Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:232

Zaaknummer

23-255/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Op grond van de feitelijke weergave van contactmomenten en werkzaamheden wordt vastgesteld dat verweerder klaagster uitvoerig heeft geïnformeerd over de stappen die nodig zijn voor de mvv-aanvraag en dat verweerder klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden over zijn communicatie met de IND. Van het tekortschieten van verweerder in zijn dienstverlening aan klaagster dan wel nalatigheid van verweerder door stukken niet aan de IND door te sturen is dan ook geen sprake. De omstandigheid dat de IND een mvv aan de man van klaagster heeft verleend nadat klaagster een andere advocaat had ingeschakeld, betekent niet dat verweerder ten opzichte van klaagster klachtwaardig heeft gehandeld. Verder is het niet gebleken dat verweerder voor zijn werkzaamheden excessief heeft gedeclareerd. Klacht is in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 december 2023 in de zaak 23-255/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 17 maart 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 6 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1846133/JS/FS digitaal van de deken ontvangen.  1.3    De inhoudelijke behandeling van de klacht stond aanvankelijk gepland op de zitting van de raad van 11 augustus 2023. Om organisatorische redenen is de behandeling toen aangehouden.  1.4    De klacht is inhoudelijk behandeld op de zitting van de raad van 6 november 2023. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.5    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1.1 tot en met 4.1. 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klaagster is getrouwd met de heer El G., oorspronkelijk woonachtig in Marokko. 2.3    Begin juli 2021 heeft klaagster verweerder benaderd, omdat zij haar echtgenoot naar Nederland wil laten overkomen voor permanent verblijf op grond van hun huwelijk.  2.4    Op 6 juli 2021 heeft verweerder de opdracht schriftelijk aan klaagster bevestigd. In deze opdrachtbevestiging is vermeld dat verweerder klaagster zal bijstaan bij de voorbereiding en indiening van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) van de heer El G. en bij de afwikkeling van een positieve beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND). Ook is in deze opdrachtbevestiging vermeld dat voor een mvv-aanvraag geen toevoeging wordt verleend door de Raad van Rechtsbijstand, dat de kosten van rechtsbijstand € 140,- per uur exclusief btw bedragen en dat verweerder klaagster elke maand een termijnnota zal zenden van € 121,- inclusief btw tot de kosten van rechtsbijstand zijn voldaan.  2.5    Op 4 november 2021 hebben verweerder en klaagster elkaar telefonisch gesproken. Dezelfde dag heeft verweerder klaagster per e-mail en per post bericht dat hij een mvv-aanvraag met zeven producties voor de heer El G. heeft ingediend bij de IND. De brief aan de IND heeft verweerder als bijlage bij zijn e-mail en brief gevoegd. In zijn brief heeft verweerder onder meer opgemerkt: ‘Stukken Vanwege de omstandigheid dat u binnenkort een arbeidscontract krijgt dat op maandag 8 november of op dinsdag 9 november 2021 begint, is de aanvraag met spoed vandaag ingediend. De aanvraag moet namelijk ontvangen zijn door de Immigratie- en Naturalisatiedienst voordat uw arbeidscontract start. U vertelde dat u een contract zult krijgen voor een jaar. Daarin zal staan dat u 7,5 tot 8 uur dag werkt en dat u 5 dagen per week zult werken. Omdat snel indienen belangrijk is ben ik nog niet ingegaan op de redenen waarom het basisexamen de heer El G(…] voor problemen stelt. Dat komt later in een aanvulling van de aanvraag. Op een later tijdstip moet de aanvraag verder worden aangevuld. Het gaat daarbij om de volgende stukken: • Kopie van uw nieuwe arbeidsovereenkomst, nadat u die ontvangen heeft. • Kopie van nieuwe salarisspecificaties, nadat u die van uw werkgever heeft ontvangen. • Werkgeversverklaring volgens het model dat door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, dat door uw werkgever is ingevuld en ondertekend. Het is daarvoor nu nog te vroeg.

Het kan zijn dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst nog nadere informatie wenst over de problemen van de heer El G(…) bij het met succes afleggen van het basisexamen.

