Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:9
Zaaknummer
23-646/DH/DH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerster is tekort geschoten in de behartiging van klagers belangen, doordat zij heeft nagelaten een procedure voor klager te starten. Het lag op verweersters weg om contact met klager op te nemen om duidelijkheid te krijgen. Zij heeft te weinig in het werk gesteld. Klacht gegrond. Waarschuwing. Klacht over beëindigen samenwerking ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 15 januari 2024 in de zaak 23-646/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 22 maart 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 5 september 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K063 2023 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 december 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel). 1.5 Klager heeft na de zitting ongevraagd nog een e-mail aan de raad gestuurd. Stukken kunnen niet meer na een zitting worden ingediend. Die e-mail is daarom geweigerd en niet aan het dossier toegevoegd.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 De vrouw van klager is in oktober of november 2022 met de minderjarige zoon uit de echtelijke woning vertrokken naar een plaats elders in Nederland. Klager heeft zich daarop eind november/begin december 2022 tot verweerster gewend voor bijstand bij het starten van een echtscheidingsprocedure en een kort geding over de verblijfplaats van en omgang met het minderjarige kind van klager. In december 2022 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. 2.3 Op 29 december 2022 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer geschreven: “Naar mijn mening is na ons kennismakingsgesprek weinig gebeurd (…). Daarnaast heb ik gemerkt dat de communicatie grotendeels van mij komt. (…) Graag verzoek ik u vriendelijk om mevrouw [de vrouw], mijn partner, in gebreke te stellen. (…) Ik zou u willen vragen om een voorlopige voorziening te starten waarin gevraagd wordt om primair toevertrouwing aan mij. (…) En als dat niet gaat dan co-ouderschap regeling. (…) Dus nu in eerste instantie, procedure starten verbod op verhuizing en terugkeren naar de woning bij gebreke waarvan toevertrouwing van mijn zoontje [naam] aan mij. En ten tweede, co-ouderschap regeling.” 2.4 Op 30 december 2022 heeft klager in een e-mail aan verweerster de situatie uitgelegd en daarbij onder meer geschreven: “Dus graag voorlopige voorziening per direct op starten waarbij mijn zoontje wordt toevertrouwd aan mij. (…) In de email van 12 december 2022 om 17:47, welke u naar de advocaat van mevrouw heeft gestuurd, schrijft u (…). Hier ben ik het niet mee eens. Dit is de regeling die ik wil (…). Ik wil dat u per direct, vandaag, een voorlopige voorziening start. Hoelanger dit proces duurt (niks doen) de kans groot is dat mijn verzoeken worden afgewezen. (…) Dus niet eerst naar verhinderdata vragen en dan wachten, verzoekschrift naar de rechtbank vandaag de deur uit. En de zitting dient zo snel mogelijk plaats te vinden.” 2.5 Op 30 december 2022 heeft verweerster aan de advocaat van de wederpartij onder meer geschreven: “Om die reden stelt hij voor dat de vrouw met de minderjarige terugkeert naar de echtelijke woning in [plaats]. Hij zal de woning verlaten en niet zonder toestemming van de vrouw binnentreden. Hij wenst ook de minderjarige op regelmatige basis te zien. Hij stelt co-ouderschap voor. Indien uw cliënte niet akkoord is met het voorstel van cliënt, heb ik de opdracht gekregen om een kort geding aan te vragen bij de rechtbank. Graag verneem ik in dat kader uw verhinderdata uiterlijk op 4 januari 2023.” 2.6 Klager heeft daarop diezelfde dag gereageerd en aan verweerster onder meer geschreven: “Dit wijkt af van wat ik u gevraagd in mijn emails, gister en vandaag. Graag wil ik u nogmaals met klem verzoeken per direct voorlopige voorziening in te dienen.” 2.7 Rond 2 januari 2023 heeft verweerster een toevoeging aangevraagd voor de echtscheidingsprocedure. Rond 20 januari 2023 heeft verweerster een toevoeging aangevraagd voor het kort geding. 