Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:246

Zaaknummer

23-493/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat van de wederpartij deels gegrond. Door een essentieel punt niet te vermelden in zijn verweerschrift, is verweerder naar het oordeel van de raad onvolledig geweest. Verweerder heeft zich hiermee suggestief en onnodig polariserend opgesteld en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Klachtonderdeel e) is in zoverre dan ook gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Overige klachtonderdelen ongegrond. Verweerder heeft zich voldoende genuanceerd uitgedrukt en klager heeft de overige klachtonderdelen niet van een nadere onderbouwing voorzien.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 december 2023 in de zaak 23-493/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 28 februari 2023 en aanvullend op 3 april 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 1 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2222319/JS/MV van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.   2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager en zijn ex-vrouw (hierna: de vrouw) zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Verweerder staat de vrouw bij.  2.3    Bij besluit van 6 juni 2021 van de burgemeester van Amsterdam is aan klager een huisverbod en een contactverbod opgelegd. Klager heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is op 14 juni 2021 door de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) bij mondelinge beslissing gegrond verklaard. De rechter heeft in het proces-verbaal van 14 juni 2021 het volgende overwogen, voor zover relevant: “(…)In het onderhavige geval bestond er een serieus relatieprobleem omdat [klager] wil scheiden en de vrouw dat kennelijk niet wil/wilde. Er zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd door [klager] en de vrouw en er zijn geen objectieve gegevens of aanwijzingen beschikbaar waaruit blijkt dat sprake van geweld of gevaar voor de vrouw. Het enkele feit dat achterblijver een kwetsbare vrouw is onvoldoende grond. Tegen dit licht is de rechtbank van oordeel dat [klager] niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten het huis- en contactverbod uit te vaardigen. (…) Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard en de beschikking van de burgemeester van 6 juni 2021 wordt vernietigd.(..)” 2.4    Op 23 september 2021 heeft verweerder namens de vrouw, een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend.  2.5    Bij brief van 8 oktober 2021 schrijft verweerder aan de rechtbank, voor zover relevant: “In opgemelde procedure met zaaknr. (…) heeft uw rechtbank op 24-9-2021 de vrouw verzocht om een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (niet ouder dan drie maanden) over te leggen. Het is voor de vrouw schier onmogelijk om aan dat verzoek te voldoen om de volgende redenen. In de eerste plaats bevindt de originele gewaarmerkte kopie van de huwelijksakte zich bij [klager]. Hij heeft hem ook recentelijk reeds overgelegd in de echtscheidingsprocedure met zaaknr. (…) die hij overigens op 16 september jl. heeft ingetrokken (…).”  2.6    In een brief van 15 oktober 2021 van het Arrondissementsparket Amsterdam (hierna: het parket) aan klager staat dat een zaak waarin hij verdachte is, is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.  2.7    Op 25 januari 2022 heeft verweerder namens de vrouw een verweerschrift ingediend. Hierin staat het volgende, voor zover relevant:  (onder 8) “Verder is de vrouw van opvatting dat de overeenkomst die [klager] aanduidt als huwelijkse voorwaarden ongeldig dan wel niet van toepassing is. Volgens het Marokkaans huwelijks vermogensrecht dient een dergelijke overeenkomst voorafgaand aan het huwelijk gesloten te worden. In dit geval is de overeenkomst geruime tijd na de huwelijksvoltrekking opgemaakt.”  (onder 9): “Verder geeft de vrouw aan dat voornoemde overeenkomst wegens een of meerdere wilsgebreken nietig is. De vrouw geeft aan dat zij de overeenkomst onder dwang dan bedreiging heeft moeten ondertekenen. ” (Onder 10): “In de beschikking betreffende voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw maandelijks via e-mail [klager] op de hoogte houdt inzake gewichtige aangelegenheden met betrekking tot het minderjarig kind, onder toezending van een foto. De verhoudingen tussen partijen zijn dusdanig verslechterd dat redelijkerwijze niet van de vrouw gevergd kan worden dat zij persoonlijk de e-mail aan [klager] moet sturen, zoals hij in alinea 57 van zijn verweerschrift verzoekt. [Klager] dreigt bijvoorbeeld met aangifte tegen de zuster van de vrouw wegens stalking, alleen maar omdat zij namens de vrouw, de e-mail aan hem stuurt conform de bepalingen in de voorlopige voorzieningen (productie 11).”  (onder 11): “Ook heeft de vrouw eerder aangifte tegen [klager] gedaan bij de politie, is aan [klager][ een huisverbod opgelegd en verblijft de vrouw niet voor niets thans in een Blijf-van-mijn-lijf-huis.”  (onder 12) “Onder deze omstandigheden waarbij de vrouw angstig is voor klager en geen contact met hem wil, terwijl [klager] op dwingende wijze het contact met de vrouw lijkt af te dwingen, acht de vrouw van belang dat een de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doet naar de veiligheid van de vrouw en wijze de zorgregeling het best invulling kan worden gegeven.” 2.8    Op 17 mei 2022 heeft verweerder namens de vrouw een akte wijziging verzoek ingediend. Hierin staat onder punt 5, voor zover relevant: “Ook is er op dit moment onvoldoende vertrouwen op basis waarvan onbegeleide omgang kan plaatsvinden. Zo heeft cliënte zeer recentelijk berichten van de man ontvangen waarin hij haar valselijk beschuldigde van kinderontvoering en aangaf dat hij aangifte daarvan zou doen. Voor de goede orde merkt de vrouw op dat zij zich daar uiteraard niet schuldig aan heeft gemaakt. Zelfs een familiebezoek met (het kind) (met de auto) in België verricht de vrouw eerst na toestemming van de man, laat staan een (vlieg)reis naar Marokko. Productie 11: Berichten van de man aan de vrouw.” Bijgevoegde productie 11 betreft een tweetal Whatsappberichten van klager aan de vrouw. Boven het eerst bijgevoegde bericht staat dat “7 mei 2022” en boven het tweede bericht staat “vandaag”. In het bericht van 7 mei 2022 staat: “Beste [de vrouw], heb net te horen gekregen dat je naar marokko bnt gegaan en je hebt zonder toestemming onze dochter meegenomen.” In het bericht van “vandaag” staat: “Beste [de vrouw], ik vind het jammer dat je niet eens de moeite neemt om mij te informeren over het waarzijn van ons kind. Hierdoor hen jij met de onttrekking mijn ouderlijk gezag ernstig ondermijnd. Je hebt mij in grote angst en onzekerheid achtergelaten in Nederlan. Als gevolg vind ik mij noodgedwongen om naar de politie te stappen om aangifte te doen van ontvoering.” 2.9    Onder punt 6 van de akte van 17 mei 2022 staat, voor zover relevant: “Verder heeft de zus van cliënte een bedreigend bericht ontvangen. Het bericht is afkomstig van een onbekend Marokkaans telefoonnummer en gaat over het melden Pagina 3 van 4 van zwartwerken en over het doen van een melding bij de vreemdelingenpolitie over de moeder. Cliënte en haar zuster kennen het Marokkaanse telefoonnummer waarmee het bericht verstuurd is niet. Wel merkt cliënte op dat de man destijds volgens haar (korte tijd) in Marokko was en dat haar zuster nadien geen (dreig)berichten meer heeft ontvangen van dat onbekende nummer. Zij vermoeden daarom dat het bericht mogelijk door [klager] is verstuurd, toen hij in Marokko was. Als productie 12 legt de vrouw voornoemd bericht over met daarbij een ongeverifieerde vertaling.” 2.10    Op 28 februari 2023 en aanvullend op 3 april 2023 heeft klager de klacht over verweerder ingediend bij de deken. 

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder:  a)    ten onrechte te stellen dat de originele gewaarmerkte kopie van de huwelijksakte zich bij klager bevond;  b)    ten onrechte te stellen dat klager volgens zijn cliënte een bedreigend bericht heeft verstuurd naar de zus van zijn cliënte en klager daarmee als schurk te bestempelen;  c)    ten onrechte te stellen dat zijn cliënte in beroep is gegaan tegen de echtscheidingsbeschikking terwijl hij wist dat ze alleen in beroep was gegaan tegen de voorzieningen;  d)    ten onrechte te stellen dat klager zijn cliënte niet zou hebben gecondoleerd met het overlijden van haar vader;  e)    in het F3-formulier van 25 januari 2022 onvolledig te zijn en daarmee klager als schurk heeft afgeschilderd.