Het is verstandig als de heer El G nog een vierde poging doet om het basisexamen met succes af te leggen. Het is verstandig dat hij zich eerst weer voorbereid en daarna het basisexamen opnieuw aflegt. (…)’ 

2.6    Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat deze aanvraag op een later tijdstip verder moet worden aangevuld met onder meer de arbeidsovereenkomst en de salarisspecificaties van klaagster en met een werkgeversverklaring.  2.7    Op 16 december 2021 heeft verweerder een arbeidsovereenkomst van klaagster ontvangen. Dezelfde dag heeft verweerder klaagster gemaild en per post bericht dat hij het arbeidscontract van klaagster aan de IND heeft gestuurd. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat de aanvraag op een later tijdstip verder moet worden aangevuld met onder meer salarisspecificaties van klaagster en een werkgeversverklaring. 2.8    Op 14 februari 2022 om 9:57 uur heeft verweerder een brief van de IND van 9 februari 2022 aan klaagster gemaild waarin de IND om nadere informatie vraagt, waaronder een werkgeversverklaring en een volledig overzicht van de werktijden van klaagster. Ook vraagt de IND om stukken ter onderbouwing van het beroep van de heer El G. op ontheffing van het inburgeringsvereiste. In zijn e-mail heeft verweerder nog opgemerkt:  ‘Verder is mij opgevallen op uw salarisspecificatie over de maand januari 2022 dat daar staat dat u een arbeidscontract voor bepaalde tijd heeft. U heeft echter een kopie van uw arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan mij gegeven. Wilt u aan uw werkgever vragen om dit te laten veranderen op u salarisspecificaties voor de toekomst? Het is een detail maar hierop let de Immigratie- en Naturalisatiedienst.’ 2.9    Daarna hebben verweerder en klaagster dezelfde dag, op 14 februari 2022, telefonisch contact met elkaar gehad.  2.10    Op 14 februari 2022 om 12:10 uur heeft klaagster verweerder gemaild met als onderwerp ‘Stop met ondersteuning’. In haar e-mail heeft klaagster het volgende geschreven: ‘Ik wil uw hierbij door geven dat ik er mee stop, ik heb met IND sproken ik ga zelf mijn gegevens door sturen. Zij hebben heel veel gegevens niet ontvangen van uw die ik aan uw heb gestuurd.’ Daarop heeft verweerder dezelfde dag om 19:10 uur als volgt gereageerd: ‘Als u bij uw standpunt blijkt, dat u geen rechtsbijstand meer wenst, dan zal ik geen werkzaamheden meer verrichten.’ 2.11    Op 14 februari 2022 om 13:34 uur heeft verweerder een brief van de IND van 9 februari 2022 en een blanco werkgeversverklaring aan klaagster gemaild. Deze stukken zijn ook per post aan klaagster verstuurd. 2.12    Daarna heeft klaagster een andere advocaat, mr. P., benaderd om haar bij te staan.  2.13    Op 7 maart 2022 heeft verweerder aan klaagster een door haar gevraagd urenoverzicht van zijn werkzaamheden gemaild.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:  a)    verweerder is tekortgeschoten in de behandeling van de zaak van klaagster, omdat hij de zaak niet op de afgesproken manier heeft opgepakt en afgehandeld. Verweerder is nalatig geweest in zijn werkzaamheden; b)    verweerder heeft stukken die klaagster bij hem heeft aangeleverd voor indiening bij de IND, zoals haar arbeidsovereenkomst, de uitslag van het basisexamen inburgering en een salarisspecificatie, niet naar de IND gestuurd; c)    verweerder heeft alleen facturen gestuurd voor werkzaamheden die niet waren afgesproken of die niet nodig waren voor de zaak van klaagster. Verweerder heeft tegen de afspraken in alle brieven niet alleen digitaal maar ook per post verstuurd en daar kosten voor in rekening gebracht.  3.2    In het kader van haar klacht verzoekt klaagster de raad om te bepalen dat het bedrag aan openstaande nota’s van verweerder voor rekening van verweerder komen, omdat verweerder de aanvraag onzorgvuldig bij de IND heeft ingediend. Hierdoor is de procedure bij de IND volgens klaagster onnodig vertraagd en was zij genoodzaakt een andere advocaat in te schakelen. 3.3    De raad zal hierna, waar nodig, op de stellingen en stukken van klaagster ingegaan.

