Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-11-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:328
Zaaknummer
23-751/AL/LI/W
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. De wrakingskamer verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 13 november 2023 in de zaak 23-751/AL/LI/W naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechters van de raad, ingediend door
verzoeker tegen de voorzitter en de leden in de samenstelling van de raad van 30 oktober 2023, mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter en mrs. J.A.J.A. Luijten en E.J.M. Rosier, ledenverweerders
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Bij de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch is de klacht van verzoeker tegen mr. [L] aanhangig, bekend onder zaaknummer 23-406/DB/LI. 1.2 Op de zitting van de Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch van 30 oktober 2023 is het verzet tegen de voorzittersbeslissing behandeld. Op die zitting heeft verzoeker de wraking verzocht van de raad, bestaande uit mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, en mrs. J.A.J.A. Luijten en E.J.M. Rosier, leden. 1.3 Het wrakingsverzoek is op 31 oktober 2023 in behandeling genomen door de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, verder te noemen de wrakingskamer, als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch. De griffier van de wrakingskamer heeft verweerders verzocht op het wrakingsverzoek te reageren. 1.4 Bij e-mails van 2 en 3 november 2023 hebben verweerders laten weten niet in de wraking te berusten. Zij hebben geen inhoudelijke reacties op het wrakingsverzoek gegeven. Verzoeker is door de griffie van de wrakingskamer bij e-mail van 6 november 2023 op de hoogte gebracht van die reacties. 1.5 De wrakingskamer beschikt over de volgende stukken: - het proces-verbaal van de zitting van 30 oktober 2023, houdende het wrakingverzoek van verzoeker, met bijlagen; - de reacties van verweerders op het wrakingsverzoek van 2 en 3 november 2023.
2. GRONDEN VAN HET WRAKINGSVERZOEK 2.1 Verzoeker heeft als grond van zijn wrakingsverzoek genoemd dat hij zich niet kan voorstellen dat een advocaat kan worden beoordeeld door een andere advocaat.
3. BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
Toetsingskader
3.1 Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad. De wrakingskamer moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van de raad moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal aan de hand van deze maatstaf het wrakingsverzoek van verzoeker beoordelen.
Beoordeling
3.2 De wrakingskamer begrijpt uit het wrakingsverzoek dat verzoeker bezwaar heeft tegen de manier waarop de Raad van Discipline is samengesteld. Deze samenstelling is wettelijk voorgeschreven en is geen omstandigheid die ziet op de persoon of het gedrag van verweerders. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat deze wrakingsgrond geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat verweerders vooringenomen zijn, dan wel dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. Ook van andere feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van verweerders schaden zouden kunnen lijden, is in het geheel niet gebleken. 3.3 Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer - mede gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline - het verzoek zonder behandeling ter zitting kennelijk ongegrond verklaren. Ook overweegt de wrakingskamer dat de manier waarop verzoeker gebruik maakt van het wrakingsmiddel is aan te merken als misbruik van recht. De wrakingskamer zal daarom op grond van artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering en artikel 47 lid 2 Advocatenwet bepalen dat een volgende wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
BESLISSING De wrakingskamer: - verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond; - bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek; - bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en M.W. Veldhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.
griffier voorzitter Verzonden d.d. 13 november 2023