Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:11
Zaaknummer
220329
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Wederzijds hoger beroep. Het verwijt van klager dat verweerder zonder zijn instemming een medische rapportage heeft vrijgegeven aan de verzekeraar is ongegrond. Aan verweerder wordt wel het tuchtrechtelijk verwijt gemaakt dat hij niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd dat het rapport aan de verzekeraar was vrijgegeven en dat hij niet uiteen heeft gezet wat het gevolg zou (kunnen) zijn. Bekrachtiging beslissing raad ook tav opgelegde waarschuwing. Proceskostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van 12 januari 2024 (bij vervroeging)
in de zaak 220329
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 15 juni 2022 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-264/DH/DH). In deze beslissing is de klacht van klager gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2022:90 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in de beslissing van 21 november 2022 het verzet van klager gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). Na herbeoordeling van de klacht heeft de raad de klacht van klager gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
1.3 De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2022:204 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Zowel klager als verweerder zijn in beroep gekomen van de beslissing op verzet van 21 november 2022.
2.2 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 25 november 2022 ontvangen door de griffie van het hof. Het hoger beroepschrift van verweerder tegen de beslissing op verzet is op 19 december 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.3 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; het verweerschrift van klager; het verweerschrift van verweerder; de aanvulling op het hoger beroepschrift van klager van 19 december 2022; de aanvullende stukken van klager van 9 februari 2023.2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 15 december 2023. Daar zijn klager, vergezeld door zijn zus, en verweerder verschenen.
3 FEITEN
3.1 Voor zover in hoger beroep nog van belang, gaat het hof uit van de volgende feiten.
3,2 Klager heeft op 18 november 2014 een scooterongeval gehad.
3.3 Eind 2016 heeft klager (het kantoor van) verweerder gevraagd om bijstand in verband met een geschil met verzekeraar A. over de gevolgen van het ongeval. Klager stelt zich in het geschil op het standpunt dat hij veel klachten en beperkingen heeft overgehouden aan het ongeval, terwijl dat door verzekeraar A. wordt betwist. Bij brief van 25 november 2016 heeft verweerder de opdracht in de letselschadezaak aan klager bevestigd.
3.4 In overleg tussen de betrokkenen bij de hiervoor bedoelde zaak is een onafhankelijke medische expertise geëntameerd. Het expertise-onderzoek heeft geleid tot een conceptrapport van 17 juni 2019.
3.5 Op 21 juni 2019 heeft verweerder het volgende geschreven aan klager naar aanleiding van het rapport:
“Dank voor toezending van de concept rapportage van mevrouw G(…). Hetgeen zij heeft opgeschreven onder de kopjes ongevalsanamnese tot en met sport mag u op eventuele feitelijke onjuistheden corrigeren.
Overigens stemt de inhoud van het rapport niet tot vrolijkheid. Desondanks raad ik u zeker niet aan om gebruik te maken van uw blokkeringsrecht. Als u dat wel zou doen, kan ik sowieso niets meer voor u betekenen, terwijl u dan het risico loopt, dat de kosten, verbonden aan de expertise, op u worden verhaald (zie Hof Arnhem-Leeuwarden 24 april 2018, ECLl:NL:GHARL:2018:3867).
Neemt u hieromtrent s.v.p. telefonisch contact met mij op? Mede ter beperking van de in deze zaak toch al enorm uitgelopen werkzaamheden, bespreek ik een en ander liever telefonisch dan dat ik weer een afspraak met u maak.”
3.6 Klager heeft op 21 juni 2019 gereageerd. Uit het bericht blijkt het ongenoegen van klager over de inhoud van het rapport.
3.7 Verweerder heeft op 27 juni 2019 als volgt gereageerd:
“(...) U gelieve het rapport thans vrij te geven, zodat op basis daarvan tot afwikkeling van uw zaak kan worden overgegaan (en ik misschien ook nog enige vergoeding voor mijn werkzaamheden tegemoet kan zien). Uw berichten dienaangaande zie ik graag zo mogelijk per omgaande tegemoet.”
3.8 In het dossier bevinden zich twee telefoonnotities van verweerder. Op de ene notitie staat geschreven dat het gaat om een inkomend gesprek tussen klager en verweerder op 14 augustus 2019. Op de notitie staat geschreven:
“geef rapp. vrij.
s.v.p. naar pij + M.A.”
3.9 Op de andere notitie staat geschreven dat het gaat om een inkomend gesprek tussen klager en de zus van verweerder op 14 augustus 2019. Deze notitie luidt:
“niet blokkeren.
s.v.p. naar MA
(+ naar pij!)”
