Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:228

Zaaknummer

23-749/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 december 2023  in de zaak 23-749/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

   klaagster

over:      verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 november 2023 met kenmerk 2236682/JS/BF, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de door verweerder op 17 november 2023 nagezonden stukken en de reactie hierop namens klaagster van 20 november 2023. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klaagster is een bedrijf waar kleding op maat wordt gemaakt. S is eigenaar van het bedrijf. Klaagster heeft een geschil met C naar aanleiding van een door C geplaatste bestelling voor een maatpak. Verweerder staat C in dit geschil als advocaat bij. 1.2    Op 15 april 2023 heeft S een e-mailbericht aan C gestuurd. Hij schrijft hierin, voor zover relevant: “Following our whatsapp contact today I send you this mail. We contacted you numerous times by phone and left voicemails. You did not respond. So today we contacted you by whatsapp to inform you that due to a mistake of a supplier a fabric is sold out. Simply a fact of life that these things happen.  You demand a refund and say you are provided a bad service. (…) We will not refund you and will especially not send you your measurements. People pay to have their measurements taken, the cloth of your suit has been cut and your suit is being made already and most important that is not how our contract between our company and you works. At this moment your order is on hold and we await your reply.” 1.3    Omdat deze e-mail C niet had bereikt, heeft S deze op 19 april 2023 nogmaals gestuurd, ditmaal naar een ander e-mailadres van C. 1.4    Op 20 april 2023 heeft S de e-mails die hij op 15 en 19 april 2023 aan C had gestuurd, doorgezonden aan zijn medewerkster, M. M heeft dezelfde dag de e-mails opnieuw naar C doorgestuurd. Zij schrijft hem: “Hello [C], below you can find the e-mails from [S]l. Kind regards, [M]” 1.5    Vervolgens heeft C aan S en M meerdere malen verzocht het contract waaraan S in zijn e-mailbericht van 15 april 2023 refereert aan hem toe te sturen. Op 21 april 2023 heeft M aan C geschreven: “Included are the documents, for further questions, please contact [S].”  1.6    Op 10 mei 2023 heeft verweerder namens C per e-mail een sommatiebrief aan klaagster gestuurd. De e-mail was gericht aan S en in de cc stond M. 1.7    Op 11 mei 2023 heeft S namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:  a)    verweerder heeft M in de cc van zijn sommatie-e-mail van 10 mei 2023 opgenomen. Klaagster heeft dit als storend ervaren. Hiermee wordt personeel geïnformeerd over zaken die hen niet aangaan;  b)    verweerder heeft door dit te doen de goede naam van klaagster aangetast.  

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De klacht betreft de advocaat van de wederpartij. Voorop staat dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen en (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.2    De voorzitter ziet aanleiding beide klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken.  Klaagster is van mening dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld door M in de cc van zijn e-mail van 10 mei 2023 te zetten, terwijl M eerder had meegedeeld aan C dat hij voor juridische zaken bij S moest zijn. M was slechts op de hoogte van het feit dat klaagster en C een geschil hadden maar zij was niet bekend met de inhoud van het geschil. Doordat verweerder M in de cc van zijn e-mail van 10 mei 2023 had gezet, is M bekend geworden met de inhoud van het geschil. Verweerder heeft hiermee personeel geïnformeerd over zaken die hen niet aangaan. Door verweerders handelen is de goede naam van klaagster richting M aangetast. Dergelijke brieven beïnvloeden de onderlinge verhoudingen op een negatieve manier, gezien de beeldvorming die hierdoor kan ontstaan. Volgens klaagster is sprake van smaad.   4.3    Naar het oordeel van de voorzitter slaagt de klacht niet. Uit het klachtdossier, waaronder het verweer van verweerder, blijkt dat verweerder namens C één sommatiebrief per e-mail heeft verzonden. De medewerkster M die in de cc was opgenomen, was al op de hoogte van de inhoud van het geschil en had ook al contact gehad met C. Dit blijkt uit de door verweerder overgelegde correspondentie. Zo staat in de e-mail van 15 april 2023 - die op 20 april 2023 door M was doorgestuurd aan C - dat C geld terugvordert van klaagster en dat klaagster het hier niet mee eens is. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder bovendien terecht gesteld dat hij met het verzenden van een sommatiebrief naar een eigenaar van een bedrijf (S) en diens medewerkster (M) teneinde nakoming te bewerkstelligen van een vordering van een cliënt (C), de ruime vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij geniet niet heeft overschreden. Evenmin is het de voorzitter gebleken dat verweerder de naam van het bedrijf heeft geschaad door zijn handelen. Dit verwijt heeft klaagster ook verder niet onderbouwd. Naar het oordeel van de voorzitter diende de sommatiebrief een redelijk doel en was het voor verweerder een geoorloofd middel om in het belang van C in te zetten. Van klachtwaardig handelen is geen sprake.  4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren. 

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023.

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 11 december 2023