Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:147

Zaaknummer

23-507/DB/LI

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. De klachtonderdelen 1, 2 en 4 hebben betrekking op het optreden van verweerder ten opzichte van klager als derde en zijn ongegrond. Klachtonderdeel 3 ziet op het verwijt dat verweerder zich in een processtuk onnodig grievend over klager heeft uitgelaten door hem te kwalificeren als leugenaar die zich vanaf het begin heeft schuldig gemaakt aan bedrieglijke praktijken. Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij en is eveneens ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 18 december 2023

in de zaak 23-507/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 9 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 21 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-005 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 november 2023. Verschenen zijn klager en verweerder.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, bestaande uit de  als A1 tot en met A6 en B7 tot en met B9 op de inventarislijst aangeduide stukken.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Klager heeft vanaf 1984 erven bijgestaan in een geschil over de verdeling van een nalatenschap, die voornamelijk bestond uit onroerende zaken, waaronder landbouwgronden.

2.3     Klager is in oktober 2016 geschrapt van het tableau.

2.4     Klager heeft vanaf begin 2017 mr. B, advocaat, ondersteund bij de voorbereiding van een appelprocedure bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Mr. B stond in de appelprocedure twaalf erven bij, terwijl de overige twee erven ieder door een eigen advocaat werden bijgestaan.

2.5     Klager en mr. B hebben een concept verdelingsovereenkomst opgesteld die op 22 juli 2019 ter ondertekening aan de cliënten is toegezonden. In de verdelingsovereenkomst was een paragraaf V opgenomen die een regeling inhield om te komen tot een eindafrekening van de facturen van klager en mr. B. Deze overeenkomst is niet ondertekend.

2.6     Bij brief d.d. 19 augustus 2019 heeft verweerder namens twee erven aan klager gevraagd waarop diens vordering tot betaling van juridische kosten was gebaseerd. Verweerder heeft klager gevraagd om hem een afschrift van de overeenkomst van opdracht d.d. 20 november 2017 en een afschrift van alle declaraties en urenspecificaties toe te sturen. Bij e-mail van 6 september 2019 heeft klager op verzoek van verweerder stukken aan verweerder toegestuurd, waaronder een afschrift van de overeenkomst van opdracht van 20 november 2017 en een overeenkomst van 26 maart 2018 en afschriften van de declaraties en urenspecificaties van klager en mr. B. In de overeenkomst d.d. 26 maart 2018 is onder meer bepaald:

“(…)

dat nog onbetaalde honorarium en kosten van [klager] en derden deskundigen openstaan uit 2013/2017 om te komen tot het verzoek(schrift) van de erven om de gronden te leveren aan [JC] voor 1,13 miljoen euro. (…) dat daartoe door ondergetekenden ermee wordt ingestemd dat [klager] zich zal sterk maken dat op korte termijn na de eigendomsoverdracht en de betaling van de gronden aan ondergetekenden 90% van de opbrengst wordt uitgekeerd en 10% wordt gereserveerd voor genoemde openstaande kosten.

(…)”

2.7     Bij brief d.d. 2 oktober 2019 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat de bovengenoemde passage zo moest worden gelezen dat het honorarium van klager beperkt zou zijn tot een fixed fee van 10% van de waarde van de boedel. Bij e-mail d.d. 4 oktober 2019 heeft klager aan verweerder medegedeeld dat deze de overeenkomst verkeerd had geïnterpreteerd. Bij brief d.d. 20 oktober 2019 heeft klager nogmaals aan verweerder medegedeeld dat in de opdracht geen maximering van diens honorarium kon worden gelezen.

2.8     In januari 2020 heeft verweerder een concept verdelingsovereenkomst ter ondertekening aan de erven voorgelegd. In deze overeenkomst was geen regeling opgenomen om te komen tot een eindafrekening van de facturen van klager en mr. B. De erven hebben deze overeenkomst ondertekend. De overeenkomst heeft als uitgangspunt gediend voor de notariële eindafrekening en de uitbetaling aan de erven.

2.9     Bij e-mail d.d. 26 april 2020 heeft de heer AM mr. B verzocht om zich te onttrekken omdat verweerder de zaak had overgenomen. Bij e-mail d.d. 23 april 2020 heeft verweerder mr. B en mr. T verzocht om te desisteren. Bij e-mail d.d. 7 mei 2020 heeft mr. B aan verweerder bevestigd dat hij zal desisteren.

