Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-01-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:13

Zaaknummer

23-801/DB/OB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Omdat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden verklaart de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 23 januari 2024

in de zaak 23-801/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerster

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 17 november 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken), door de raad ontvangen op 17 november 2023 met kenmerk 48|22|128K en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Verweerster is tot 1 mei 2021 als jurist werkzaam geweest bij X Advocaten. Verweerster is op 1 mei 2021 in dienst getreden bij Y Advocaten.  Verweerster was van 28 mei 2021 tot 14 juni 2022 als advocaat ingeschreven op het tableau.

1.2       Tussen klager en zijn buurman is sprake (geweest) van een geschil. Klagers buurman heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot DAS Rechtsbijstand, die voor de behandeling van de zaak een externe jurist, zijnde verweerster, heeft ingeschakeld.

1.3       Op 4 mei 2020 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan klager, waarbij zij onder meer aan klager heeft medegedeeld:

            “(…) Tenslotte wil ik u erop wijzen dat ik uw bejegening als zeer ongepast en grensoverschrijdend ervaar en derhalve heb ik hier een melding van gemaakt. Bij deze wil ik u dan nogmaals dringend verzoeken om mij niet meer te mailen. Mocht u geen gehoor geven aan mijn verzoek, dan ben ik genoodzaakt om verdere stappen te ondernemen.”

1.4       De buurman heeft klager in rechte betrokken. Bij vonnis van 21 april 2021 heeft de kantonrechter de vorderingen van de buurman afgewezen. De kantonrechter heeft de buurman veroordeeld in de proceskosten, bij de vaststelling waarvan op grond van het procesgedrag van verweerster is afgeweken van het gebruikelijke liquidatietarief en het aantal liquidatiepunten is verdubbeld.

1.5       Klager heeft zich bij X Advocaten beklaagd over het optreden van verweerster.

1.6       Klager heeft op 24 mei 2021 bij DAS Rechtsbijstand beklaagd over het optreden van verweerster.

1.7       Op 10 augustus 2021 heeft klager naar aanleiding van het optreden van verweerster een klacht tegen DAS Rechtsbijstand ingediend bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening. DAS Rechtsbijstand heeft daarop aan Y Advocaten vragen gesteld. Namens Y Advocaten heeft mr. H bij brief van 3 september 2021 onder meer aan DAS Rechtsbijstand medegedeeld:

            “U wilt weten wat de achtergrond is van de e-mail die [verweerster] op 4 mei 2020 aan de wederpartij heeft gestuurd.

            Deze e-mail komt voort uit de zeer negatieve, aanvallende en provocerende houding, die de wederpartij meerdere malen jegens [verweerster] en het secretariaat aannam. Hij heeft zich in meerdere telefoongesprekken beledigend, badinerend en zelfs discriminerend jegens hen uitgelaten. De wederpartij is hier diverse malen telefonisch op aangesproken. Omdat dit geen oplossing bood, is uiteindelijk deze mail gestuurd.

            (…)

            Een voorbeeld van een opmerking tegen [verweerster]:

                          “Ik weet niet hoe ze dit in jouw land regelen, maar hier in Nederland….”

1.8       De klachtenfunctionaris van X Advocaten heeft bij brief van 10 september 2021 op de klacht van klager gereageerd en de klachten als ongegrond afgewezen.

1.9       Bij e-mail van 21 oktober 2021 heeft verweerster desgevraagd aan haar toenmalige kantoorgenoot mr. H bevestigd dat hetgeen in het onder 1.7 weergegeven citaat is vermeld, juist is. In deze e-mail heeft verweerster verder onder meer aan mr. H medegedeeld:

            “(…) Hij heeft tijdens een telefoongesprek ook aangegeven dat hij het kantoor van [X Advocaten] wel wist te vinden, waardoor ik mij bedreigd voelde. (…)”

1.10     DAS Rechtsbijstand heeft in de procedure bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening verweer gevoerd, in welk verband correspondentie met onder meer verweerster en haar (voormalige) kantoor is overgelegd, waaronder het onder 1.9 genoemde e-mailbericht. Klager heeft in de procedure bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening betwist dat hij zich onbehoorlijk heeft uitgelaten. De Tuchtraad Financiële Dienstverlening heeft klagers klacht bij beslissing van 30 maart 2022 ongegrond verklaard.

1.11     Op 6 juli 2022 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft in september/oktober 2021 in strijd met de waarheid verklaard dat klager haar heeft bedreigd en discriminerende uitlatingen heeft gedaan, waarmee klager ten onrechte in een kwaad daglicht is gesteld.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1       Klager verwijt verweerster dat zij in september/oktober 2021 in strijd met de waarheid heeft verklaard dat klager haar heeft bedreigd en discriminerende uitlatingen heeft gedaan, waarmee klager ten onrechte in een kwaad daglicht is gesteld. De voorzitter begrijpt de klacht zo, dat deze betrekking heeft op de e-mail van klaagster van 21 oktober 2021 aan mr. H,  welke e-mail door DAS Rechtsbijstand bij dupliek in de procedure bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening in het geding is gebracht.

4.2       De voorzitter is van oordeel dat verweerster van de inhoud van haar e-mail van 21 oktober 2021 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft in die e-mail desgevraagd een weergave gegeven van de feiten zoals die zich volgens haar hadden voorgedaan en dit stond haar vrij. Dat de door verweerster gegeven weergave van de feiten volgens klager onjuist is, betekent niet automatisch dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter kan niet vaststellen dat de door verweerster gegeven weergave van de feiten in strijd met de waarheid is. De standpunten van klager en verweerster over hoe de communicatie tussen hen is verlopen staan namelijk lijnrecht tegenover elkaar en de overgelegde stukken bieden hierover geen uitsluitsel. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.H. Baggel, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2024.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 23 januari 2024