Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:3
Zaaknummer
23-569/AL/NN/D
Inhoudsindicatie
Door het handelen en nalaten van verweerder zoals hierover is geschreven, heeft verweerder het de deken onmogelijk gemaakt om haar toezichthoudende taken uit te oefenen en om toe te zien op de naleving van de administratieplicht zoals bedoeld in de Verordening op de advocatuur (Voda). Dit nalaten duurt nog voort. Verder heeft verweerder zich vaak onbereikbaar gehouden voor de deken en voor zijn cliënten en heeft hij op klachten van cliënten over hem in het geheel niet gereageerd. Op de onderhavige dekenklacht heeft verweerder ook niet gereageerd en op de zitting van de raad is hij - zonder bericht van afmelding - niet verschenen. Ten tijde van deze zitting heeft de deken geen contact met verweerder kunnen krijgen en wist zij niet meer waar hij was. Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd met de artikelen 10a en 46 Advocatenwet, de Voda en de gedragsregels. De aard en de ernst van deze feiten rechtvaardigen zonder meer een zeer zware maatregel. Gelet op de ernst van de feiten en omdat verweerder geen enkel inzicht in zijn situatie en uitleg over zijn handelen en nalaten heeft gegeven, is de raad van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder is.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2024 in de zaak 23-569/AL/NN/D naar aanleiding van het dekenbezwaar van:
deken mr. E.A.C. van der Wiel, in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Bij brief van 17 augustus 2023, met bijlagen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend over verweerder. 1.2 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2023 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is – zonder melding van afwezigheid – niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier.
2 FEITEN Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het dekendossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten. 2.1 Volgens BAR (Beheer Advocaten Registratie, de landelijke registratie van advocaten die voortkomt uit de samenwerking tussen de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor Rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand) is verweerder per 22 februari 2023 verhuisd naar het arrondissement Noord-Nederland. 2.2 Op 16 maart 2023 is verweerder door de Orde van Advocaten verzocht de Opgave Nieuw Kantoor (ONK) in te vullen. Verweerder heeft op dat verzoek niet gereageerd, ondanks een rappel op 6 april 2023 en op 19 april 2023. 2.3 Uiteindelijk heeft er op 20 april 2023 telefonisch contact met verweerder plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft verweerder toegezegd nu snel alles in orde te maken. Op 20 april 2023 heeft verweerder de ontvangst van de e-mail bevestigd en geschreven: “Ik zal dit weekend het formulier verder invullen en dan inzenden.” Verweerder is die toezegging niet nagekomen. 2.4 Op 2 mei 2023 heeft een cliënt van verweerder een klacht bij de deken over verweerder ingediend. Die klacht hield, kort gezegd, in dat verweerder niet bereikbaar was. In het kader van die klachtbehandeling is namens de deken een aantal keer, tevergeefs, geprobeerd om contact met verweerder te krijgen. Verweerder is op 16 mei 2023 schriftelijk door de deken in kennis gesteld van de klacht en hij is opnieuw aangespoord om zijn administratie in orde te maken. Die brief van de deken luidt, voor zover relevant, als volgt:
Ten vervolge op mijn berichtje-mail aan u van 28 februari jl. is - na ontvangst van de verklaring ex art. 2 lid 6 Advocatenwet van de orde van advocaten Midden-Nederland - aan u een uitnodiging gestuurd voor het invullen van de Opgave Nieuw Kantoor. Ondanks twee reminders en uw telefonische toezegging van 20 april jl. heeft u die opgave nog niet ingevuld. Inmiddels is er ook een klacht tegen u ontvangen (zaak 2235469). Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik diverse malen getracht telefonisch met u in contact te komen. Aangezien van uw kantoor geen ander nummer bekend is dan 030-2040560, heb ik daarop een voice-mailbericht achtergelaten (op 8 en 10 mei jl.) met het verzoek contact op te nemen. Tot op heden is van u niet vernomen.