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING 5.1    De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 5.2    Een advocaat in familiekwesties moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Klachtonderdeel a) 5.3    Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij in een brief van 8 oktober 2021 aan de rechtbank ten onrechte heeft gesteld dat een origineel gewaarmerkte kopie van de huwelijksakte zich bij klager bevond. Dit was onjuist. Productie 11 bij voornoemde brief betreft een kopie van deze akte, maar er is volgens klager geprobeerd om de stempels van de tolk hierop te verbergen.  5.4    De raad is van oordeel dat klachtonderdeel a) niet slaagt. Voor zover klager in dit klachtonderdeel verweerder verwijt feiten te hebben geponeerd waarvan verweerder de onwaarheid kende (door te stellen dat een origineel gewaarmerkte kopie van de huwelijksakte zich bij klager bevond), valt naar het oordeel van de raad niet in te zien welk nadeel klager hiervan heeft ondervonden. Uit de inhoud van het klachtdossier blijkt immers dat zowel klager als de vrouw een kopie van de gewaarmerkte huwelijksakte in de procedure hadden ingebracht, omdat de originele akte zich in Marokko bevond. Nu klager dit klachtonderdeel verder niet van een nadere onderbouwing heeft voorzien, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.  Klachtonderdeel b)  5.5    Klager verwijt verweerder in klachtonderdeel b) dat hij in de akte wijziging verzoek van 17 mei 2022 ten onrechte heeft gesteld dat klager een bedreigend bericht zou hebben verstuurd naar de zus van de vrouw. Hiermee heeft verweerder klager als schurk bestempeld.  5.6    De raad stelt vast dat verweerder in de akte wijziging verzoeken van 17 mei 2022 schrijft dat de zus van de vrouw een bedreigend bericht had ontvangen, afkomstig van een onbekend Marokkaans telefoonnummer. Omdat klager op het moment van het versturen van het bericht korte tijd in Marokko verbleef, en de zus nadien geen berichten meer van het betreffende telefoonnummer had ontvangen, heeft verweerder in de akte geschreven dat de vrouw en de zus “vermoeden” dat het bericht “mogelijk” door klager is verstuurd toen hij in Marokko was. De raad overweegt dat verweerder middels een beschrijving van de omstandigheden waaronder het bericht is verstuurd, enkel een vermoeden heeft uitgesproken in de richting van klager. Verweerder heeft zich met de door hem in de akte gekozen bewoordingen voldoende genuanceerd uitgedrukt en hij heeft nergens de stelling ingenomen dat het betreffende bericht hoe dan ook van klager afkomstig was, noch heeft hij klager op enig moment als schurk bestempeld. Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel b) eveneens ongegrond.  Klachtonderdeel c)  5.7    Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij heeft beweerd dat de vrouw in hoger beroep was gegaan tegen de echtscheidingsbeslissing, zonder daarvan bewijs te leveren. Daarbij wist verweerder dat zijn cliënte alleen in beroep was gegaan tegen de voorzieningen. 5.8    De raad is van oordeel dat klachtonderdeel c) niet slaagt. Verweerder heeft genoegzaam aangevoerd dat de vrouw in Marokko werd bijgestaan door een andere (Marokkaanse) advocaat. Verweerder was niet betrokken bij de aldaar lopende procedures en droeg hier ook geen kennis van. Op de zitting waar de voorlopige voorzieningen werden behandeld kwam verweerder er pas achter dat er in Marokko al een echtscheiding tussen partijen was uitgesproken en dat deze onherroepelijk was en reeds was ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. Dat dit anders is gegaan, en dat verweerder al eerder kennis droeg van deze informatie waardoor hij wist dat de vrouw alleen in hoger beroep was gegaan tegen de voorlopige voorzieningen (en dus niet tegen de echtscheidingsbeschikking), heeft klager niet nader onderbouwd. De raad is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder. Klachtonderdeel c) is daarom eveneens ongegrond.  Klachtonderdeel d)  5.9    Klager verwijt verweerder in klachtonderdeel d) dat hij in een verweerschrift van 11 augustus 2022 ten onrechte heeft gesteld dat klager de vrouw, “in plaats van haar beschaafd te condoleren met het overlijden van haar vader, haar berichten heeft gestuurd dat zij zonder zijn toestemming naar Marokko zou zijn afgereisd.” In de akte wijziging verzoek van 17 mei 2022 heeft verweerder daarbij als productie 11 een printscreen van de in dit verband door klager aan de vrouw verstuurde berichten gevoegd. Verweerder heeft echter nagelaten om een hierbij behorend bericht waarin klager de vrouw condoleerde, ook bij te voegen.  