Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:2
Zaaknummer
22-910/AL/MN
Inhoudsindicatie
Schrapping van het tableau op grond van artikel 8e Advocatenwet. Verweerder oefent al geruime tijd, in ieder geval sinds juni 2021, niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uit. Niet te verwachten is dat verweerder binnen een redelijke termijn zijn praktijk weer kan voortzetten.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 15 januari 2024 in de zaak 22-910/AL/MN naar aanleiding van het verzoek ex artikel 8e Advocatenwet van:
mr. F.A. ten Berge, namens de raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland hierna: verzoeker gemachtigde: mr. [Van den H] oververweerder gemachtigde: mr. [Van den B]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 17 november 2022 heeft verzoeker, als voorzitter van de raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, een verzoek ex artikel 8e Advocatenwet ingediend strekkende tot schrapping van verweerder van het tableau. 1.2 Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 17 april 2023. Tijdens die zitting zijn de deken namens verzoeker en verweerder, ter zitting bijgestaan door zijn bewindvoerder, verschenen. De raad heeft verweerder toen een termijn van zes weken na de zittingsdatum gegeven om schriftelijk te reageren op het verzoek en zich terzake te laten bijstaan door een advocaat. De zitting is aangehouden. 1.3 De behandeling van het verzoek is voortgezet op de zitting van de raad van 6 november 2023. Daarbij was mr. [Van den H] aanwezig namens verzoeker en mr. [Van den B] namens verweerder. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het hiervoor onder 1.1. genoemde verzoek (met zaaknummer Z 2150540 F/SD) en van de daarbij behorende bijlagen 1 tot en met 12. Ook heeft de raad kennisgenomen van het verweerschrift van 25 mei 2023 en de reactie daarop van verzoeker van 8 juni 2023.
2 FEITEN Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op de overgelegde stukken en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Verweerder is op 7 februari 1984 beëdigd als advocaat. 2.2 Op 7 februari 2020 heeft de deken samen met een lid van de raad van de Orde een kantoorbezoek aan het kantoor van verweerder gebracht. De aanleiding hiervoor was dat verweerder in een eerder kantoorbezoek had aangegeven om gezondheidsredenen geen cliënten meer aan te nemen/bij te staan, maar dat de deken via de Raad voor de Rechtsbijstand had vernomen dat verweerder toch weer toevoegingen had aangevraagd. In het gesprek tijdens het kantoorbezoek is aangegeven dat dit een ongewenste situatie is tot het moment waarop verweerder geheel is hersteld. 2.3 Op 25 mei 2020 heeft verweerder de orde per e-mail bericht dat zijn gezondheid grote stappen zet richting herstel. 2.4 Op 30 oktober 2020 heeft wederom een kantoorbezoek plaatsgevonden. Tijdens dat bezoek heeft verweerder een handgeschreven verklaring opgemaakt inhoudende dat hij per 1 maart 2021 zijn laatste werkzaamheden verricht zal hebben en zich per die datum zal laten uitschrijven op het tableau. 2.5 Blijkens een e-mail bericht van de orde van advocaten van 19 februari 2021 aan verweerder, heeft verweerder daags na voormeld kantoorbezoek gebeld met de orde en laten weten hij zich onder druk gezet voelde toen hij de verklaring opmaakte. In dat telefoongesprek heeft hij aangegeven dat de uitschrijving per 1 maart 2021 toch niet meer aan de orde is. Op 8 december 2020 heeft verweerder weer telefonisch contact opgenomen met de orde en is afgesproken dat de orde verweerder begin 2021 zou bellen om te horen hoe het met verweerder gaat en te horen wat de plannen van verweerder zijn. In februari heeft de orde driemaal geprobeerd telefonisch contact met verweerder te krijgen. Dat is niet gelukt. Wel is de voicemail ingesproken en daarin is verweerder verzocht contact op te nemen. Dat heeft verweerder niet gedaan. 2.6 Per e-mail van 2 maart 2021 is aan verweerder nogmaals verzocht contact op te nemen voor het plannen van een afspraak voor een (online) kantoorbezoek. 2.7 Nadien is een fysiek kantoorbezoek ingepland voor 8 juni 2021. Er is niets van verweerder vernomen, waarop de deken en een lid van de raad van orde zich op 8 juni 2021 naar het kantoor van verweerder hebben begeven. Zij troffen verweerder niet aan, maar vernamen van een buurvrouw dat verweerder in het ziekenhuis was opgenomen. De orde heeft ook niets meer van verweerder vernomen. 2.8 Op 9 juni 2021 heeft een zuster van verweerder aan de orde laten weten dat verweerder een derde hersenbloeding heeft gehad en niet meer kan lopen en praten en dat verweerder naar een revalidatiecentrum gaat. 2.9 Nadien is gebleken dat (het vermogen van) verweerder met ingang van 1 juni 2022 onder bewind is gesteld. Middels een brief van 29 augustus 2022 heeft de bewindvoerder aan de orde bericht dat verweerder geestelijk achteruit gaat en niet in staat is zelfstandig een weloverwogen besluit te nemen over de beëindiging van zijn advocatenpraktijk en dat hij verwacht dat de orde de procedure in gang zet om verweerder uit zijn ambt van advocaat te zetten.
