Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-11-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:352
Zaaknummer
23-687/AL/MN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing over de advocaat van de wederpartij in een civiel geschil. In de gegeven omstandigheden kan het verweerder niet worden verweten dat hij bij inspectie van een woning het woongedeelte van klager zonder diens toestemming heeft betreden. Dat verweerder emotioneel te betrokken bij zijn cliënt was, kan de voorzitter uit de stukken niet afleiden. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 november 2023 in de zaak 23-687/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 11 oktober 2023 met kenmerk Z 2216014/FB/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager en zijn echtgenote zijn ieder voor 1/3 eigenaar van een monumentale boerderij (hierna verder: de woning). De ex-partner van de schoonmoeder van klager is ook 1/3 eigenaar van deze woning. Klager en zijn echtgenote wonen in het voorste gedeelte van de woning, de ex-partner van de schoonmoeder van klager in het achterste gedeelte. 1.2 Klager en zijn echtgenote zijn vanwege de echtscheiding van de schoonmoeder van klager en haar toenmalige partner in februari 2020 een civiele procedure gestart. In die procedure hebben zij gevorderd dat de ex-partner van de schoonmoeder moet meewerken aan de toedeling en levering van het aandeel in de woning aan klager en zijn echtgenote dan wel dat moet worden meegewerkt aan verkoop van de woning. Zij zijn hierin bijgestaan door mr. P. 1.3 Verweerder heeft in deze procedure de ex-partner van de schoonmoeder van klager bijgestaan. Hij heeft namens zijn cliënt in voorwaardelijke reconventie onder andere een kadastrale splitsing van de woning in twee aparte woningen en een vergoedingsrecht gevorderd. 1.4 Bij tussenvonnis van 30 december 2020 heeft de rechtbank de vordering van de cliënt van verweerder tot splitsing van de woning toegewezen. Klager en zijn echtgenote zijn daarin veroordeeld om al hetgeen te doen dat noodzakelijk is om tot een kadastrale splitsing van de woning te komen. Bij vonnis van 27 juli 2022 heeft de rechtbank aan de medewerking van klager en zijn echtgenote een dwangsom verbonden. 1.5 In november 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de inhoud van de opdracht aan een onafhankelijk makelaar om de vergunningsaanvraag voor een splitsing van de woning te begeleiden. Deze makelaar heeft met instemming van partijen voor de technische kant een bureau, gespecialiseerd in dergelijke vergunningstrajecten, ingeschakeld. 1.6 De makelaar heeft op 21 februari 2023 om 11:00 uur een bijeenkomst in de woning gepland voor inspectie. Om 11:00 uur waren de makelaar en een kantoorgenoot, alsmede twee medewerkers van het door de makelaar ingeschakelde bureau aanwezig. In plaats van de advocaat van klager was een vervanger - mr. K - aanwezig. Verweerder is 20 minuten te laat gearriveerd. Hij heeft zich buiten, na afronding van de inspectie van het woongedeelte van zijn cliënt, bij het gezelschap gevoegd. Daarna heeft een inspectie in het woongedeelte van klager en zijn echtgenote plaatsgevonden. 1.7 Op 23 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet (Aw) door:
a) ongevraagd en ongenodigd toegang tot de woning van klager te verschaffen tijdens een overleg met de makelaar;
b) onvoldoende professionele distantie in acht te nemen. Toelichting: Volgens klager is verweerder emotioneel te betrokken bij zijn cliënt. Daardoor voelt zijn cliënt zich gesterkt in diens intimiderende gedrag naar klager, waardoor de al jaren gespannen verhouding tussen partijen in stand wordt gehouden. Door toedoen van verweerder sleept de zaak ook al jaren. Verweerder heeft de rechter ten onrechte voorgehouden dat een splitsingsvergunning makkelijk en goedkoop is te realiseren, terwijl het tegenovergestelde het geval is. Ondanks alle vonnissen heeft verweerder geen enkel initiatief genomen om de splitsing te regelen en heeft hij telkens weer uitstel gevraagd in de procedures en alles vertraagd.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 Na het vonnis van 30 december 2020 volgde volgens verweerder een lange periode waarin klager niet wenste mee te werken aan een vergunningsaanvraag die noodzakelijk was om tot daadwerkelijke splitsing van de woning te komen. Bij vonnis van 27 juli 2022 heeft de rechter aan de veroordeling van klager om mee te werken een dwangsom verbonden. Pas hierna kwam volgens verweerder overleg op gang om de vergunningsaanvraag voor te bereiden. Hiertoe werd een onpartijdige makelaar ingeschakeld die partijen zou begeleiden bij die aanvraag. Deze makelaar heeft voorgesteld om een afspraak te maken om de woning en de beide een woongedeeltes met een technisch bureau te inspecteren zodat in kaart kon worden gebracht welke werkzaamheden in de woongedeeltes nog moesten worden verricht om aan de vergunningseisen te voldoen. Een knelpunt vormde daarbij mogelijk de brandveilige afscheiding tussen de woonkamer van zijn cliënt en de daarboven liggende kinderslaapkamer van klager. Een volledige verticale splitsing tussen de twee woningen was daardoor niet mogelijk. 