4    VERWEER  4.1    Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder aan dat de mvv-aanvraag op      4 november 2021 niet compleet kon worden ingediend, omdat klaagster toen nog geen arbeidscontract had en haar echtgenoot het inburgeringsexamen nog niet had gehaald. Daarbij merkt verweerder op dat het arbeidscontract van klaagster op 16 december 2021 aan de IND is verstuurd en dat hij de uitslag van het inburgeringsexamen op 8 februari 2022 van klaagster heeft ontvangen.  Verder voert verweerder aan dat de eerste salarisspecificatie van klaagster van januari 2022 niet naar de IND is verstuurd, omdat nog was vermeld dat klaagster een contract voor bepaalde tijd had in plaats van een contract voor onbepaalde tijd. De IND let op deze details.  Tot slot voert verweerder aan dat hij met klaagster op 6 juli 2021 een betalingsregeling voor de kosten van rechtsbijstand heeft afgesproken op grond waarvan klaagster elke maand een termijnnota van € 121,- inclusief btw toegestuurd zou krijgen. Volgens verweerder heeft klaagster de termijnnota’s van januari 2022, maart 2022 en mei 2022 niet voldaan en is de achtste en laatste termijnnota nog niet aan klaagster verstuurd in afwachting van het oordeel van de raad over de klacht.   4.2    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING Het toetsingskader 5.1    De raad stelt vast dat de klacht gaat over de dienstverlening van verweerder aan klaagster. De raad stelt daarbij voorop dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Daarbij geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 19 juni 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:90). Klachtonderdelen a) en b) zijn ongegrond 5.2    Klachtonderdelen a) en b) gaan in de kern over de wijze waarop verweerder zijn werkzaamheden heeft verricht en welke afspraken verweerder daarover met klaagster heeft gemaakt. Daarom lenen deze klachtonderdelen zich voor een gezamenlijke beoordeling. 5.3    De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerder ten opzichte van klaagster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft in de opdrachtbevestiging van 6 juli 2021 uitvoerig uitgelegd waar zijn werkzaamheden uit zullen bestaan en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een machtiging tot voorlopig verblijf te verkrijgen. Ook heeft verweerder uitgeschreven welke stappen moeten worden ondernomen om aan deze voorwaarden te voldoen. De raad stelt vast dat verweerder vervolgens voor klaagster aan de slag is gegaan zoals hij met klaagster heeft afgesproken. Zo heeft verweerder het arbeidscontract dat hij op 16 december 2021 van klaagster heeft ontvangen dezelfde dag aan de IND gestuurd en dat heeft verweerder ook schriftelijk aan klaagster bevestigd. De omstandigheid dat de IND naar aanleiding van dat arbeidscontract om nadere informatie heeft gevraagd, kan verweerder niet worden verweten. Het feit dat verweerder de mmv-aanvraag op 4 november 2021 niet compleet met alle benodigde stukken heeft ingediend, kan verweerder evenmin worden verweten. In zijn brief van 4 november 2021 (zie 2.5) heeft verweerder klaagster de reden daarvoor uitgelegd. 5.4    Voor wat betreft de uitslagen van het inburgeringsexamen van de man van klaagster heeft verweerder zowel in zijn schriftelijke verweer als tijdens de zitting toegelicht dat de man van klaagster het inburgeringsexamen diverse keren heeft afgelegd, omdat hij niet was geslaagd  voor het onderdeel leesvaardigheid. Verweerder heeft hierover opgemerkt dat de IND na drie niet geslaagde pogingen niet automatisch ontheffing verleend en dat hij klaagster, ook telefonisch, heeft geadviseerd haar man het examen een vierde keer te laten afleggen om de kans op een ontheffing te vergroten. Voor het standpunt van klaagster, zoals ter zitting naar voren gebracht, dat verweerder haar telefonisch heeft toegezegd dat hij een ontheffing zou aanvragen als haar man voor een derde keer zou zakken voor het onderdeel leesvaardigheid kan de raad in het klachtdossier geen aanknopingspunt vinden. Bovendien heeft klaagster dat standpunt in het licht van de uitleg van verweerder over de gang van zaken rondom de diverse pogingen van de man van klaagster om ook voor het onderdeel leesvaardigheid te slagen onvoldoende feitelijk onderbouwd. 