Hierdoor verzoek ik u om: - uiterlijk 21 mei a.s. uw ONK-opgave in te vullen, - in BAR uw actuele contactgegevens (telefoonnummer!) te vermelden, - mij vóór 25 mei a.s. schriftelijk te berichten waarom u - desgevraagd - niet eerder heeft gereageerd.
De raad van de orde is hieromtrent in kennis gesteld en houdt het ervoor dat u, indien niet tijdig van u is vernomen, niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. De raad zal de raad van discipline verzoeken te beslissen dat u als advocaat van het tableau wordt geschrapt (art. 8 e Advw.) als u niet binnen de gestelde termijnen heeft gereageerd. Graag had ik eerst met u kennisgemaakt en u welkom geheten in Noord-Nederland. Ik had mij onze eerste contacten dan ook anders voorgesteld en ik hoop dtat het bovenstaande voor u reden is om snel in actie te komen.
2.5 Verweerder heeft in een e-mail van 24 mei 2023 gereageerd en toegezegd dat hij zijn omissies zal herstellen. 2.6 Op 22 juni 2023 heeft de deken een nieuwe klachtzaak tegen verweerder ontvangen. Ook in het kader van die klachtbehandeling is verweerder telefonisch onbereikbaar en heeft hij niet gereageerd op meerdere ingesproken voicemails. Verweerder is op 29 juni 2023, 3 juli 2023 en 5 juli 2023 verzocht om telefonisch contact op te nemen. 2.7 Uiteindelijk is er door het ordebureau telefonisch contact met verweerder geweest. In dat telefoongesprek heeft verweerder meegedeeld dat hij per 20 juli 2023 naar Midden-Nederland zou gaan en heeft hij toegezegd om daarvan een bevestiging in BAR te zullen laten zien. Dezelfde dag heeft de deken verweerder de volgende e-mail gestuurd:
Naar aanleiding van de e-mail van 25 mei jl. en de herinnering van 26 juni jl. hebben wij niet van u vernomen. Ook heb ik moeten constateren dat u het gevraagde niet heeft opgepakt.
Rechtsgebiedenregister
Zoals reeds aangegeven is registratie in het rechtsgebiedenregister per 1 maart 2020 verplicht. Ik verzoek u vriendelijk doch dringend om ten minste één rechtsgebied te registeren in het rechtsgebiedenregister, waarbij het van belang is dat u in 2022, of reeds in 2023, tenminste 10 juridische opleidingspunten op dit rechtsgebied heeft behaald. Op ‘Mijn Orde’ kunt u voor registratie zorgdragen. Daarnaast dient u uw registratie volgens het voorgeschreven model openbaar en publiekelijk toegankelijk bekend te maken op uw website. Voor de modellen verwijs ik u graag naar de website van de NOvA. Ik verzoek u mij per ommegaande te bevestigen dat u zich heeft geregistreerd in het rechtsgebiedenregister en dat u de registratie openbaar en publiekelijk toegankelijk bekend heeft gemaakt via het daarvoor verplicht gestelde model.
Stichting Derdengelden
Op uw website is nog niet vermeld dat u geen derdengelden kunt ontvangen. U wordt vriendelijk doch dringend verzocht om per ommegaande uw website aan te (laten) passen en mij te berichten zodra dat is gebeurd. Voorts verneem ik graag of uw briefpapier inmiddels wel is aangepast.
Verhuizing
Eerder vertelde u dat u per 20 juli zou verhuizen naar Midden-Nederland. Wij spraken af dat u mij een bevestiging van uw verhuizing zou sturen. Tot op heden heb ik niets ontvangen. Wilt u mij berichten per wanneer u gaat verhuizen?
Uw spoedige berichten wacht ik af. Daarbij wijs ik u erop dat de deken zich nog altijd zorgen maakt om uw bereikbaarheid en het niet nakomen van uw eerdere toezeggingen. Ik wijs u er ook op dat dit reden is voor een dekenbezwaar en verzoek u daarom nogmaals dringend uw gedane toezeggingen na te komen.
