Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:26

Zaaknummer

220250

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Hoger beroep klager. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

Beslissing van 26 januari 2024

in de zaak 220250

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

                                     

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 8 augustus 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 21-970/DB/ZWB). In deze beslissing heeft de raad zich onbevoegd verklaard ten aanzien klachtonderdeel 1), klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 17), klachtonderdelen 24) en 29) gegrond verklaard, klachtonderdelen 2) tot en met 13), 14) tot en met 16), 25 tot en met 28) en 30) tot en met 32) ongegrond verklaard. Aan verweerder is geen maatregel opgelegd. Verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2022:126 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 6 september 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

-            de stukken van de raad;

-           het verweerschrift;

-           een verzoek tot schadevergoeding namens klager van 28 september 2022;

-           een e-mail met bijlagen van verweerder van 10 november 2023;

-           een e-mail met bijlage van de gemachtigde van klager van 28 november 2023.

 

2.3 Het hof heeft de zaak, gelijktijdig met de zaken met nummers 220251, 220252 en 220253 mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 1 december 2023. Daar zijn verweerder en de gemachtigde van klager, mr. G.F.M.G. Heutink, verschenen. Verweerder en de gemachtigde van klager hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3 FEITEN

3.1 Het hof neemt de feiten van de raad over omdat hiertegen geen beroepsgrond is aangevoerd en vult deze waar nodig aan. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Eind september 2019 heeft klager zich gewend tot verweerder om hem bij te staan in diverse juridische procedures, waaronder een strafzaak waarvoor klager op dat moment in voorlopige hechtenis zat. In een brief van 5 november 2019 heeft verweerder aan klager geschreven: “Ik heb de zaken aangenomen tegen een uurtarief (...) Het is daarom dat ik de opdrachtbevestiging en voorschotnota’s heb verstuurd naar de vader van [klager] zoals ik met [klager] heb afgesproken en die ik voor de goede orde nog eens heb bijgevoegd.” Verweerder is ook opgetreden voor de vennootschap (holding) van klager en heeft facturen in zaken van klager aan die vennootschap gericht. Tot en met eind november 2019 heeft verweerder intensief aan de verschillende zaken van klager gewerkt. (Kort) daarna zijn de zaken afgesloten of overgedragen aan andere advocaten.

3.3 Met betrekking tot de door verweerder aangenomen zaken heeft verweerder klager algemeen geformuleerde opdrachtbevestigingen gestuurd, alsmede (voorschot)facturen en urenspecificaties. Deze stukken zijn overgelegd als bijlagen 2 tot en met 12 bij de klacht. Bij brief van 27 januari 2020 (bijlage 1 bij de klacht) heeft verweerder klager een overzicht verstrekt van de facturen met de vermelding of deze betaald of verrekend zijn of nog openstaan.

3.4 In de door verweerder verzonden opdrachtbevestigingen (bijlagen 3, 6 en 9 bij de klacht) is over de (on)mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp het volgende opgenomen:

 

“(…) Wij wijzen u hierbij nog op de eventuele mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp (…) Voor de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp verwijzen wij graag naar de Raad voor Rechtsbijstand (http://www.rvr.org). (…) Wij adviseren u expliciet om de hiervoor genoemde mogelijkheden te onderzoeken. (…) Ik heb u aangegeven deze zaak alleen tegen mijn uurtarief aan te nemen, voor gefinancierde rechtshulp kunt u desgewenst een andere advocaat raadplegen. (…)”

 

​​​​​​​3.5 Verweerder heeft klager op 18 oktober 2019 een voorschotfactuur gestuurd inzake klager/B (bijlage 2 bij de klacht). Ook heeft verweerder klager op 27 januari 2020 een urenspecificatie gestuurd met daarop zijn werkzaamheden inzake klager/B.