2.8 Op 28 februari 2023 heeft klager bij verweerster een formele klacht over haar handelen ingediend. In zijn e-mail schrijft klager onder meer: “Ik heb mij al in december 2022 beklaagd (…). Sinds de laatste email naar de tegenpartij d.d. 30 december 2022 heb ik niks meer van jou vernomen. Wat is de stand van zaken? Waarom is er nog steeds geen kort geding en of voorlopige voorziening aangevraagd (…)? Is het echtscheidingsverzoek ingediend? Zo niet, waarom niet? (afspraak was dat je 1 januari 2023 scheidingsverzoek zou indienen) Vanaf dag 1 ben ik continu achter jou aan om je werk te doen. Eerste dag intake, heb je mij vol vertrouwen vertelt dat wij snel voorlopige voorzieningen moeten aanvragen. (…) En tot op heden heb je niet gedaan wat wij inmiddels paar keer hebben afgesproken. Laatste contact is alweer 9 weken geleden en na hoe je mij onvriendelijk te woord heb gestaan, telefonisch 30 december 2022, dacht ik dat jij je werk nu wel zou doen. (…) Je had gelijk moeten handelen en ieder geval mijn kinderen hier in Den Haag terug te krijgen, dit heb je nagelaten. (…) Jij hebt letterlijk mijn kansen om mijn kinderen hier in Den Haag of regio te krijgen en op co-ouderschap verkleind, beter gezegd je hebt mijn kansen kapot gemaakt. En ik zit nu in een nog onzekere situatie, omdat er zoveel tijd is voorbij gegaan zonder dat jij je werk hebt gedaan (dat wij naar de rechter zijn gestapt). (…) Waarna jij nu nog steeds geen voorlopige voorziening en of kort geding heb ingediend bij de rechter. (…) Want het kan niet nog eens gebeuren dat je iets voorstel zoals email 12 december 2022 zonder mijn toestemming en wat niet is wat ik wil. Ik wil mijn kinderen hier terug waar ze horen (…) Wat is nu de oplossing voor de geleden schade? En wat is nu de plan om mijn kinderen hier in Den Haag te krijgen en dat ik co ouderschap krijgt? Voor alle duidelijkheid ik ben niet de expert hier, jij bent de deskundige en dient de stappen te nemen als mijn advocaat. Dit heb je tot dusver nagelaten en bent enorm tekort geschoten als mijn advocaat zijnde.” 2.9 Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en klager uitgenodigd voor een gesprek op kantoor op 3 maart 2023. 2.10 Klager heeft daarop diezelfde dag per e-mail laten weten dat hij met spoed reactie wil op zijn e-mail en niet nog een werkweek wil wachten op een afspraak. 2.11 Verweerster heeft op 1 maart 2023 12:07 uur in een e-mail aan klager geschreven dat zij begrijpt dat het spoed heeft en om die reden 2 maart om 9.15 uur voorstelt voor een bespreking. Klager heeft daarop zijn verzoek om een schriftelijke reactie herhaald. 2.12 Verweerster heeft op 1 maart 2023 om 12:47 uur gereageerd en aan klager geschreven: “Ik wil dit zo snel mogelijk oplossen en daarom stel ik voor dat u morgen langskomt. Een inhoudelijke reactie voor deze tijd is helaas niet haalbaar. Ik heb u meerdere malen gebeld, maar u neemt niet op. Ook in de periode hiervoor was u voor mij onbereikbaar. Om die reden stel ik voor dat u morgen langskomt, zodat we alles kunnen bespreken en indien u hiervan geen gebruik wenst te maken verneem ik dat ook graag van u.” 2.13 Op 1 maart 2023 om 13:00 uur heeft klager in een e-mail aan verweerster zijn verzoek om een schriftelijke reactie herhaald. Ook heeft hij onder meer geschreven: “Ik heb u niet gevraagd mij te bellen, ik zal dan ook niet opnemen zodat u niet schriftelijk hoeft te reageren. In welke periode was ik telefonisch niet bereikbaar? Dit lieg jij nu. Alles staat vast, de keren dat u niet te bereiken bent en de keren dat wij hebben gesproken. (…) Wanneer kan ik schriftelijke reactie verwachten?” 