van de Orde in het arrondissement Gelderland is.
1.8 Op 28 juli 2023 heeft mr. W verweerder bericht dat hij weer als advocaat optreedt voor klager en heeft hij een kort geding aangezegd. Klager heeft in kort geding de teruggave gevorderd van zaken die C B.V. onder zich zou houden, namelijk een viertal pannen, een magnetron en een koffiezetapparaat. Ook heeft klager een vordering ingesteld ter zake de ontvangst van het CAI-signaal en het terugplaatsen van onder andere een koelkast. De rechtbank Oost-Brabant heeft de vorderingen van klager bij vonnis van 12 september 2023 afgewezen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid overschreden doordat hij klager bij herhaling vals heeft beschuldigd en zijn leven volledig op zijn kop heeft gezet. Het verdienmodel en de aard van de onderneming van verweerders cliënte gaan kennelijk boven een zuiver geweten van de advocaat.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het meest verstrekkende verweer van verweerder luidt dat klagers gemachtigde geen klacht tegen verweerder heeft ingediend, maar een onderzoeksvraag heeft gesteld aan de deken. De voorzitter stelt vast dat klagers gemachtigde met gebruikmaking van het klachtformulier het optreden van verweerder aan de deken heeft voorgelegd. De voorzitter van het Hof van Discipline heeft het bericht van klagers gemachtigde opgevat als een klacht en de zaak bij beslissing van 13 juli 2023 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg voor de behandeling van de klacht. De voorzitter is van oordeel dat de berichten van klagers gemachtigde moeten worden opgevat als klacht als bedoeld in artikel 46c e.v. Advocatenwet, die na verwijzing door het Hof van Discipline, door de deken op grond van artikel 46d Advocatenwet ter kennis van de raad is gebracht. Over de klacht oordeelt de voorzitter als volgt.
4.2 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat de overgelegde correspondentie van verweerder is gesteld in zakelijke bewoordingen en naar inhoud en toon niet onnodig grievend is. De voorzitter overweegt dat duidelijk is dat klager zich niet kan vinden in de standpunten die verweerder namens C B.V. naar voren heeft gebracht. Het was echter de taak van verweerder om de belangen van C B.V. te behartigen en om in dat verband de standpunten van het C B.V. naar voren te brengen. Dat klager het niet eens is met de stellingen van C B.V. over - onder meer - het huurdersgedrag van klager maakt niet dat sprake is van valse beschuldigingen. Dat klager zich niet in de door verweerder namens C B.V. standpunten kan vinden betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder mocht afgaan op de juistheid van de door C B.V. aan hem verstrekte informatie. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. Indien en voor zover klager het met de door verweerder naar voren gebrachte standpunten niet eens was, konden hij en zijn advocaat daarop reageren. De voorzitter overweegt dat het tuchtrecht niet is bedoeld voor het voeren van een discussie over de juistheid van de standpunten van partijen in een civielrechtelijk geschil. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om daarover een oordeel te geven.
4.3 De voorzitter overweegt dat voorstelbaar is dat klager het geschil tussen hem en C B.V. onaangenaam heeft getroffen. Verweerder kan echter niet worden verweten dat hij het leven van klager op zijn kop heeft gezet. Verweerder heeft enkel als advocaat de belangen van C B.V. behartigd en kan niet met zijn cliënte worden vereenzelvigd. Voor het verdienmodel en de aard van de onderneming van C B.V., wat daar ook van zij, kan verweerder om diezelfde reden niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 1 februari 2024