3.3 Op 21 februari 2023 vond de bijeenkomst in de woning plaats. Afgesproken was dat de advocaten van beide partijen ook daarbij aanwezig zouden zijn. Door omstandigheden was hij 20 minuten te laat. Hij heeft zich toen buiten bij het gezelschap gevoegd, waar ook mr. K bij stond. Het gezelschap had het woongedeelte van zijn cliënt toen al geïnspecteerd. De makelaar liet hem op dat moment weten dat de brandveiligheidsvoorschriften een groot en duur probleem zouden vormen. Daarna liep het hele gezelschap naar het woongedeelte van klager en zijn echtgenote, vooral ook om daar de kinderkamer te inspecteren. Verweerder is toen het woongedeelte van klager en vervolgens de kinderkamer ingelopen. Hij ging er op dat moment vanuit dat mr. K ook bij de eerdere inspectie van het woongedeelte van zijn cliënt aanwezig was geweest. Tot zijn verbazing werd hem door klager verzocht diens woongedeelte te verlaten onder dreiging dat klager anders de politie zou waarschuwen. Daarop heeft verweerder het woongedeelte van klager verlaten. Pas achteraf heeft verweerder vernomen dat mr. K. niet aanwezig was geweest bij de inspectie van het woongedeelte van zijn cliënt, terwijl zijn cliënt dat niet bezwaarlijk had gevonden. Volgens verweerder heeft mr. K. ook geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat hij het woongedeelte van klager binnenliep. Het is nooit zijn bedoeling geweest om de eigendomsrechten van klager te schenden. Hij heeft zich, zoals vooraf besproken met de advocaat van klager, terughoudend opgesteld tijdens de inspectie. Klachtonderdeel b)
3.4 Na de inspectie van de woning heeft hij telefonisch contact met mr. K gehad. Verweerder herkent zich niet in de weergave van het gesprek zoals klager dat stelt. Als betrokken en partijdige belangenbehartiger komt hij op voor de belangen van zijn cliënt en dat doet hij met de nodige professionele afstand. Volgens verweerder is het voor betrokkenen zelf een zeer emotionele zaak die al jaren duurt en veel van hen vergt.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de voorzitter bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. 4.2 Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij en mag hij de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. 4.3 De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Klachtonderdeel a); betreden van de woning van klager 4.4 Vaststaat dat verweerder tijdens de door de ingeschakelde makelaar op 21 februari 2023 geplande inspectie van de woning het woongedeelte van klager ongevraagd en ongenodigd heeft betreden. Verweerder heeft in zijn verweer toegelicht onder welke omstandigheden hij dat destijds heeft gedaan en ook dat hem pas achteraf duidelijk is geworden dat mr. K namens klager bij de inspectie van het woongedeelte van zijn cliënt dit woongedeelte niet had betreden. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder met zijn handelen niet de grenzen van het betamelijke overtreden. Als er al afspraken zijn gemaakt tussen partijen over hoe de advocaten zich tijdens deze bijeenkomst in de woning zouden opstellen ‘terughoudend’ - dan is de voorzitter uit de stukken niet gebleken dat aan die afspraak een duidelijke concrete invulling is gegeven. Zo is niet met stukken onderbouwd dat zou zijn afgesproken dat de advocaten tijdens de inspectie de woongedeelten van de wederpartij of bepaalde delen daarvan, zoals slaapkamers, niet zouden mogen betreden. Dat is ook op voorhand niet evident duidelijk bij een dergelijk geschil omdat het begrip ‘terughoudendheid’ ook kan zien op het niet beïnvloeden van de makelaar tijdens de inspectie van de woning. Dat de advocaat van klager over de vooraf gemaakte gemaakte afspraken een ander beeld lijkt te hebben dan verweerder, maakt nog niet dat verweerder daarom onjuist heeft gehandeld. 4.5 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klager door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad. De voorzitter zal klachtonderdeel a) dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b); betrokkenheid verweerder
4.6 De juistheid van dit verwijt is, tegenover de betwisting daarvan, voor de voorzitter niet vast te stellen. Klager en verweerder staan met hun standpunten immers lijnrecht tegenover elkaar. Uit de stukken kan de voorzitter ook niet afleiden dat verweerder onvoldoende professionele distantie in acht heeft genomen en emotioneel te betrokken was bij zijn cliënt, waardoor klager in zijn belangen zou zijn geschaad. Ook kan uit de stukken niet worden afgeleid dat door toedoen van verweerder de afhandeling van het onderliggende geschil ernstig is vertraagd en emotioneel hoog is opgelopen. Dat verweerder de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad, is de voorzitter dan ook niet gebleken. Daarom zal de voorzitter ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 27 november 2023