5.10    De raad stelt vast dat het verweerschrift van 11 augustus 2022 zich niet in het dossier bevindt en dat de raad hiervan dan ook geen kennis heeft kunnen nemen. Nu verweerder echter niet heeft betwist dat hij de hierin door klager genoemde bewoordingen heeft gebruikt, gaat de raad ervan uit dat verweerder dit zo op deze manier heeft geformuleerd in zijn verweerschrift. Voor het door klager gestelde bestaan van een bericht waarin hij de vrouw met het overlijden van haar vader zou haar vader hebben gecondoleerd en dat door verweerder (bewust) zou zijn achtergehouden, ziet de raad evenwel geen aanknopingspunten in het dossier. Verweerder betwist dat hij een dergelijk condoleancebericht van klager richting de vrouw zou hebben gezien en klager heeft het vermeende bericht ook niet overlegd zodat hetgeen klager hier verder over aanvoert, niet door hem is onderbouwd. In het klachtdossier bevinden zich enkel de (als productie 11 bijgevoegde) Whatsapp berichten van klager aan de vrouw (zoals onder 2.8 genoemd) en uit niets blijkt dat (daarnaast) ook sprake was van een condoleancebericht van klager welke verweerder al dan niet bewust zou hebben achtergehouden. De raad is gelet op het voorgaande van oordeel dat klachtonderdeel d) ook ongegrond is.  Klachtonderdeel e)  5.11    Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij in zijn op 25 januari 2022 ingediende verweerschrift onvolledig is geweest en verweerder (hierdoor) als schurk heeft afgeschilderd. Hetgeen verweerder onder punt 8 van dit verweerschrift over het Marokkaanse recht heeft aangevoerd, is volgens klager onjuist. Verder blijkt uit niets dat de vrouw de verklaring zoals onder punt 9 genoemd, onder dwang zou hebben getekend. Klager noemt voor wat betreft het door verweerder onder punt 10 gestelde, een beschikking van de rechtbank 17 november 2021 waarin is bepaald dat de vrouw (en niemand anders) klager maandelijks per e-mail informatie over het kind zal verschaffen. De vrouw was dan ook gehouden dit zo te doen, maar verweerder heeft nagelaten om deze beschikking in te brengen. Daarnaast heeft verweerder bij punt 11 nagelaten te vermelden dat een eerder aan klager opgelegde huisverbod door de rechter reeds op 14 juni 2021 was vernietigd, als ook dat de aangifte van de vrouw jegens klager al bij brief van 15 oktober 2021 door het parket was geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.  5.12    Verweerder betwist klager als schurk te hebben afgeschilderd, maar hij heeft ter zitting onderkend dat hij vollediger had moeten zijn en in zijn verweer naar alle noodzakelijke stukken had moeten verwijzen, ook als die mogelijk in het nadeel van zijn cliënte waren. Alhoewel verweerder nu niet meer weet of hij er destijds van op de hoogte was dat de aangifte van de vrouw jegens klager door het parket was geseponeerd, was verweerder er ten tijde van het indienen van het verweerschrift wel mee bekend dat het huisverbod jegens klager was vernietigd. Verweerder ziet in dat hij dit punt ook had moeten vermelden in zijn verweerschrift.   5.13    De raad stelt voorop dat het verwijt van klager richting verweerder met betrekking tot de punten 8,9 en 10 van het verweerschrift van 25 januari 2022, niet nader door klager is onderbouwd en dat ook overigens niet is gebleken dat verweerder ten aanzien van deze punten (bewust) onvolledig zou zijn geweest. Klachtonderdeel e) is ten aanzien van die punten dan ook ongegrond.  5.14    Dit is naar het oordeel van de raad anders voor hetgeen klager in klachtonderdeel e) heeft genoemd over punt 11 van het verweerschrift van verweerder, namelijk “dat de vrouw eerder aangifte tegen klager had gedaan bij de politie, dat er aan klager een huisverbod was opgelegd en dat de vrouw “niet voor niets” in een Blijf-van-mijn-lijf-huis verbleef.” Daarmee stelt verweerder klager in een zwart daglicht en verweerder heeft deze punten (mede) ingebracht ter onderbouwing van zijn stelling dat de vrouw bang was voor klager. Alhoewel verweerder op zitting heeft verklaard dat hij niet meer weet of hij er destijds van op de hoogte was dat de aangifte jegens klager was geseponeerd, heeft hij erkend dat hij destijds wel wist dat het eerder aan klager opgelegde huisverbod reeds was vernietigd. Door dit essentiële punt niet te vermelden, is verweerder naar het oordeel van de raad onvolledig geweest in zijn verweerschrift. Verweerder heeft zich hiermee suggestief en onnodig polariserend opgesteld en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Klachtonderdeel e) is in zoverre dan ook gegrond. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerder is onvolledig geweest in het aanleveren van zijn stukken, waardoor hij zich onnodig polariserend heeft opgesteld. Daarbij past de maatregel van een waarschuwing.  Bij de bepaling van de maatregel houdt de raad rekening met de context waarbinnen over verweerder is geklaagd, namelijk een familierechtprocedure die een niet polariserende houding van een advocaat vereist. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING  7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

         BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart klachtonderdeel e) gegrond ten aanzien van het onder punt 11 van het in het verweerschrift genoemde huisverbod en ongegrond ten aanzien van de overige in dit onderdeel genoemde punten; -    verklaart de klachtonderdelen a), b), c) en d) ongegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;  -    veroordeelt verweerder  tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. D. Horeman en M. Bootsma,    leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.     

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op: 22 december 2023