Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:21

Zaaknummer

220309

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft het hoger beroep ingetrokken, na de zitting en (kort) voor de uitspraak. Naar het oordeel van het hof is er geen zwaarwegend belang dat voortzetting van het hoger beroep vergt. De intrekking van het beroep wordt gehonoreerd en het hof bekrachtigt de beslissing van de raad. Het hof veroordeelt verweerster wel in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Beslissing van 19 januari 2024

in de zaak 220309

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

                                     

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerster

 

                                              

1  DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 24 oktober 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-449/A/A). In deze beslissing is de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond verklaard, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk. Aan verweerster is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI-nummer ECLI:NL:TADRAMS:2022:211 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van verweerster tegen de beslissing is op 23 november 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de stukken van de raad; het verweerschrift van klaagster van 9 januari 2023.

  ​​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 25 september 2023. Daar zijn klaagster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en verweerster en haar gemachtigde verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

​​​​​​​2.4 Het hof heeft op de zitting 20 november 2023 meegedeeld als uitspraakdatum. Op 15 november 2023 heeft het hof partijen laten weten dat de uitspraak zou worden aangehouden tot 22 december 2023. Op 21 december 2023 om 20.45 uur heeft verweerster laten weten dat zij haar hoger beroep intrekt. Op 22 december 2023 heeft het hof partijen laten weten dat zij zich uiterlijk op 19 januari 2024 zal uitlaten over de vraag of de intrekking van het beroep zal worden toegestaan of dat het beroep ambtshalve zal worden voortgezet.

 

3 BEOORDELING INTREKKING BEROEP

 

Intrekking beroep

​​​​​​​3.1 Verweerster heeft haar hoger beroep na de mondelinge behandeling bij het hof ingetrokken. Het hof dient daarom te beoordelen of de intrekking zal worden gehonoreerd of dat een ander, zwaarwegender belang voortzetting van de zaak vergt (zie HvD 23 augustus 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:153).

3.2 Naar het oordeel van het hof is er in dit geval geen sprake van een belang dat zwaarder weegt dan het belang van verweerster bij staking van de behandeling van het beroep.

  ​​​​​​​3.2 De intrekking zal aldus worden gehonoreerd en het beroep van verweerster zal niet meer worden onderzocht. Daarmee staat vast dat de beslissing van de raad 24 oktober 2022 onherroepelijk is geworden.

 

Proceskosten

​​​​​​​3.3 In de uitkomst van de klachtzaak en de omstandigheid dat verweerster haar beroep de avond voor de uitspraakdatum heeft ingetrokken ziet het hof grond om verweerster te veroordelen in de als gevolg van de intrekking nodeloos gemaakte kosten in hoger beroep.

 

​​​​​​​3.4 Het hof zal verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:   

                                                                                                                             

a) € 50,- kosten van klaagster (forfaitair);

b) € 525,- kosten voor rechtsbijstand van klaagster;

c) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;

d) € 1.000,- kosten van de Staat.

 

​​​​​​​3.5 Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 575,- aan kosten van klaagster binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

​​​​​​​3.6 Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.

 

4 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

​​​​​​​4.1 bekrachtigt de beslissing van de raad;

4.2 veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 575,-  aan klaagster, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

4.3 veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T Frima, voorzitter, mrs. K. Teuben en J.E. Soeharno, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.

 

 

 

griffier                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 19 januari 2024 .