2.8 Verweerder heeft op deze e-mail niet gereageerd, ook niet na een rappel. In een andere klachtzaak heeft verweerder ook niet gereageerd op berichten van de deken.
3 DEKENBEZWAAR 3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a. onaanvaardbaar slecht bereikbaar te zijn; b. zijn afspraken met de deken niet na te komen; c. zich te onttrekken aan het toezicht; d. op zijn website niet kenbaar te maken dat zijn kantoor niet beschikt over een derdengeldrekening; e. op zijn briefpapier in strijd met de waarheid te vermelden dat zijn kantoor beschikt over een derdengeldrekening; f. zich niet te registreren in het rechtsgebiedenregister.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen het dekenbezwaar geen verweer gevoerd.
5 BEOORDELING 5.1 Verweerder heeft geen verweer gevoerd. Daarmee staan de juistheid van de door de deken genoemde feiten en de bezwaren van de deken over verweerder vast. 5.2 Verweerder is voor de deken en zijn cliënten niet dan wel zeer slecht bereikbaar. Ondanks de meermaals door de deken aan verweerder geboden gelegenheid heeft verweerder niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Zelfs ten tijde van de zitting van de raad heeft verweerder (onder meer) de gevraagde financiële gegevens over zijn kantoor nog niet aan de deken verstrekt. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen telkens niet nagekomen. Op de zitting heeft de deken laten weten dat zij verweerder niet meer kan bereiken en zij niet weet waar hij is. Verder heeft verweerder op zijn website niet kenbaar gemaakt dat zijn kantoor niet beschikt over een derdengeldrekening, op zijn briefpapier in strijd met de waarheid vermeld dat zijn kantoor beschikt over een derdengeldrekening en zich niet geregistreerd in het rechtsgebiedenregister. Ook die onderdelen van het dekenbezwaar zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar. 5.3 Verweerder heeft de deken door zijn handelen en nalaten op ernstige wijze in haar toezichthoudende taak gefrustreerd (gedragsregel 29) en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft verweerder in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie en ook in strijd met de kernwaarden deskundigheid en integriteit (artikel 10a Advocatenwet). 5.4 De raad zal daarom het dekenbezwaar gegrond verklaren.
6 MAATREGEL 6.1 Door het handelen en nalaten van verweerder zoals hierover is geschreven, heeft verweerder het de deken onmogelijk gemaakt om haar toezichthoudende taken uit te oefenen en om toe te zien op de naleving van de administratieplicht zoals bedoeld in de Verordening op de advocatuur (Voda). Dit nalaten duurt nog voort. Verder heeft verweerder zich vaak onbereikbaar gehouden voor de deken en voor zijn cliënten en heeft hij op klachten van cliënten over hem in het geheel niet gereageerd. Op de onderhavige dekenklacht heeft verweerder ook niet gereageerd en op de zitting van de raad is hij - zonder bericht van afmelding - niet verschenen. Ten tijde van deze zitting heeft de deken geen contact met verweerder kunnen krijgen en wist zij niet meer waar hij was. 6.2 Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd met de artikelen 10a en 46 Advocatenwet, de Voda en de gedragsregels. De aard en de ernst van deze feiten rechtvaardigen zonder meer een zeer zware maatregel. Gelet op de ernst van de feiten en omdat verweerder geen enkel inzicht in zijn situatie en uitleg over zijn handelen en nalaten heeft gegeven, is de raad van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder is.
7 KOSTENVEROORDELING 7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 23-569/AL/NN/D.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het dekenbezwaar gegrond; - legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, die ingaat op de tweede werkdag na het onherroepelijk worden van deze beslissing; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, W.W. Korteweg, N.C. Milani en M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 22 januari 2024