3.10 Op 14 augustus 2019 heeft verweerder het rapport naar verzekeraar A. gestuurd.
3.11 Verweerder heeft het doorzenden van het rapport aan de verzekeraar niet schriftelijk aan klager bevestigd.
4 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij drie zaken van klager moedwillig heeft gesaboteerd en daardoor schade aan klager heeft toegebracht.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid klager
5.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet. Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof, doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van gronden die doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen.
5.2 Het beroep van klager dat is gericht tegen de beslissing van de raad waarbij het verzet van klager ongegrond is verklaard, is daarom niet-ontvankelijk.
Overwegingen raad
5.3 De raad heeft, voor zover nog relevant, het volgende overwogen:
“4.5 Klager verwijt verweerder dat hij het rapport van dokter G van 17 juni 2021 zonder klagers toestemming heeft vrijgegeven aan verzekeraar A op 14 augustus 2021. Klager was op dat moment nog relevante informatie aan het verzamelen, waarmee hij beoogde zijn opmerkingen bij het rapport te onderbouwen. Pas toen klager van de verzekeraar vernam dat zijn vordering was afgewezen bleek hem dat het rapport al was vrijgegeven en dat zijn inspanningen om aanvullende informatie te vergaren tevergeefs waren geweest.
4.6 Verweerder heeft aangevoerd dat klager op 14 augustus 2019 telefonisch heeft ingestemd met het verstrekken van het rapport aan verzekeraar A. De instemming van klager is diezelfde dag nog eens telefonisch bevestigd door de zus van klager. Klager heeft betwist dat hij telefonisch toestemming heeft gegeven. Deze betwisting zal door de raad echter worden gepasseerd, omdat de verklaring van verweerder steun vindt in de telefoonnotities die hiervoor (...) zijn weergegeven. Dit betekent dat moet worden vastgesteld dat verweerder het rapport niet zonder instemming van klager aan verzekeraar A heeft verstrekt. De klacht is in zoverre ongegrond.
4.7 Verweerder heeft echter verzuimd om schriftelijk aan klager te bevestigen dat hij het rapport aan verzekeraar A heeft vrijgegeven en om (nog eens) uiteen te zetten wat het gevolg zou (kunnen) zijn. Verweerder heeft aldus niet voldaan aan zijn verplichting om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie en om dit, bovendien, schriftelijk te doen ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil. Dat een misverstand over de kwestie is ontstaan blijkt uit deze klacht en, in het bijzonder, uit de onweersproken verklaring van klager dat hij zich na 14 augustus 2019 is blijven inspannen om relevante informatie te vergaren teneinde zijn correctierecht eventueel uit te oefenen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder op dit punt onzorgvuldig gehandeld en de klacht is in zoverre gegrond.
5 MAATREGEL
5.1 De raad legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op. Verweerder heeft verzuimd om voor klager belangrijke informatie over de stand van zijn zaak en over het mogelijke vervolg niet schriftelijk vast te leggen. Dit is onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar.”
Beroepsgronden (klager)
5.4 Klager voert aan dat de door verweerder met de hand geschreven telefoonnotities niet als bewijs kunnen dienen, omdat deze op ieder moment wel opgemaakt kunnen worden. Er zit geen tijd en datum aan vast. Verweerder heeft niet naar waarheid verklaart volgens klager. Klager heeft nooit toestemming gegeven om het rapport, dat nog vol fouten zat, door te sturen aan de verzekeraar en hij wijst hiertoe op een opname van een telefoongesprek tussen zijn zus en verweerder.
Beroepsgronden (verweerder)
5.5 Verweerder komt op tegen de beslissing van de raad dat hem tuchtrechtelijk te verwijten is dat hij niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd dat het rapport aan de verzekeraar was vrijgegeven en dat hij niet uiteen gezet heeft wat het gevolg zou (kunnen) zijn. Verweerder voert daartoe aan dat dit voor klager reeds volstrekt duidelijk was, gezien de vele contactmomenten met hem en zijn zus. Er is volgens verweerder geen misverstand over deze kwestie ontstaan. Er was geen relevante informatie meer beschikbaar voor klager om nog te vergaren en dit zou ook niets veranderd hebben aan de bevindingen en conclusies van de deskundige. Bovendien is de opgelegde maatregel te zwaar volgens verweerder.