​​​​​​​3.6 Op 11 november 2019 heeft verweerder klager een e-mailbericht gestuurd (bijlage 5 bij de klacht) met onder meer de volgende inhoud:

 

“(…) Bijgaand treft u factuur 100585 met betrekking tot de verrichte werkzaamheden aan. Het reeds betaalde voorschot is er door mij vanaf getrokken. Ook ontvangt u nog een creditnota van het griffierecht nu besloten is om het hoger beroep in de pensioenzaak niet door te zetten. U kunt het bedrag van deze creditnota in mindering brengen op deze nota. Mocht u vragen hebben dan hoor ik dat van u. (…)”

 

​​​​​​​3.7 Bij e-mail van 5 mei 2020 (bijlage 16 bij de klacht) heeft de gemachtigde van klager verweerder meegedeeld dat klager zich tot hem heeft gewend, omdat klager er tevergeefs van uitging dat verweerder een deel van de door klager aan verweerder gedane betalingen zou restitueren. In datzelfde e-mailbericht heeft de gemachtigde van klager verweerder verzocht om hem informatie te verschaffen over de door verweerder voor klager behandelde zaken. In een e-mailbericht van 13 mei 2020 (bijlage 18 bij de klacht) antwoordde verweerder daarop dat hij gehouden is aan zijn geheimhoudingsplicht, temeer nu de gemachtigde van klager geen geheimhouder is.

 

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1 ALGEMEEN

verweerder, nadat hem om restitutie van betaalde voorschotten was gevraagd, met zijn brief van 27 januari 2020 en het daarbij behorende overzicht in meerdere opzichten opzettelijk een vals beeld van de tussen partijen geldende financiële stand van zaken heeft gegeven; verweerder geen, laat staan naar behoren, inhoudelijk antwoord heeft gegeven op de gemachtigde van klagers bij brief/e-mail d.d. 5 mei 2020 gevraagde inlichtingen. Dit ondanks dat deze gemachtigde een machtiging van klagers had overgelegd; verweerder, in zijn bericht van 13 mei 2020, ten onrechte een beroep heeft gedaan op zijn geheimhoudingsplicht; verweerder niet voldaan heeft aan zijn plicht om periodiek en deugdelijk gespecificeerd – onder opgave van tarief en tijdsbesteding – te declareren; (…);

 

II. DOSSIER klager/B

 

verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 13 lid 1. Een fors deel van zijn gedeclareerde werkzaamheden is door zijn secretaresse verricht; verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 16 door niet te voldoen aan zijn informatieplicht jegens klager; verweerder geen toevoeging heeft aangevraagd terwijl klager daarvoor wel in aanmerking kwam; verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 17 door geen redelijk salaris in rekening te brengen; verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 17 lid 1 door het in rekening gebrachte voorschot niet te verrekenen met een tussentijdse- of einddeclaratie; verweerder de opdracht niet heeft uitgevoerd; verweerder op zijn urenstaat werkzaamheden heeft vermeld die onbegrijpelijk, niet relevant en niet terecht zijn;

 

III. DOSSIER klager/OM

 

verweerder geen toevoeging heeft aangevraagd terwijl klager daarvoor wel in aanmerking kwam; verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 16 door niet te voldoen aan zijn informatieplicht jegens klager; verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 17 door geen redelijk salaris in rekening te brengen; verweerder specificaties heeft overgelegd die niet deugen; verweerder declaraties heeft gezonden aan de besloten vennootschap in zaken waarbij de vennootschap geen partij was;

 

IV. DOSSIER klager c.s./PENSIOENFONDS

 

(…); verweerder geen toevoeging heeft aangevraagd terwijl klager daarvoor wel in aanmerking kwam; verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 17 door geen redelijk salaris in rekening te brengen; verweerder, zonder overleg met betrokken partijen, besloten heeft om met de dossierbehandeling te stoppen;

 

V. DOSSIER klager/EIGEN FAILLISSEMENT

 

verweerder ten onrechte geadviseerd heeft om aangifte van eigen faillissement te doen; (…); verweerder vragen met betrekking tot de gang van zaken, gesteld in de e-mail van 5 mei 2020, rond het faillissement niet heeft beantwoord;

 

VI. DOSSIER klager/W

 

verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 13 lid 2 door zijn secretaresse – onbeperkt en zonder afbakening en zonder dat voldaan is aan het deskundigheidsvereiste – dossierwerkzaamheden te laten verrichten. verweerder gehandeld heeft in strijd met Gedragsregel 16 door niet te voldoen aan zijn informatieplicht jegens klager.

