Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:4
Zaaknummer
23-627/AL/NN
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij namens hem een kansloos hoger beroep heeft gevoerd. Klager heeft dit verwijt niet toegelicht. Wel heeft hij, kennelijk ter onderbouwing van zijn klacht, een aantal stukken - waaronder de beide memories in appel en correspondentie tussen klager en verweerder - overgelegd. De raad is van oordeel dat op grond van deze door klager overgelegde stukken niet vast is komen te staan dat verweerder namens klager een bij voorbaat kansloze appelprocedure heeft gevoerd. Ook uit de inhoud van het arrest van het hof valt dit niet af te leiden. Dat betekent dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder niet is gebleken. Deze klacht wordt daarom ongegrond verklaard.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 januari 2024 in de zaak 23-627/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 22 juni 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 14 september 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2023 KNN070/ 2245627 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 oktober 2023. Daarbij waren klager en verweerder niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 2.1 Klager is van een MBO-opleiding verwijderd vanwege het bedreigen van een docent. Klager is van mening dat de school hem zonder voorafgaande waarschuwing heeft verwijderd en daarom jegens hem tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht dan wel onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. 2.2 Klager heeft daarom een vordering tot schadevergoeding tegen de school ingesteld. In de procedure bij de rechtbank is klager niet bijgestaan door verweerder. De vordering is bij vonnis van 4 september 2018 afgewezen. 2.3 Klager is tegen dat vonnis in hoger beroep gekomen. In hoger beroep heeft verweerder klager bijgestaan. Het hof heeft in een arrest van 18 mei 2021 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en klager veroordeeld in de proceskosten.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat hij namens klager een kansloos hoger beroep heeft gevoerd.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht geen verweer gevoerd.
5 BEOORDELING 5.1 De klacht gaat over de eigen advocaat. Bij de beantwoording van de vraag of verweerder, als advocaat, zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad toetst of de beklaagde advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. 5.2 Klager verwijt verweerder dat hij namens hem een kansloos hoger beroep heeft gevoerd. Klager heeft dit verwijt niet toegelicht. Wel heeft hij, kennelijk ter onderbouwing van zijn klacht, een aantal stukken - waaronder de beide memories in appel en correspondentie tussen klager en verweerder - overgelegd. De raad is van oordeel dat op grond van deze door klager overgelegde stukken niet vast is komen te staan dat verweerder namens klager een bij voorbaat kansloze appelprocedure heeft gevoerd. Ook uit de inhoud van het arrest van het hof van 18 mei 2021 valt dit niet af te leiden. Dat betekent dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder niet is gebleken. Deze klacht wordt daarom ongegrond verklaard.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, W.W. Korteweg, N.C. Milani en M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 22 januari 2024