Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-12-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:260
Zaaknummer
23-659/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over onjuiste geboortedatum en onderwerpregel van de brief zijn kennelijk van onvoldoende gewicht. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Klager kon de door verweerder – namens de wederpartij – aangevoerde stellingen en argumenten in de kortgedingprocedure betwisten of anderszins aan de orde stellen. Verweerder mocht uitgaan van de juistheid van de door zijn cliënten aangeleverde informatie.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 december 2023 in de zaak 23-659/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 28 september 2023 met kenmerk A 2023/085, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 16.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft een geschil gehad met zijn bovenbuurman rondom de verkoop van diens appartement. Verweerder heeft de bovenburen bijgestaan. 1.2 Verweerder heeft namens de bovenburen zowel per e-mail als per gewone post een op 3 april 2023 gedateerde sommatiebrief naar klager gestuurd. Klager heeft op 7 april 2023 kennis genomen van de inhoud van de brief. 1.3 Op 26 april 2023 heeft verweerder aan klager aangegeven dat, nu klager geen gehoor geeft aan de sommatie, een kort geding zal worden gestart. Verweerder heeft klager daarbij een kopie van de dagvaarding meegestuurd. 1.4 Op 28 april 2023 heeft verweerder de voorgenomen tekst voor een dagvaarding per e mail aan klager verzonden. 1.5 Op 1 mei 2023 heeft verweerder een dagvaarding laten uitbrengen aan klager. 1.6 Op 8 mei 2023 heeft de kortgedingzitting plaatsgevonden. Verweerder heeft daarbij spreekaantekeningen overgelegd. 1.7 Op 16 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft in zijn sommatiebrief verwijtbare slordigheden opgenomen, door een onjuiste geboortedatum van klager op te nemen en door in het onderwerp van de brief niet de twee conflictpartijen aan te geven maar de dossiernaam in het archief van verweerder, en door op de zitting hiervoor geen excuses aan te bieden; b) Verweerder heeft klager in de sommatiebrief tot uiterlijk 6 april 2023 de mogelijkheid geboden om te reageren, maar deze brief is aantoonbaar pas op 6 april 2023 per e-mail verzonden. Klager heeft de brief pas op 7 april 2023 gelezen zodat hij door verweerders “kapitale blunder die een advocaat onwaardig is” niet op tijd kon reageren. Verweerder benoemt deze “blunder” ook niet in zijn spreekaantekeningen en hij durft dit niet toe te geven. Verweerder heeft geen enkel begrip voor klagers verzoek om vanwege dit “broddelwerk” de sommatiebrief buiten beschouwing te laten; c) Verweerder heeft een dagvaarding en spreekaantekeningen opgesteld die volstaan met (bewuste en beledigende) leugens, verzinsels en onjuistheden. Verweerder heeft zonder de door zijn cliënt verstrekte informatie te verifiëren elke roddel en elk verzinsel als feit opgenomen. Door deze onjuiste stellingen heeft de rechtbank geoordeeld dat iedere partij zijn eigen kosten draagt, zodat klager een schade van € 330,- heeft opgelopen; d) Verweerder hield een geheel overbodig betoog over een reconventionele vordering die klager had ingediend. Klager wist echter dat hij zonder advocaat geen reconventionele vordering kon indienen en had dit daarom alleen als wens geuit. Verweerder trapte daar echter in, anders dan de rechter, en beging ook daarmee een blunder; e) Verweerder verwijt klager dat hij het niet zo nauw neemt met de waarheid, wat een duidelijk geval van ‘de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet’ is; f) De kwaliteit van verweerders dienstverlening is onvoldoende, doordat hij stelde dat klager de dagvaarding al eerder dan 1 mei 2023, namelijk op 28 april 2023 had ontvangen. Dat betrof de voorgenomen tekst die niet voldoet aan de formele aanlevering van de dagvaarding. Ook schiet hij tekort in zijn wetsinterpretatie, door anders dan klager niet tot de conclusie te komen dat sprake was van verduistering als bedoeld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht; g) Verweerder geeft bewust een uiterst vertroebeld beeld van de werkelijkheid, door aan cherrypicking te doen bij het aanhalen van de veelheid aan e-mailwisselingen tussen zijn cliënten en klager; h) In zijn repliek heeft klager aan het voorgaande toegevoegd dat de incompetentie van verweerder ook blijkt uit het feit dat hij te laat, want met een tijdsoverschrijding van zes dagen en pas na rappel van de deken, op zijn klacht heeft gereageerd.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De klacht is ingediend tegen de advocaat van de wederpartij. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Beoordeling 4.2 Klachtonderdeel a) is kennelijk van onvoldoende gewicht. De voorzitter ziet niet in welk belang gediend is bij een klacht over een onjuiste geboortedatum of over hetgeen verweerder in de onderwerpregel van zijn brieven noteert, terwijl klager weet dat de brief voor hem bedoeld is en uit de brief zelf kan opmaken waar het over gaat. 4.3 De voorzitter acht de klachtonderdelen b) tot en met g) kennelijk ongegrond. Deze klachtonderdelen richten zich alle op wat inhoudelijk bij de kortgedingrechter al aan de orde is geweest. Klager kon de door verweerder aangehaalde stellingen en argumenten in die procedure betwisten of anderszins aan de orde stellen. Zoals volgt uit overweging 4.1, mocht verweerder uitgaan van de juistheid van de informatie van zijn cliënten en heeft hij die niet hoeven verifiëren. Voor zover klager het niet eens is met de uitkomst van die procedure, namelijk dat hij zijn eigen kosten moet betalen, is dat iets wat hij in een eventueel hoger beroep heeft kunnen bestrijden. Als wederpartij van de cliënten van verweerder gaat klager ten slotte niet over de kwaliteit van de door verweerder aan zijn cliënten verleende diensten. Met verweerder heeft klager geen overeenkomst tot het verlenen van rechtsbijstand afgesloten. 4.4 Klachtonderdeel h) leidt niet tot een ander oordeel. De door de deken gehanteerde reactietermijn is een termijn van orde en niet een ‘fatale’ termijn. Klager had dat overigens zelf kunnen afleiden uit het feit dat de deken na het verstrijken van de termijn een korte rappelbrief stuurde met daarin een nieuwe reactietermijn. Conclusie 4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk van onvoldoende gewicht verklaren. Klachtonderdelen b) tot en met h) worden, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - verklaart klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk van onvoldoende gewicht; - verklaart klachtonderdelen b) tot en met h), met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.