2.9     Omdat de erven declaraties van klager onbetaald hadden gelaten heeft klager jegens negen erven een incassoprocedure opgestart. Verweerder heeft twee erven in deze incassoprocedure bijgestaan. In deze procedure heeft verweerder namens zijn cliënt bij conclusie van dupliek d.d. 16 november 2022 gesteld:

“(14) [Klager] liegt er dus niet alleen lustig op los, maar heeft zich van meet af aan ook schuldig gemaakt aan bedrieglijke praktijken.(…) ”

2.10   Op 9 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1.    Verweerder heeft heimelijk de behandeling van het dossier overgenomen, zonder te verifiëren of de opdracht was ingetrokken en zonder mede te delen dat hij het dossier daadwerkelijk wilde overnemen;

2.    Verweerder heeft de notaris niet geïnformeerd over de afspraak dat de kosten van de door klager verleende rechtsbijstand bij eindafrekening door de cliënten moesten worden voldaan;

3.    Verweerder heeft zich in een processtuk onnodig grievend over klager uitgelaten door hem te kwalificeren als leugenaar die zich vanaf het begin heeft schuldig gemaakt aan bedrieglijke praktijken;

4.    Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan plagiaat en de overeenkomst zonder toestemming gebruikt, waarbij hij de paragraaf over de betaling niet heeft overgenomen. Dit terwijl hij op de hoogte was van de declaraties, het feit dat nog geen enkele declaratie was betaald en het feit dat sprake was van een contractuele relatie tussen de cliënten en de twee raadslieden.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1     Klachtonderdelen 1, 2 en 4

De klachtonderdelen 1, 2 en 4 hebben betrekking op het optreden van verweerder ten opzichte van klager als derde en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Bij de beoordeling van een klacht van een derde staat voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Ten opzichte van een derde geldt het advocatentuchtrecht in die zin voor hem, dat indien die advocaat zich bij de uitoefening van zijn taak als advocaat zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur of zijn beroepsuitoefening wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De raad zal de klachtonderdelen 1, 2 en 4 met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2     Klager verwijt verweerder dat hij heimelijk de behandeling van het dossier heeft overgenomen, zonder te verifiëren of de opdracht was ingetrokken en zonder mede te delen dat hij het dossier daadwerkelijk wilde overnemen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de dossierovername heeft plaatsgevonden met instemming van de betrokken advocaten mrs. B en T en dat hij erop heeft vertrouwd dat mr. B klager op de hoogte zou brengen van de dossieroverdracht. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad door niet bij klager, die niet de procesadvocaat was, te verifiëren of de opdracht was ingetrokken of door niet aan klager mede te delen dat hij het dossier wilde overnemen.

5.3     Klager verwijt verweerder voorts dat hij de notaris niet heeft geïnformeerd over de afspraak dat de kosten van de door klager verleende rechtsbijstand bij eindafrekening door de cliënten moesten worden voldaan. De raad overweegt als volgt. Voor zover klager met “de afspraak” doelt op paragraaf V van de concept verdelingsovereenkomst die op 22 juli 2019 ter ondertekening aan de cliënten is toegezonden geldt dat deze afspraak niet tot stand is gekomen, nu de overeenkomst niet door partijen is ondertekend. Voor zover klager met “de afspraak” doelt op de hierboven onder 2.6 weergegeven passage geldt dat het naar het oordeel van de raad niet zonder meer op de weg van de advocaat ligt om toe te zien op de nakoming van een afspraak die zijn cliënten met eventuele voormalige adviseurs hebben gemaakt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.

5.4     Klager verwijt verweerder verder dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan plagiaat en de overeenkomst zonder toestemming heeft gebruikt, waarbij hij de paragraaf over de betaling niet heeft overgenomen. Verweerder heeft dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken. Verweerder heeft naar voren gebracht dat bij het opstellen van processtukken en overeenkomsten vaak modellen worden gebruikt en dat een overeenkomst tussen erfgenamen nu eenmaal een bepaalde inhoud moet bevatten, zodat overeenkomstigheden onvermijdelijk zijn. Verweerder heeft verder naar voren gebracht dat de door hem opgestelde overeenkomst op wezenlijke punten afwijkt van de door klager opgestelde overeenkomst. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan plagiaat. Op verweerder rustte voorts niet de verplichting om de paragraaf over de betaling over te nemen. Omdat verweerder het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

5.5     Klachtonderdeel 3

          Klager verwijt verweerder dat hij zich in een processtuk onnodig grievend over klager heeft uitgelaten door hem te kwalificeren als leugenaar die zich vanaf het begin heeft schuldig gemaakt aan bedrieglijke praktijken. Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.6     Hoewel de raad zich kan voorstellen dat klager door de in 2.9 weergegeven stelling gegriefd is, geldt dat onwelgevallige uitlatingen van een wederpartij niet zonder meer ontoelaatbaar zijn. Daarvan is pas sprake als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Dit is de raad niet gebleken. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad toereikend aangevoerd dat het in het kader van de beoordeling van de door klager ingestelde vordering in het belang van zijn cliënten was om te benoemen dat klager ten onrechte had betwist dat hij een van de erven had benaderd met het voorstel een separate afspraak te maken en op die manier verweer te voeren tegen de stellingen van klager. Ofschoon het beter ware geweest als verweerder zakelijkere bewoordingen had gebruikt, is de raad van oordeel dat de door verweerder gebruikte bewoordingen, mede gezien de context en in het licht van de voorgeschiedenis, de grens van het tuchtrechtelijk toelaatbare niet hebben overschreden omdat zij voldoende functioneel en dienstbaar waren aan het verweer van zijn cliënten. Klachtonderdeel 3 is dan ook eveneens ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. A.A.T. van Ginderen, H.C Struijk, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 18 december 2023