Verweer in beroep (klager)
5.6 Klager benadrukt dat hij nooit toestemming heeft gegeven om het rapport vrij te geven. Hij was ook bezig met een second opinion voor zijn klachten en daarvan was verweerder op de hoogte.
Verweer in beroep (verweerder)
5.7 Het opgenomen telefoongesprek ging volgens verweerder niet over het al dan niet doorsturen van een concept-rapport aan de verzekeraar, maar over het feit dat de klager van verweerder verlangde dat verweerder de namens klager op te vragen medische informatie van zijn eigen behandelaars eerst aan klager zelf zou toesturen, voordat verweerder deze aan zijn eigen medisch adviseur zou toesturen. Verweerder heeft dat toegezegd en zich daaraan gehouden. Verweerder benadrukt dat hij de concept-rapportage aan de verzekeraar heeft verzonden nadat deze door klager was vrijgegeven.
Maatstaf
5.8 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
5.9 Het hof betrekt bij de beoordeling van het beroep evenals de raad de volgende gedragsregels. Met betrekking tot de relatie met de cliënt geldt onder meer gedragsregel 16 lid 1. Daaruit volgt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent bij de advocaat te rusten.
Overwegingen hof
5.10 Naar het oordeel van het hof zijn de telefoonnotities van verweerder, zoals hiervoor weergegeven onder 3.8 en 3.9, authentiek en kan worden uitgegaan van hetgeen daarin staat vermeld. Uit de telefoonnotities blijkt de toestemming van klager om het rapport vrij te geven. De betwisting daarvan door klager, overtuigt niet.
5.11 Het hof verwerpt daarom het beroep van klager en zal de beslissing van de raad dat verweerder het rapport niet zonder instemming van klager aan de verzekeraar heeft verstrekt bekrachtigen.
5.12 Vervolgens komt de beroepsgrond van verweerder aan de orde, die inhoudt dat de raad ten onrechte aan hem het tuchtrechtelijk verwijt maakt dat hij niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd dat het rapport aan de verzekeraar was vrijgegeven, alsmede dat hij niet uiteen heeft gezet wat het gevolg zou (kunnen) zijn. Verweerder betwist niet dat hij bedoelde schriftelijke bevestiging niet heeft gegeven. Verweerder heeft aangevoerd dat de consequenties van het vrijgeven van het rapport desondanks voor klager volstrekt duidelijk waren, gezien de vele mondelinge contactmomenten die zij met elkaar hadden. Uit de overgelegde stukken en de gang van zaken op de zitting valt echter af te leiden dat klager niet (geheel) helder op het netvlies heeft gehad wat de gevolgen waren van het vrijgeven van het rapport en welk traject daarna moest worden doorlopen. Dit had verweerder duidelijker aan klager kunnen en moeten uitleggen. Bij gebreke van een schriftelijke bevestiging kan niet worden nagegaan wat partijen precies met elkaar hebben besproken. Dat verweerder aan klager na vrijgave van het rapport de benodigde nazorg heeft geboden, door onder meer met klager af te stemmen dat het rapport een concept was naar aanleiding waarvan het nog mogelijk was opmerkingen te maken en verzoeken te doen, is daarmee eveneens onvoldoende gebleken. Verweerder stelt wel dat hij steeds mondeling met klager contact heeft gehad en een en ander aan klager heeft uitgelegd, maar desondanks zijn verschillende misverstanden tussen partijen gerezen, met name over de vraag of door of namens klager nog bij verzekeraar A. op de zaak terug gekomen kon worden. Het hof is van oordeel dat dit beter had gemoeten en dat het op de weg van verweerder had gelegen om deze zaken niet alleen mondeling, maar ook schriftelijk aan klager uiteen te zetten en te bevestigen.
5.13 Het hof verwerpt de door verweerder aangevoerde beroepsgrond en zal de beslissing van de raad ook op dit punt bekrachtigen, met verbetering van gronden.
Maatregel
5.14 Het hof zal, zoals hiervoor overwogen, de beslissing van de raad bekrachtigen. De raad heeft aan verweerder voor de gegrond verklaarde klacht de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het hof ziet in hetgeen verweerder in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanleiding de opgelegde maatregel te matigen.
Proceskosten
5.15 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:
a) € 50,- kosten van klager (forfaitair);
b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
c) € 1.000,- kosten van de Staat.
5.16 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
5.17 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing op verzet van 21 november 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-264/DH/DH;
6.2 veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;
6.3 veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.J. Verschueren, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 12 januari 2024 .