 

5 BEOORDELING

 

Omvang hoger beroep

 

​​​​​​​5.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de klachtonderdelen waarin de raad zich onbevoegd heeft verklaard, alsmede tegen de klachtonderdelen waarin klager niet-ontvankelijk is verklaard en tegen de klachtonderdelen die ongegrond zijn verklaard. Het beroep van klager is niet gericht tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel 5).Verweerder heeft geen beroep ingesteld.

​​​​​​​5.2 Gelet op het voorgaande vormen klachtonderdeel 5) en de door de raad gegrond verklaarde klachtonderdelen 24) en 29) geen onderdeel van de behandeling in hoger beroep.

 

Overwegingen raad

​​​​​​​5.3 De raad heeft na uiteenzetting van de toegepaste uitgangspunten – kort samengevat – het volgende overwogen over de afzonderlijke klachtonderdelen.

 

I. Algemeen

​​​​​​​5.4 De raad verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van klachtonderdeel 1) nu het een klacht betreft over de declaraties van verweerder. Voor zover sprake zou zijn van excessief declareren komt dit aan de orde bij klachtonderdeel 22. Ten aanzien van klachtonderdelen 2) en 3) overweegt de raad dat verweerder in zijn e-mail van 13 mei 2020 terecht een beroep doet op zijn geheimhoudingsplicht en daarmee de e-mail van klager van 5 mei 2020 naar behoren heeft beantwoord. Weliswaar biedt lid 3 van Gedragsregel 3 een advocaat de gelegenheid onder bepaalde voorwaarden vertrouwelijk verkregen kennis naar buiten toe te gebruiken, maar dat is voldaan aan die voorwaarden is door klager niet aannemelijk gemaakt. Deze bepaling geeft verder een mogelijkheid en geen verplichting voor een advocaat vertrouwelijk verkregen kennis openbaar te maken. De raad verklaart klachtonderdelen 2) en 3) daarom ongegrond.​​​​​​​

5.5 Bij klachtonderdeel 4) wijst de raad op de door verweerder verzonden declaraties en urenspecificaties. Deze geven inzicht in de soort handeling, de datum en de bestede tijd. Verweerder heeft daarmee voldaan aan de verplichting voldoende inzichtelijk te declareren. De raad verklaart klachtonderdeel 4) daarom ongegrond.

 

II. DOSSIER klager/B

​​​​​​​5.6 De raad wijst bij klachtonderdelen 6) tot en met 12) erop dat verweerder gemotiveerd betwist dat hij een opdracht heeft gekregen om namens klager een vordering als benadeelde partij in te dienen in de strafzaak tegen B. Volgens verweerder heeft hij met betrekking tot B alleen de opdracht aanvaard om klager bij te staan in de strafzaak waarin klager is gedagvaard voor mishandeling van B. De raad verklaart klachtonderdelen 6) tot en met 12) ongegrond, omdat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tussen klager en verweerder een overeenkomst van opdracht bestond om namens klager een vordering benadeelde partij in te dienen.

 

III. DOSSIER klager/OM

​​​​​​​5.7 Over klachtonderdeel 13) overweegt de raad dat in de opdrachtbevestiging een passage is gewijd aan gefinancierde rechtshulp. Klager wordt gewezen op de mogelijkheid daarvan en klager wordt geïnformeerd dat verweerder alleen bereid is de zaak te (blijven) behandelen tegen zijn uurtarief en dat klager voor gefinancierde rechtshulp desgewenst een andere advocaat kan raadplegen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder klager hiermee voldoende geïnformeerd. De raad wijst daarbij aanvullend op relevante omstandigheden, namelijk dat klager in een penitentiaire inrichting verbleef, dat er tijdsdruk op de zaak zat vanwege de naderende inhoudelijke behandeling en dat klager al cliënt was bij een advocaat op betalende basis en hij van daaruit is overgestapt naar verweerder. De raad verklaart daarom klachtonderdeel 13) ongegrond.

