Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-12-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:350
Zaaknummer
23-253/AL/MN
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Gelet op het verweer van verweerder is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 4 december 2023 in de zaak 23-253/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:
klaagster oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 9 november 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 5 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2162955 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 oktober 2023. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een huurgeschil met de verhuurder vanwege achterstallig onderhoud. 2.3 Op 2 november 2021 is verweerder bij klaagster thuis geweest om de zaak te bespreken. Op 3 november 2021 heeft klaagster een overeenkomst van opdracht getekend. Hierin is vermeld dat klaagster verweerder de opdracht geeft tot het verlenen van juridische diensten in verband met het bedoelde huurgeschil. 2.4 In een e-mail van 16 november 2021 heeft verweerder aan een door klaagster aan hem doorgegeven contactpersoon van het wijkteam, mevrouw K., gemeld dat hij voor klaagster zal optreden inzake haar huursituatie. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat een juridische actie tegen de verhuurder alleen kan slagen als er een onafhankelijk onderzoek is gedaan naar de staat van de woning. In dat kader heeft hij de mogelijkheid genoemd om bij de Huurcommissie huurverlaging aan te vragen. Hij heeft erop gewezen dat het weliswaar niet voor de hand ligt dat de verhuurder zal instemmen met huurverlaging, maar dat dit wel de mogelijkheid biedt om een dergelijk onafhankelijk onderzoek in gang te zetten. 2.5 Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met de gemeente, die bereid bleek te zijn de kosten van een onafhankelijk onderzoek te betalen. 2.6 Op 29 november 2021 is door of namens klaagster een verzoek tot huurverlaging ingediend bij de Huurcommissie. Op het daarvoor gebruikte formulier staat verweerder als gemachtigde vermeld. 2.7 Verweerder heeft in kopie diverse e-mails ontvangen van een wijkteammedewerker en een medewerker van de gemeente aan een groep van bij klaagster betrokken personen. De e-mails betreffen verschillende kwesties inzake de situatie van klaagster, waaronder haar leefomstandigheden. 2.8 In reactie op één van de onder 2.7 bedoelde e-mails heeft verweerder in zijn e-mail van 19 januari 2022 het volgende aan de groep geadresseerden laten weten: “Mijn opdracht is beperkt tot de kwestie met [verhuurder A.] over de eventuele gebreken. Met [klaagster] heb ik in december 2021 afgesproken dat, zodra de werkzaamheden zijn afgerond, een onafhankelijk deskundige de woning op gebreken zal beoordelen. Met de heer [M.] van [verhuurder] (cc) heb ik daarover al telefonisch gesproken. Voor het overige hoef ik dus niet geïnformeerd te worden.”
2.9 Verweerder heeft bij e-mail van 24 mei 2022 aan een deskundige opdracht gegeven voor het onderzoeken en beoordelen van de door klaagster genoemde gebreken aan de woning. Deze opdracht is op 25 mei 2022 aanvaard. 2.10 Verweerder heeft bij e-mail van 4 augustus 2022 aan de sociaal juridisch dienstverlener van klaagster de door klaagster gewenste beëindiging van haar opdracht aan verweerder bevestigd. Verder heeft hij gemeld dat hij heeft begrepen dat het deskundigenrapport inmiddels is uitgebracht, maar dat hij de inhoud daarvan niet kent. 2.11 Bij brief van 17 november 2022 heeft de Huurcommissie klaagster laten weten dat de door haar toegestuurde informatie te laat is, omdat de zaak al is afgehandeld.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) na het eindigen van zijn rechtsbijstand originele documenten niet aan klaagster terug te geven.
Toelichting Verweerder heeft bij hun eerste gesprek in haar woning originele documenten meegenomen. Het gaat om een rapport van een deskundige die de woning na de renovatie heeft gecontroleerd en de reactie van de verhuurder daarop. Ondanks diverse verzoeken van klaagster per e-mail en zelfs een bezoek aan zijn kantoor, heeft verweerder deze stukken niet aan haar teruggegeven.
b) de belangen van klaagster niet goed te behartigen.