2.14 Verweerster heeft diezelfde dag om 13:05 uur gereageerd en aan klager onder meer geschreven: “Mijn intentie is niet om er een welles of nietes verhaal van te maken. Ik wil het graag met u op korte termijn, het liefst zo snel mogelijk met u bespreken, om die reden heb ik voorgesteld dat u morgenochtend langskomt. Indien u een schriftelijke reactie wil, zal ik dat ook na afloop van dat gesprek naar u mailen. U wilt dat dit zo snel mogelijk wordt opgelost en om die reden bied ik u een oplossing op korte termijn aan. Mijn intentie is ook om het op te lossen en indien er miscommunicatie is ontstaan, om dit te bespreken en een oplossing aan te bieden. Voor mij en ook voor u is wederzijds vertrouwen in een goede samenwerking belangrijk. Om die reden wil ik u graag uitnodigen om in gesprek te gaan. Indien u dit weigert, zal ik een schriftelijke reactie zo snel mogelijk, uiterlijk binnen één week aan u toesturen.” 2.15 Klager heeft diezelfde dag om 17:40 uur gereageerd en aan verweerster onder meer gevraagd wanneer hij onbereikbaar was en wanneer zij contact met hem heeft opgenomen. Klager stelt in zijn bericht ook dat hij al meermalen duidelijk heeft aangegeven dat hij eerst een schriftelijke reactie wil en daarna pas in gesprek wil. 2.16 Op 9 maart 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer geschreven: “Waarom moet ik nu weer achter u aangaan? U schreef mij dat u zo snel mogelijk met schriftelijke reactie zou komen en uiterlijk binnen 1 week. En nu zijn wij sinds dinsdag nog steeds geen reactie.” 2.17 Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven: “Ondanks dat ik u kort na ontvangst van uw email inzake de klacht direct op kantoor heb uitgenodigd om uw klacht te bespreken en een oplossing te bieden, wilde u hier geen gebruik van maken. Dit is jammer, maar mijn voorstel om het op kantoor te bespreken en een oplossing te bieden is natuurlijk nog steeds geldig. Ik wil dit namelijk oplossen. Het intakegesprek was goed verlopen en ik hoop dat u nog steeds erin vertrouwt dat ik uw dossier en uw belangen ten allen tijde goed en naar behoren zal behartigen. U bent inderdaad in december op kantoor geweest en toen is er met u besproken om de procedure in januari te starten. Dit in verband ook met de aanvraag van de toevoeging. Het aanvragen van de toevoeging in 2023 zou voor u financieel voordeliger zijn. Ik heb mijn akkoord hiervoor gegeven. Er is miscommunicatie in uw dossier ontstaan. Uw dossier is blijven liggen, terwijl dat natuurlijk niet de bedoeling was. Hiervoor bied ik mijn oprechte excuses aan. Uiteraard ben ik bereid om dit ontstane verwarring zo spoedig mogelijk voor u op te lossen. Indien u wenst kan ik moet spoed een procedure voor u straten. Alvorens ik dat doe wil ik u graag op kantoor uitnodigen om de laatste stand van zaken te bespreken.” 2.18 Klager heeft op 10 maart 2023 uitgebreid gereageerd en zijn ongenoegen geuit. Hij vraagt zich onder meer af waarom verweerster zijn belangen niet heeft behartigd en waarom er nog geen procedures (kort geding en echtscheiding) zijn gestart. 2.19 Verweerster heeft daarop diezelfde dag aan klager onder meer geschreven: “Ik heb in mijn vorige email aangegeven dat u gelijk hebt dat u zaak eerder had moeten starten. Ik ben nog steeds bereid om dat te doen. Ik kan voor u een echtscheidingsprocedure indienen en een voorlopige voorziening bij de rechtbank indienen. Dit bied ik u aan. Ik heb u gisteren nogmaals gebeld, omdat ik van mening ben dat een gesprek beter is dan heen en weer te mailen. Graag verneem ik ook van u wat u graag zou willen zien als een oplossing?” 2.20 Op 22 maart 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer geschreven: “Het is zeer jammer dat ik na 10 maart 2023 niks meer heb vernomen van u. Ik zit sinds 28 februari 2023 te wachten op inhoudelijke behandeling van mijn klachten en antwoorden van mijn gestelde vragen, en zoals ik dit eerder heb aangegeven zou ik dit graag schriftelijk willen zien (…) Laat ik voorop stellen dat ik bereidbaar ben om gesprek te voeren en dit samen op te lossen. (…) Ik kan nu niet weer springen op een oplossing als het probleem niet wordt erkend en behandeld. Want zo heb ik op 29 december 2022 ook aangekaart en vragen gesteld, wat ook totaal zijn genegeerd door u. Ik was serieus in de veronderstelling dat u toen uw werk wel zou doen. Helemaal met mijn emails van 29 en 30 december 2022, alleen nu blijkt dus dat u nalatig bent geweest en tekort hebt geschoten als