Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-01-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2024:22

Zaaknummer

23-371/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 januari 2024 in de zaak 23-371/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 augustus 2023 op de klacht van:

klager

en

klaagster gemachtigde: [klager]

over:

verweerster gemachtigde: mr. P.B. van Eck-Molenaar

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 19 september 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 31 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K205 2022 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 2 augustus 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen. 1.4    Op 3 augustus 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.  1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 december 2023. Daarbij waren klager, alsmede verweerster en haar gemachtigde aanwezig. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 25 november 2023. De raad voegt, ondanks het bezwaar van verweerster, ook de bijlagen bij deze e-mail aan het dossier toe.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klagers verzet richt zich met name tegen het uitkoopbedrag van € 90.000,-. Hij heeft aangevoerd dat er een Wwft/fraudeonderzoek naar deze uitbetaling loopt en dat het bedrag onvoldoende onderbouwd en buitenproportioneel is. Ook is er zware nalatigheid geweest in de bewoning van het huis en heeft klager anderhalf jaar in zijn auto moeten verblijven. 2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING 4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klager is, bijgestaan door een advocaat, akkoord gegaan met het convenant waarin is opgenomen dat een bedrag van € 90.000,- aan de ex-partner toekwam. De raad is, met de voorzitter, van oordeel dat klager daarover niet achteraf alsnog een verwijt aan verweerster kan maken. Klagers verdere verwijten/verzetgronden lijken met name te zien op het feit dat hij anderhalf jaar geen toegang tot de woning heeft gehad en de woning daarna beschadigd heeft aangetroffen. Verweerster valt daarin echter geen verwijt te maken. De raad is dan ook van oordeel dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.    4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.  4.4    Voor zover klager verzoekt om herstel en compensatie, geldt dat daarvoor geen grond is nu de klacht kennelijk ongegrond is verklaard en het daartegen ingestelde verzet ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en P.O.M. van Boven-de Groot, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2024.