 

5.8 Over klachtonderdeel 14) overweegt de raad dat voor zover dit klachtonderdeel erop ziet dat klager het strafdossier niet heeft ontvangen, verweerder deze klacht weerspreekt. Volgens verweerder heeft klager een volledig afschrift van het strafdossier van verweerder ontvangen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van verweerder heeft klager dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Voor zover de klacht erop ziet dat de strategiebespreking niet schriftelijk is vastgelegd, overweegt de raad dat een advocaat dergelijke belangrijke zaken in beginsel dient vast te leggen. Echter, gelet op de omstandigheden – een strafzaak met veel tijdsdruk, waarbij klager in voorlopige hechtenis zat en waarin veel werk verricht moest worden – oordeelt de raad dat verweerder kon volstaan met een mondelinge bespreking van de strategie. De raad verklaart daarom klachtonderdeel 14) ongegrond.

5.9 Over klachtonderdeel 15) overweegt de raad, onder verwijzing naar de declaraties en specificaties, dat de facturen niet zonder meer duiden op excessief declareren en dat klager dit, mede in het licht van de betwisting door verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. De raad verklaart klachtonderdeel 15) daarom ongegrond.

​​​​​​​5.10 Bij klachtonderdeel 16) wijst de raad op de motivering bij klachtonderdeel 1). De raad verklaart klachtonderdeel 16) daarom ongegrond.

​​​​​​​5.11 Over klachtonderdeel 17) overweegt de raad dat klager niet als belanghebbende bij dit klachtonderdeel kan worden beschouwd. De raad verklaart klager daarom niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 17).

 

III. DOSSIER klager c.s./Pensioenfonds

 

​​​​​​​5.12 Bij klachtonderdeel 25) verwijst de raad naar de motivering ten aanzien van klachtonderdeel 13). De raad verklaart klachtonderdeel 25) daarom ongegrond.

​​​​​​​5.13 Over klachtonderdeel 26) overweegt de raad, onder verwijzing naar de declaraties en specificaties, dat de facturen niet zonder meer duiden op excessief declareren en dat klager dit, mede in het licht van de betwisting door verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. De raad verklaart klachtonderdeel 26) daarom ongegrond.

​​​​​​​5.14 Over klachtonderdeel 27) overweegt de raad dat de stelling van klager, dat verweerder zonder overleg heeft besloten om op 15 oktober 2019 met de behandeling van dit dossier te stoppen, door verweerder gemotiveerd is weersproken. Verweerder heeft daarbij gewezen op een gesprek op 5 november 2019, waarbij ook mr. V aanwezig was, waarin dit is besproken. Deze stelling van verweerder is bevestigd door mr. V. Daarom heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder, zonder overleg met de betrokken partijen, heeft besloten met de behandeling van dit dossier te stoppen. De raad verklaart daarom klachtonderdeel 27) ongegrond.

 

V. DOSSIER klager/EIGEN FAILLISSEMENT

​​​​​​​5.15 Over klachtonderdeel 28) overweegt de raad dat verweerder terecht erop heeft gewezen dat een WSNP-traject en een buitengerechtelijk akkoord niet tot de mogelijkheden behoorden. De reden daarvan is dat de schulden van klager zijn ontstaan door verwijtbare gedragingen. De raad oordeelt dat verweerder met dit advies de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad verklaart klachtonderdeel 28) daarom ongegrond.

 

​​​​​​​5.16 Bij klachtonderdeel 30) verwijst de raad naar de motivering ten aanzien van klachtonderdeel 2). De raad verklaart klachtonderdeel 30) daarom ongegrond.

 

VI. DOSSIER klager/W

​​​​​​​5.17 Over klachtonderdelen 31) en 32) overweegt de raad dat klager stelt dat hij verweerder opdracht heeft gegeven om strafrechtelijke aangifte te doen tegen W. Verweerder betwist gemotiveerd dat hij een dergelijke opdracht van klager heeft gekregen (en heeft aanvaard). De raad verklaart klachtonderdelen 31) en 32) ongegrond, omdat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tussen klager en verweerder een overeenkomst van opdracht heeft bestaan met betrekking tot een strafrechtelijke aangifte tegen W.

 

Beroepsgronden

 

​​​​​​​5.18 De beroepsgronden van klager kunnen als volgt worden samengevat.

​​​​​​​5.19 Over klachtonderdeel 1) voert klager aan dat de raad dit klachtonderdeel ten onrechte heeft afgedaan als zou dit betrekking hebben op de hoogte van de declaraties. Klager voert aan dat dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op een declaratiegeschil. Volgens klager draait dit klachtonderdeel erom dat verweerder met zijn brief van 27 januari 2020 opzettelijk een vals beeld geeft van de financiële afspraken tussen partijen.