mijn advocaat zijnde. Dus ik kan u wel zeggen dit en dat oplossing, alleen wie zegt dat je nu wel aan de afspraken houdt en je werk wel gaat doen. (…) Als wij op de vragen en op alle gestelde vragen vanaf 28 februari jl. dan kunnen we oplossingsgericht plan uitzetten en kunnen wij hier samen sterker uitkomen. Om eerlijk te zijn is het nu nadat ik weer geklaagd heb, eerder slechter geworden dan beter. (…) Mijn reactie op uw leugens is dat beide niet kloppen, want ik ben altijd bereikbaar en ik ben juist degene die achter u aan moet en waar u juist onbereikbaar bent en niet doet wat wij afspreken!! (…)” 2.21 Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en aan klager geschreven: “U bent en blijft voor mij onbereikbaar. Dat is een feit. Indien u er geen vertrouwen in hebt dat ik u kan bijstaan, dan is er sprake van een vertrouwensbreuk en ben ik helaas genoodzaakt om de samenwerking met u direct te beëindigen. Ik ben oplossingsgericht geweest en hebt u direct de volgende dag op kantoor uitgenodigd om uw zaak en de voortgang te bespreken. U hebt geweigerd hieraan medewerking te verlenen. Ik heb u meerdere malen gebeld, maar u neemt niet op en belt ook niet terug. Vervolgens stuurt u een e-mail dat u niet telefonisch wil spreken. Ik nodig u wederom per email uit om op kantoor langs te komen om uw zaak te bespreken en de zaak op te starten, maar ook weigert u hiervan gebruik te maken. Ik bied u oplossingen aan, maar u maakt hier geen gebruik van. Vervolgens vraag ik aan u wat u graag als oplossing zou willen, ook hier maakt u geen gebruik van. Op grond van het bovenstaande concludeer is dat een samenwerking met u niet mogelijk is. Op deze manier en uw wantrouwen naar mij toe, kan ik u belangen niet langer behartigen. Om die reden beëindig ik de samenwerking met u vanaf heden en zal ik overgaan tot sluiting van het dossier. Voor de goede orde meld ik dat ik de eigen bijdrage niet in rekening zal brengen.” 2.22 Klager heeft vervolgens op 22 maart 2023 aan verweerster gemotiveerd laten weten dat hij niet akkoord gaat met haar eenzijdige beëindiging van de samenwerking. Klager stelt dat hij klachten heeft ingediend, dat deze nog steeds niet behandeld en afgehandeld zijn en dat het niet waar is dat klager onbereikbaar was. Klager stelt ook dat van wantrouwen geen sprake is, maar dat hij zich heeft beklaagd over de gang van zaken. Klager wenst in te gaan op de uitnodiging om op kantoor een gesprek te voeren. 2.23 Verweerster heeft daarop diezelfde dag gereageerd en geschreven: “Hierbij bevestig ik nogmaals aan u dat ik uw belangen niet meer behartig. (…) Ik heb meerdere malen een oplossing aangeboden en u meerdere keren uitgenodigd voor een gesprek, maar u weigert. U bent telefonisch voor mij onbereikbaar. U toont geen constructieve houding. Zelfs als ik vraag, nadat u niet reageert op de door mij aangeboden oplossingen, wat u zelf graag als oplossing zou willen zien, reageert u niet. Hierdoor ga ik ook twijfelen aan uw intenties. Ik heb u aangeboden om de procedure direct te starten, maar ook hier wenst u geen gebruik van te maken. Er is sprake van een vertrouwensbreuk. Op grond hiervan beëindig ik de samenwerking met u. Uw klacht heb ik in behandeling genomen en ik heb u meerdere malen oplossingen aangeboden. Hier wenst u geen gebruik van te maken en u blijft voor mij onbereikbaar. Uw klacht is om die reden ongegrond. Dit is mijn laatste e-mail aan u en verzoek u vriendelijk geen e-mailberichten meer aan mij te zenden.” 2.24 Het klachtdossier bevat screenshots van klager van de belhistorie tussen hem en verweerster, waaruit volgt dat er in december 2022 gesprekken zijn geweest, met een laatste gesprek op 30 december 2022. Het volgende contact dateert van 28 februari 2023.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster is tekortgeschoten in de behartiging van klagers belangen door geen echtscheidingsverzoek in te dienen en door geen kortgedingprocedure te starten c.q. geen voorlopige voorzieningen te vragen. b) Verweerster heeft de samenwerking beëindigd, terwijl klager een klacht had ingediend en verweerster heeft geweigerd die klacht in behandeling te nemen en/of daarop te reageren. 3.2 Klager stelt dat verweerster de samenwerking en communicatie eenzijdig heeft beëindigd. Verweerster liegt en blijft liegen door te stellen dat klager onbereikbaar was. 3.3 Klager wenst vergoeding van de door hem geleden schade, kosten en tijds-/kansverlies door verweersters ‘toedoen of beter gezegd haar niks doen.’