3 VERZOEK 3.1 Het verzoek houdt in om verweerder op grond van artikel 8e Advocatenwet van het tableau te schrappen, omdat hij niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. 3.2 Aan het verzoek is het volgende ten grondslag gelegd: 3.3 Verweerder staat op dit moment op het tableau ingeschreven, terwijl hij niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. In een dergelijk geval kan de raad van orde de raad van discipline verzoeken om de betreffende advocaat van het tableau te schrappen als sprake is van één van de volgende indicatoren (op 10 oktober 2019 vastgesteld door de raad van de orde in het arrondissement Midden-Nederland): - de advocaat houdt meer dan één jaar geen kantoor meer; - er is geen uitzicht op terugkeer binnen een redelijke termijn in de praktijk, waarbij in beginsel een termijn korter dan een jaar als redelijk wordt beschouwd. 3.4 Verweerder heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat zijn situatie in de nabije toekomst zal veranderen. Zo heeft hij bijvoorbeeld geen medische verklaring overgelegd waaruit dit zou kunnen volgen, terwijl daar wel om verzocht is. Gelet op de langdurige arbeidsongeschiktheid van verweerder wordt hij redelijkerwijs niet meer in staat geacht om aan zijn werkzaamheden als advocaat op voldoende niveau invulling te geven. 3.5 Tijdens een kantoorbezoek op 23 juli 2022 is onder toeziend oog van de bewindvoerder van verweerder niet gebleken dat verweerder nog lopende dossiers heeft.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft ten aanzien van het verzoek onder meer het volgende verweer gevoerd. 4.2 Verweerder is bijna veertig jaar advocaat geweest en heeft zijn cliënten altijd tot tevredenheid bijgestaan. Nooit heeft hij een tuchtrechtelijke klacht gehad. Hij wenst bovenal dat hij zijn veertig jaren als advocaat kan volmaken. Hij hoopt in de komende periode nog genoegzaam te herstellen om zijn praktijk weer op te vatten. Indien dat niet lukt, zal hij zich per 7 februari 2024 uitschrijven van het tableau. 4.3 Verweerder is verder van mening dat, gelet op zijn staat van dienst en de lange tijd waarin hij advocaat is geweest, het algemeen belang zich niet verzet tegen het aan hem nog een korte termijn te gunnen om genoegzaam te herstellen en zijn praktijk weer te hervatten. Gelet op het algemeen belang en het persoonlijk belang van verweerder, volstaat naar de mening van verweerder de maatregel van schorsing. Hij verzoekt de raad dan ook hem te schorsen voor onbepaalde tijd tot 7 februari 2024.
5 BEOORDELING 5.1 Aan de raad is een verzoek voorgelegd als bedoeld in artikel 8e lid 1 van de Advocatenwet. Er is geen klacht tegen verweerder ingediend op grond waarvan de raad een tuchtrechtelijke maatregel, zoals een schorsing, kan opleggen. Nog los van het antwoord op de vraag of verweerder zelf om een maatregel kan verzoeken, is de raad van oordeel dat het beoordelingskader van het voorliggende verzoek enkel de mogelijkheid biedt om het verzoek tot schrapping toe of af te wijzen. De raad gaat daarom voorbij aan het verzoek van verweerder om hem onvoorwaardelijk te schorsen. 5.2 Artikel 8e lid 1 van de Advocatenwet luidt als volgt: De raad van orde in een arrondissement kan de raad van discipline verzoeken te beslissen dat de advocaat die niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent, van het tableau wordt geschrapt. 5.3 Uit de Memorie van Toelichting op voormeld wetsartikel volgt, kort samengevat, het volgende. Wanneer een persoon die als advocaat is ingeschreven het beroep van advocaat feitelijk niet meer uitoefent, vervalt de legitimatie van zijn positie. Het strookt niet met het algemeen belang dat degenen die niet of niet langer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefenen, toch de titel ‘advocaat’ mogen voeren en beschikken over de bijzondere positie die daarbij behoort. Het hebben van zo’n positie binnen de rechtsorde is dan ook alleen gelegitimeerd wanneer de advocaat daadwerkelijk als zodanig optreedt. Het gaat erom dat de advocaat voldoende voeling houdt met het eigene van het beroep door eigen praktijkuitoefening. Het gaat erom dat de periode die enige tijd zijn vak niet meer uitoefent niet zo lang duurt dat de betrokkene redelijkerwijs niet meer in staat geacht kan worden om aan werkzaamheden als advocaat op voldoende niveau invulling te geven. 5.4 De raad is van oordeel dat voldaan is aan de in voormeld wetsartikel en de toelichting daarop gestelde voorwaarden tot schrapping. Verweerder oefent al meer dan een jaar, in ieder geval sinds zijn derde hersenbloeding in juni 2021, niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uit. De raad is het met verzoeker eens dat verweerder ook niet heeft aangetoond dat hij binnen een redelijke termijn zijn praktijk weer kan voortzetten. De verklaring van de bewindvoerder duidt eerder op het tegendeel. Verweerder heeft op het verzoek ook geen inhoudelijk verweer gevoerd, maar enkel aangegeven dat hij graag zijn veertig jaar als advocaat zou willen volmaken.BESLISSING De raad van discipline: - schrapt verweerder van het tableau op grond van artikel 8e Advocatenwet, welke schrapping ingaat op de tweede werkdag na het onherroepelijk worden van deze beslissing.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, H. van Katwijk, E.H. de Vries en H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 15 januari 2024