​​​​​​​5.20 Over klachtonderdelen 2) en 3) voert klager aan dat verweerder ten onrechte een beroep heeft gedaan op zijn geheimhoudingsplicht om daarmee klager en zijn gemachtigde op het verkeerde been te zetten. Volgens klager geldt de geheimhoudingsplicht niet jegens hem als de eigen (gewezen) cliënt van verweerder.

​​​​​​​5.21 Over klachtonderdeel 4) voert klager aan dat de raad is voorbijgegaan aan de inhoud van de klacht en dat verweerder ten onrechte niet heeft voldaan aan zijn plicht om periodiek en deugdelijk gespecificeerd onder opgave van tarief en tijdsbesteding te declareren.

 

​​​​​​​5.22 Over klachtonderdelen 6) tot en met 12) voert klager aan dat verweerder de opdracht heeft aanvaard om zich namens klager als civiele partij in de strafzaak tegen B te voegen en daarbij een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Klager stelt dat verweerder praktisch niets aan deze zaak heeft gedaan en dat de werkzaamheden van de secretaresse van verweerder niet voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens klager is zwaar excessief gedeclareerd. Verweerder heeft nagelaten het complete dossier over te leggen, waardoor geen inzicht bestaat in wat in het dossier is gedaan. Verweerder heeft geen schadestaat ingediend voor klager en heeft ten onrechte de opdracht niet uitgevoerd.

 

​​​​​​​5.23 Over klachtonderdeel 13) voert klager aan dat verweerder op 4 oktober 2019 een kopie van een last tot voeging heeft ontvangen. Volgens klager blijkt uit niets dat verweerder aan de rechtbank of aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft bericht dat geen aanspraak op een toevoeging wordt gemaakt. Klager stelt dat dit er waarschijnlijk toe heeft geleid dat door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging is afgegeven en dat hij nooit afstand heeft gedaan van de mogelijk afgegeven ambtshalve toevoeging. Met klager is voorafgaand aan de aanvaarding van de opdracht geen overleg geweest over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Volgens klager heeft verweerder in strijd gehandeld met Gedragsregel 18.

 

​​​​​​​5.24 Over klachtonderdeel 14) voert klager aan dat de opdrachtbevestiging van 4 oktober 2019 in meerdere opzichten tekort schiet. De opdrachtbevestiging is niet aan klager gestuurd, maar aan de vader van klager. Ook de declaraties en een kopie van het strafdossier zijn niet aan klager gestuurd. Ondanks herhaalde verzoeken zijn concepten van spreekaantekeningen en uitgaande correspondentie niet vooraf aan klager gezonden en met hem besproken. Volgens klager dient verweerder dit verzuim te herstellen door te melden dat hij tekort is geschoten.

​​​​​​​5.25 Over klachtonderdelen 15) en 16) voert klager aan dat excessief is gedeclareerd. Volgens klager vinden de declaraties geen basis in de verrichte werkzaamheden. Klager stelt dat werkzaamheden die betrekking hebben op meerdere dossiers evenredig over al de betrokken dossiers hadden moeten worden verdeeld. Verder stelt klager dat werkzaamheden zijn opgevoerd die niet kunnen kloppen en dat verweerder en zijn secretaresse hebben gerekend met vaste tijdseenheden. Dit is volgens klager onredelijk.

​​​​​​​5.26 Over klachtonderdeel 17) voert klager aan dat ten onrechte is gedeclareerd aan de vennootschap. Klager kwalificeert dit als een kennelijke poging van de advocaat om de regels omtrent toevoegingen te ontduiken en om aan te zetten tot belastingfraude. Dat klager hierbij niet als belanghebbende zou kunnen worden aangemeld is volgens klager onbegrijpelijk aangezien hij de opdrachtgever is.

​​​​​​​5.27 Over klachtonderdeel 25) voert klager aan dat de zaak ten onrechte niet is behandeld op basis van een toevoeging, terwijl hij daarvoor wel in aanmerking zou zijn gekomen. Als het waar zou zijn dat eerder in de zaak een andere advocaat op betalende basis is opgetreden, mag dat geen reden zijn voor verweerder om de regels omtrent toevoegingen niet in acht te nemen.