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. 4.2 Klachtonderdeel a: Tussen 30 december 2022 en 28 februari 2023 is er geen contact geweest tussen klager en verweerster. Verweerster stelt dat klager in deze periode onbereikbaar was voor haar. Hij mailde of belde haar niet en verweerster kreeg hem telefonisch niet te pakken. Verweerster stelt dat zij er beter aan had gedaan als zij klager ook had gemaild. Verweerster stelt dat het daar niet duidelijk was of klager de procedure voort wenste te zetten: er was op/rond 30 december 2022 een verandering in de situatie ontstaan, doordat klager zijn zoontje bij zich had en wilde houden. 4.3 Klachtonderdeel b: Verweerster heeft de klacht in behandeling genomen en eerst geprobeerd deze direct op te lossen. Klager bleek niet oplossingsgericht, waarop verweerster heeft geconcludeerd dat sprake was van een vertrouwensbreuk. Zij heeft daarbij rekening gehouden met klagers belangen, hem gewezen op de mogelijkheid van een andere advocaat en laten weten dat zij de eigen bijdrage niet in rekening zal brengen. Ter zitting heeft zij toegevoegd dat zij voortvarend heeft meegewerkt aan de overdracht van het dossier aan klagers nieuwe advocaat. 4.4 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING Toetsingskader 5.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst de raad of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vgl. HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80). Overweging vooraf 5.2 Klager heeft ter zitting ook een toelichting gegeven op verweersters bijstand in december 2022. Voor zover klager daarover ook heeft willen klagen, geldt dat hij dat te laat en niet of onvoldoende onderbouwd heeft gedaan. In artikel 46c van de Advocatenwet is namelijk bepaald dat klachten worden ingediend bij de deken en dat de deken daarnaar onderzoek instelt. De raad zal eventuele verwijten over verweersters bijstand vóór 30 december 2022 daarom buiten beschouwing laten. Klachtonderdeel a) 5.3 Dit verwijt ziet er in de kern op dat verweerster in de periode tussen 30 december 2022 en 28 februari 2023 niets voor klager heeft gedaan. De raad constateert dat uit het klachtdossier blijkt dat verweerster in die periode inderdaad geen werkzaamheden heeft uitgevoerd, behalve het aanvragen van twee toevoegingen. 5.4 Verweerster heeft gesteld dat er een verandering in de situatie was op/rond 30 december 2022, doordat klager zijn zoontje bij zich had en wilde houden. Het was verweerster daardoor niet duidelijk wat klager wilde, dat wil zeggen of een, en zo ja welke, procedure er gestart diende te worden. Verweerster stelt dat zij klager daarom heeft gebeld, maar geen contact heeft gekregen. Kennelijk heeft zij daarom niets meer gedaan tot klager op 28 februari 2023 weer contact opnam. Verweerster heeft erkend dat er in die periode geen contact tussen klager en verweerster is geweest en dat zij dat niet goed gedaan heeft. 5.5 De raad is van oordeel dat verweerster tekort is geschoten in haar bijstand aan klager. Afspraak was dat er een echtscheidingsprocedure en een kort geding gestart zouden worden. Het was duidelijk klagers wens dat dat (zo snel mogelijk) zou gebeuren. Het was verweersters verantwoordelijkheid om die procedure(s) te starten en, indien de instructie van klager daartoe niet duidelijk was, daarover met klager contact op te nemen. Dat heeft verweerster nagelaten. Voor zover verweerster al geprobeerd heeft (telefonisch) contact te krijgen met klager, geldt dat haar poging daartoe onvoldoende is geweest. Verweerster had meer kunnen en moeten doen om (snel) contact met klager te krijgen, bijvoorbeeld door hem ook te e-mailen en/of een brief te sturen. Verweerster is dan ook tekortgeschoten in de behartiging van klagers belangen in de periode van 30 december 2022 tot en met 28 februari 2023. Zij heeft daarmee klachtwaardig gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Klachtonderdeel b) 5.6 Dit klachtonderdeel ziet in de kern op manier waarop verweerster de klacht van 28 februari 2023 heeft behandeld en haar daaropvolgende beëindiging van de samenwerking. 