5.5    Tot slot heeft verweerder over de salarisspecificatie van januari 2022 in zijn schriftelijke verweer en tijdens de zitting toegelicht dat hij die niet aan de IND heeft gestuurd, omdat daarop ten onrechte  vermeld stond dat klaagster een arbeidscontract voor bepaalde tijd heeft en dat de IND hierop let. Verweerder heeft dit in zijn brief aan klaagster van 14 februari 2022 ook uitgelegd (zie 2.8).  5.6    Op grond van deze feitelijke weergave van contactmomenten en werkzaamheden stelt de raad vast dat verweerder klaagster uitvoerig heeft geïnformeerd over de stappen die nodig zijn voor de mvv-aanvraag en dat verweerder klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden over zijn communicatie met de IND. Van het tekortschieten van verweerder in zijn dienstverlening aan klaagster dan wel nalatigheid van verweerder door stukken niet aan de IND door te sturen is dan ook geen sprake. De omstandigheid dat de IND een mvv aan de man van klaagster heeft verleend nadat klaagster een andere advocaat had ingeschakeld, betekent niet dat verweerder ten opzichte van klaagster klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdelen a) en b) zijn daarom ongegrond. Klachtonderdeel c) is ongegrond 5.7    Met klachtonderdeel c) verwijt klaagster verweerder dat hij alleen facturen heeft gestuurd voor werkzaamheden die niet waren afgesproken of die niet nodig waren voor de zaak van klaagster. Verweerder heeft tegen de afspraken in alle brieven niet alleen digitaal maar ook per post verstuurd en daar kosten voor in rekening gebracht. 5.8    De raad stelt vast dat klaagster met dit klachtonderdeel niet zozeer klaagt over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder, maar over de door verweerder in rekening gebrachte werkzaamheden. Feitelijk komt dit neer op een declaratiegeschil; klaagster is het immers niet eens met de door verweerder gestuurde termijnnota’s en de werkzaamheden waarvoor deze nota’s zijn verstuurd. De raad kan hier echter geen oordeel over geven, omdat de tuchtrechter niet bevoegd is om over declaratiegeschillen te oordelen. Wel waakt de tuchtrechter tegen excessief declareren en het hangt van de omstandigheden van het geval af of daarvan sprake is. 5.9    In dit geval is het de raad niet gebleken dat verweerder voor zijn werkzaamheden excessief heeft gedeclareerd. Verweerder heeft klaagster bijgestaan bij de indiening van een mvv-aanvraag voor haar man en bij de communicatie daarover met de IND. In dat kader heeft verweerder klaagster per e-mail en post steeds op de hoogte gehouden van zijn communicatie met de IND. Uit de overgelegde opdrachtbevestiging kan de raad niet afleiden dat verweerder en klaagster hebben afgesproken dat de communicatie alleen per e-mail zou verlopen en niet ook per post. Voor de kosten van deze werkzaamheden heeft verweerder maandelijks een termijnnota aan klaagster gestuurd op grond van de met klaagster overeengekomen betalingsregeling. Het is de raad niet gebleken dat klaagster op een eerder moment voorafgaand aan deze klachtprocedure heeft geprotesteerd tegen de werkzaamheden en/of de termijnnota’s. Klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond. 5.10    Omdat de raad niet bevoegd is om over declaratiegeschillen te oordelen, kan de raad niet inhoudelijk ingaan op het verzoek van klaagster om te bepalen dat de nog openstaande termijnnota’s voor rekening van verweerder komen. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023.

         Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op: 11 december 2023