​​​​​​​5.28 Over klachtonderdeel 26) voert klager aan dat excessief is gedeclareerd. Klager wijst in dit verband op verschillende omstandigheden. Volgens klager is een algemeen voorschot van € 6.050,00 nooit in een einddeclaratie verrekend en kloppen de door verweerder geschreven uren niet en is onduidelijk op welke werkzaamheden de declaraties zien. Verder heeft verweerder volgens klager zonder enig overleg besloten om met de dossierbehandeling te stoppen. Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel voert klager aan dat verweerder en zijn secretaresse hebben gerekend met vaste tijdseenheden. Dit is volgens klager onredelijk.

​​​​​​​5.29 Over klachtonderdeel 27) voert klager aan dat verweerder zonder enig overleg met hem heeft besloten om op 15 oktober 2019 met de dossierbehandeling te stoppen. Volgens klager is het onjuist dat de te volgen strategie in dit dossier op 5 november 2019 met hem is besproken. Van de beëindiging van de bijstand is volgens klager niets vastgelegd, terwijl dat wel had gemoeten.

​​​​​​​5.30 Over klachtonderdeel 28) voert klager aan dat verweerder hem ten onrechte heeft geadviseerd aangifte te doen van zijn eigen faillissement, de mogelijkheid van een beroep op de WSNP is hem niet voorgehouden. Volgens klager waren er buiten zijn faillissement diverse mogelijkheden om op een veel minder drastische wijze de problemen uit de wereld te helpen.

​​​​​​​5.31 Over klachtonderdeel 30) wijst klager erop dat verweerder de vragen met betrekking tot de gang van zaken rond het faillissement niet heeft beantwoord. Volgens klager had verweerder ervoor kunnen kiezen de gevraagde inlichtingen rechtstreeks aan klager toe te sturen.

​​​​​​​5.32 Over klachtonderdeel 31) voert klager aan dat verweerder zijn secretaresse onbeperkt, zonder afbakening en zonder dat is voldaan aan het deskundigheidsvereiste, alle dossierwerkzaamheden heeft laten verrichten. Volgens klager beschikt de secretaresse niet over een strafrechtelijke juridische opleiding en beschikt zij niet over strafrechtelijke kennis. Dit is volgens klager in strijd met Gedragsregel 13.

​​​​​​​5.33 Over klachtonderdeel 32) voert klager aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 16. Volgens klager is er geen opdrachtbevestiging en is er niets door verweerder vastgelegd, ook niet over de kosten van de uitvoering van de opdracht. Verder zijn door verweerder geen kosten in rekening gebracht. Kennelijk is de opdracht volgens klager door verweerder niet uitgevoerd om redenen van desinteresse en laksheid. Alleen de secretaresse van verweerder heeft werkzaamheden verricht en dat heeft tot niets geleid.

​​​​​​​5.34 Volgens klager dient aan verweerder een passende maatregel te worden opgelegd.

 

Verweer in beroep

 

​​​​​​​5.35 Verweerder stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat de beroepsgronden van klager verworpen dienen te worden en dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

Overwegingen hof

 

​​​​​​​5.36 Het hof ziet op basis van de beroepsgronden, die een herhaling van de eerder door klager ingenomen standpunten inhouden, en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt het hoger beroep van klager en zal de beslissing van de raad, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

​​​​​​​5.37 Omdat de door de raad gegrond verklaarde klachtonderdelen geen onderdeel vormen van de behandeling in hoger beroep en door het hof geen andere klachtonderdelen gegrond worden verklaard, komt het hof niet toe aan de beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding van klager.

 

Proceskosten

 

​​​​​​​5.38 Omdat uitsluitend klager in hoger beroep is gekomen en het hof geen maatregel oplegt voor de onderdelen die in beroep aan de orde zijn, bestaat geen aanleiding voor het opleggen van een proceskostenveroordeling aan verweerder.

 

6 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

​​​​​​​6.1 bekrachtigt de beslissing 8 augustus 2022 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 21-970/DB/ZWB, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. T.H. Tanja-van den Broek, Chr. H. van Dijk, J.M. Louwrier en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.

 

                                                                                                                  ​​​​​​​

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 26 januari 2024 .