5.7 De raad overweegt dat verweerster de klacht niet volledig conform haar eigen klachtenregeling heeft behandeld. Zij heeft wel geprobeerd de klacht zo snel mogelijk te bespreken om zo tot een oplossing te kunnen komen. Klager wenste echter niet (telefonisch of in persoon) met verweerster in gesprek te gaan, maar heeft aangedrongen op een schriftelijke reactie. Hoewel het voor de onderlinge verstandhouding tussen klager en verweerster wellicht beter was geweest als verweerster (eerder) schriftelijk op de klacht had gereageerd, zoals klager wenste, is de raad van oordeel dat verweerster op dit punt niet klachtwaardig heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is voor dit deel ongegrond 5.8 Met betrekking tot de beëindiging van de samenwerking stelt de raad voorop dat in gedragsregel 14 lid 2 is opgenomen dat de advocaat zich moet terugtrekken als tussen de advocaat en zijn cliënt een verschil van mening bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost. Uit de toelichting op de gedragsregels volgt dat een advocaat niet verplicht kan worden een opdracht te aanvaarden of voort te zetten. Als de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor te zorgen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (gedragsregel 14 lid 3). 5.9 De raad constateert dat klager niet meer met verweerster in gesprek wenste te gaan en in zijn e-mails aan verweerster ferme verwijten heeft geuit. De raad acht het gelet daarop niet onbegrijpelijk dat verweerster heeft geconcludeerd dat er onvoldoende vertrouwen bestond voor verdere samenwerking en dat zij daarom de samenwerking heeft beëindigd. Dat klager dit als een eenzijdige beëindiging heeft ervaren kan zo zijn, maar dat betekent niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerster mocht de samenwerking beëindigen en heeft dat ook op zorgvuldige wijze gedaan. Zij heeft immers voortvarend meegewerkt aan de overdracht van het dossier aan klagers nieuwe advocaat en heeft bovendien geen eigen bijdrage in rekening gebracht. Ook op dit punt heeft verweerder niet klachtwaardig gehandeld. Dit klachtonderdeel is ook voor dit deel daarom ongegrond. Tot slot 5.10 De raad zal klagers verzoek om vergoeding van de door hem geleden schade afwijzen, omdat hij dit verzoek niet heeft onderbouwd, nog los van het feit dat de mogelijkheden tot toewijzing van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt zijn.
6 MAATREGEL 6.1 Verweerster is tekort geschoten in de behartiging van klagers belangen, doordat zij heeft nagelaten een procedure voor klager te starten. Afgesproken was immers dat verweerster een echtscheidingsprocedure en kort geding zou starten. Verweerster is geen procedure(s) gestart, omdat het – zo stelt zij zelf – door gewijzigde omstandigheden voor haar onduidelijk was of een, en zo ja welke, procedure gestart moest worden. Het lag echter op verweersters weg om in dat geval (zo snel mogelijk) contact met klager op te nemen om daarover duidelijkheid te krijgen. Verweerster heeft te weinig in het werk gesteld om contact met klager te krijgen. Verweerster heeft daardoor onzorgvuldig gehandeld jegens klager. 6.2 De raad is van oordeel dat verweersters fout van voldoende gewicht is en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad legt daarom de maatregel van een waarschuwing op aan verweerster.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart klachtonderdeel a gegrond; - verklaart klachtonderdeel b ongegrond; - legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. R. de Haan en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.