Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:229

Zaaknummer

23-750/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de voormalig eigen advocaat. Omdat de feitelijke grondslag voor de klacht ontbreekt, is de klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 december 2023  in de zaak 23-750/A/A 

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 november 2023 met kenmerk 2246373/JS/MV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerder is de voormalige advocaat van klager. 1.2    Klager heeft eerder een tuchtklacht tegen verweerder ingediend. Deze zaak is bij de raad geregistreerd met kenmerk 22-950/A/A. Op 26 juni 2023 heeft in het kader van de behandeling van die klacht een zitting plaatsgevonden bij de raad in het gebouw van de rechtbank Amsterdam. 1.3    Op 28 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet na afloop van de zitting van 26 juni 2023 een spuuggebaar te maken in de richting van klager. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder herkent zich niet in hetgeen klager stelt en betwist ten zeerste dat hij een spuuggebaar in de richting van klager (overigens in elke richting) heeft gemaakt.

4    BEOORDELING 4.1    Bij de beoordeling van de klacht geldt dat de advocaat gelet op zijn bijzondere positie in het rechtsbestel gehouden is tot betamelijke beroepsuitoefening. De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur, noch zijn eigen beroepsuitoefening wordt geschaad. 4.2    Klager heeft gesteld dat verweerder na de zitting op 26 juni 2023, toen klager zich onderaan de roltrappen bevond en verweerder nog boven, een spuuggebaar in zijn richting heeft gemaakt. Dit gebeurde in het openbaar in de rechtbank van Amsterdam, in aanwezigheid van andere mensen en volgens klager is er een getuige die het incident kan bevestigen. Het incident heeft klager diep geschokt. Het gebaar van verweerder impliceert dat hij op klager neerkijkt en de intentie had om op hem te spugen. Klager beschouwt dit als een directe belediging aan zijn adres en aan mensen van zijn afkomst. Klager vindt het gedrag van verweerder verwerpelijk, ontoelaatbaar en absoluut niet passend voor een advocaat.   4.3    De voorzitter overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. Tegenover het verweer van verweerder heeft klager de klacht onvoldoende onderbouwd, terwijl in de overgelegde stukken ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijten. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, is de klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023.

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 11 december 2023