Toelichting Klaagster heeft in het eerste gesprek met verweerder aangegeven direct een gerechtelijke procedure te willen starten om schadevergoeding te vorderen, maar verweerder heeft niets gedaan. Klaagster is niets opgeschoten met de bijstand van verweerder. De medewerkster van het wijkteam heeft op aanraden van verweerder een verzoek om huurverlaging ingediend bij de Huurcommissie. Op dit formulier heeft zij logischerwijs de naam van verweerder als gemachtigde ingevuld. De Huurcommissie heeft in december 2021 een e-mail aan verweerder gestuurd, maar hij heeft geen actie ondernomen, waardoor de zaak is gesloten. Verweerder gaf telkens aan dat hij wachtte op een akkoord om een onafhankelijke deskundige in te schakelen die de woning zou controleren op gebreken. Dit heeft maanden geduurd en de uiteindelijk ingeschakelde deskundige heeft vervolgens geen goed rapport gemaakt, omdat hij niet de inspectie heeft gedaan die hij had moeten doen. Verweerder had dit beter moeten controleren.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De raad stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het optreden van de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Verweerder heeft in zijn verweer met nadruk betwist dat hij originele documenten van klaagster in zijn bezit heeft. Hij herinnert zich dat klaagster begin 2022 stukken bij zijn kantoor heeft afgegeven, maar de volgende dag ook weer heeft opgehaald. Tijdens de zitting van de raad heeft verweerder hieraan toegevoegd dat hij tijdens zijn bezoek aan klaagster op 2 november 2021 geen documenten van haar heeft gekregen, maar dat hij de voor de zaak benodigde stukken via het wijkteam heeft ontvangen. 5.3 De raad is van oordeel dat de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, nu enerzijds verweerder nadrukkelijk heeft betwist dat hij originele documenten van klaagster in zijn bezit heeft en anderzijds klaagster haar verwijt onvoldoende heeft onderbouwd. Klachtonderdeel a) zal om die reden ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
5.4 Tegen het verwijt van klaagster dat hij haar belangen niet naar behoren heeft behartigd, heeft verweerder schriftelijk en ter zitting van de raad het volgende verweer gevoerd. Verweerder heeft op 2 november 2021 een eerste gesprek met klaagster bij haar thuis gevoerd. Voorafgaand aan het gesprek heeft verweerder een opdrachtbevestiging opgesteld en meegenomen naar klaagster. Hij had deze ruim geformuleerd, omdat hij op dat moment nog niet precies wist waarover de opdracht ging. Verweerder heeft in zijn eerste gesprek met klaagster besproken dat in ieder geval eerst door een onafhankelijk deskundige moest worden vastgesteld dat er gebreken aan de woning zijn. Aan de hand van het rapport van een deskundige kon worden bepaald welke werkzaamheden de verhuurder eventueel nog zou moeten verrichten. In dit gesprek is afgesproken dat hij contact zou opnemen met mevrouw K. van het wijkteam om de precieze situatie in kaart te brengen. Zoals hij ook in zijn e-mail van 16 november 2021 aan mevrouw K. van het wijkteam heeft bericht, is indiening van een verzoek tot huurverlaging bij de Huurcommissie een mogelijkheid om een deskundige een onderzoek te laten doen. Verweerder is echter kort daarna met de gemeente overeengekomen dat op kosten van de gemeente een deskundigenonderzoek zou worden uitgevoerd. Een verzoek bij de Huurcommissie was daarom niet meer nodig. Verweerder heeft nadrukkelijk betwist dat hij dit verzoek namens klaagster heeft ingediend. Hij heeft daar geen enkele bemoeienis mee gehad, waardoor hem niet kan worden verweten dat hij de Huurcommissie niet heeft geantwoord. Kennelijk heeft mevrouw K. van het wijkteam naar aanleiding van zijn suggestie een verzoek bij de Huurcommissie ingediend en heeft zij verweerder als gemachtigde opgegeven. Verweerder kon pas in mei 2022 de deskundige de opdracht geven, omdat eerst de afronding van de renovatie van de woning moest worden afgewacht. Verweerder heeft het rapport van de deskundige nooit ontvangen, omdat klaagster de opdracht van rechtsbijstand rondom toezending van het rapport al had beëindigd. 5.5 Gelet op het verweer van verweerder, is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Hoewel zijn opdrachtbevestiging summier is geformuleerd, blijkt uit zijn latere e-mail aan de groep betrokkenen van 19 januari 2022 voldoende duidelijk voor welke aanpak was gekozen en welke rol hij daarin had. De raad acht het een logische en zorgvuldige strategie om eerst de toestand van de woning door een onafhankelijke deskundige te laten beoordelen. Vervolgens is verweerder met de gemeente overeengekomen dat de gemeente de kosten hiervan zou dragen. Het is voor de raad niet aannemelijk geworden dat verweerder het verzoek bij de Huurcommissie heeft ingediend, aangezien hij dit nadrukkelijk heeft betwist en er ook geen reden meer was voor een dergelijk verzoek vanwege de afspraak dat de gemeente het benodigde onafhankelijke deskundigenonderzoek zou bekostigen. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat hij richting de Huurcommissie geen actie heeft ondernomen. Verder staat vast dat de door verweerder ingeschakelde deskundige daadwerkelijk zijn rapport heeft uitgebracht, aangezien klaagster tijdens de zitting dit rapport aan de raad heeft laten zien. Verweerder heeft na het uitbrengen van het rapport niets meer voor klaagster kunnen doen vanwege het feit dat zij toen al haar vertrouwen in hem had opgezegd. Omdat ook verder niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder bij de behartiging van de belangen van klaagster kan worden gemaakt, zal klachtonderdeel b) ongegrond worden verklaard.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 4 december 2023