Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:145

Zaaknummer

23-583/DB/LI

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft niet voldoende regie genomen. Het aannemen van een passieve houding bij een cliënt die zelf actief stappen onderneemt is mogelijk, maar dan moet de advocaat daarover duidelijk zijn met de cliënt. Verweerder is zijn gedane toezeggingen niet nagekomen. Waarschuwing.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 18 december 2023

in de zaak 23-583/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCECURE 

1.1 Op 15 december 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 22 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-125 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 november 2023. Klager is – met bericht van verhindering – niet verschenen. Verweerder is verschenen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Verweerder heeft klager in de periode van 18 februari 2022 tot 20 oktober 2023 bijgestaan.

2.3 Op 18 februari 2022 heeft verweerder een telefoonnotitie opgesteld van het gesprek met klager. Daarin is onder meer opgenomen dat verweerder een conceptbrief voor het geschil met VGZ zal opstellen. Verweerder heeft de opdrachtbevestiging op 21 februari 2022 aan klager gestuurd, samen met de conceptbrief.

2.4 Klager heeft op 22 februari 2022 zijn opmerkingen op het concept aan verweerder kenbaar gemaakt.

2.5 Op 7 maart 2023 heeft verweerder een telefoonnotitie opgesteld van een gesprek met een medewerker van VGZ die wilde reageren op de brief. Verweerder heeft klager daarover op 8 maart 2022 per e-mail geïnformeerd. Nadien heeft verweerder diverse e‑mails ontvangen van klager, al dan niet opgenomen in de CC in correspondentie van klager met onder andere VGZ.

2.6 Op 20 april 2022 schreef klager aan verweerder en een andere advocaat die hem bijstond dat de aantekening in de gemeentelijke administratie wordt verwijderd en dat het één en ander moet worden rechtgezet, waaronder dat moet worden uitgezocht of klager schade heeft geleden.

2.7 Verweerder heeft op diezelfde dag gereageerd:

“In elk geval is het blokkerend probleem opgelost. Het misverstand lag bij de gemeente. Dus zou die aansprakelijk zijn voor de schade die daaruit voortvloeit. Problemen met VGZ, inschakelen advocaat. VGZ heeft in beginsel fout gemaakt door kennelijk geen brieven te versturen waarin polis werd opgezegd. VGZ zal dat moeten weerleggen met het tonen van genoemde brieven. Tweede vraag is welke schade u hebt geleden. Fout lag nl. in eerste instantie bij gemeente. Ik hoor wel wat u wenst.”

2.8 Op 12 mei 2022 schreef klager aan verweerder:

“Het is opvallend stil aan uw kant, mijn mails aan u lijken in een ‘zwart gat’ te verdwijnen. Wat is de status quo in de zaak VGZ? Ik heb u de afgelopen weken een paar vragen gesteld, o.a. over de z.g. richtlijn, maar daarover niets meer vernomen. […]”

2.9 Op 30 mei 2022 heeft klager het algemene e-mailadres van verweerders kantoor aangeschreven omdat zijn vragen onbeantwoord bleven door verweerder en klager niet weet hoe hij de zaak verder moet aanpakken, door het weinige contact van verweerder.

2.10 Op 2 juni 2022 schreef verweerder aan klager:

“U heeft mij de afgelopen periode keurig op de hoogte gehouden van uw wederwaardigheden en strijd op diverse fronten. Het wordt inderdaad tijd om een tussentijdse balans op te maken. Dat doe ik het liefst telefonisch. Schikt het u voor komende maandagochtend?”

2.11 Daarop antwoordde klager op 3 juni 2022:

“ik ben gewend andere correct op de hoogte te houden, goede communicatie is van belang, in dit geval i.v.m. de nodig dossieropbouw. Onze communicatie verloopt slepend. Ik krijg maar geen antwoord op de vragen die ik stel, relevante vragen, die in de zaak van belang (kunnen) zijn. […] Daarbij had ik graag schriftelijk van u vernomen wat de status quo is, of u nog iets van mij nodig hebt, en hoe het zit me die z.g. richtlijn (geen wettelijke verplichting?) en of deze wel of niet correct door VGZ is toegepast, zie mijn vorige mails.”

2.12 Op 6 juni 2022 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden. Verweerder heeft daarvan een telefoonnotitie opgesteld. Daarin staat onder meer:

“[…] Ik kan in wezen voor client een schadevergoeding vragen. Ook voor immateriële schade. Over de haalbaarheid van die laatste post heb ik hiervoor al een voorbehoud gemaakt. Niettemin is het de moeite van het proberen waard. […]”

2.13 Op 15 juni 2022 schreef verweerder aan klager:

“[…] Ik heb u aangeboden een brief te sturen naar VGZ waarin aanspraak wordt gemaakt op schadevergoeding waaronder ook immateriële schade. […] Inmiddels zag ik dat u weer de nodige mails naar VGZ hebt gestuurd aangaande de betaling van de diverse openstaande facturen. In zoverre is mijn vraag dan ook of u wenst dat ik dit voor u overneem. In het bevestigende geval zou ik dan wel graag een overzicht ontvangen van de facturen die door dan wel ten behoeve van u rechtstreeks aan het ziekenhuis betaald zijn en nog niet retour ontvangen vanuit VGZ.

2.14 Klager antwoordde daarop op 17 juni 2022 onder andere: “Ik zie u concept – i.v.m. het corrigeren van evt. feitelijk onjuistheden – graag binnenkort tegemoet.”

2.15 Op 7 juli 2022 schreef klager aan verweerder:

“het was gisteren een maand geleden dat u telefonisch contact opnam (06.06.2022 om 11:34) i.v.m. mijn mail d.d. 03.06.2022. U gaf aan dat u mij een concept wilde sturen voor een brief aan VGZ. Ik heb tot heden niets mogen ontvangen. […] De VGZ klachtenafdeling – [naam medewerker VGZ] – heeft weliswaar een excuus aangeboden i.v.m. de vordering maar tot op heden is deze aangelegenheid niet geregeld. Ik moet u vragen mij zo spoedig mogelijk uw conceptbrief aan VGZ toe te sturen, zodat wij over volgende stappen kunnen nadenken en met VGZ kunnen onderhandelen.”

​​​​​​​2.16 Verweerder heeft op 14 juli 2022 een telefoonnotitie opgesteld, waarin onder meer is opgenomen:

“Vroeg wanneer hij conceptbrief kreeg. Gericht aan VGZ. Hem op dat vlak tekst en uitleg verschaft. Verteld dat ik juist nog zat te wachten op gegevens die ik aan hem had gevraagd. Hij antwoordde dat hij die gegevens zou opsturen zodra hij uit het ziekenhuis was. Daarna heb ik al de nodige mails voorbij zien komen maar die waren aan mij gericht in cc. In zoverre ging ik ervan uit dat dit niet meer dan ter informatie was. Ik heb ze wel snel bekeken. Volgens mij zaten daar niet concrete antwoorden op mijn vragen bij. Niettemin zal ik daar toch even goed naar kijken. […]

Vervolgbeleid:

Ik begrijp dat [andere advocaat] niet gaat over de aansprakelijkheidsstelling en schadevergoeding. Dat is weer mijn bordje. Ook richting de gemeente Venlo. Mijn idee zou zijn om toch eerst de klachtenprocedure bij de gemeente Venlo af te wachten. Wellicht kan in het kader daarvan ook een passende schadevergoeding worden overeengekomen. In zoverre zou ik nog niet de gemeente Venlo aansprakelijk stellen. Hetzelfde geldt voor Moveoo. VGZ is een apart verhaal. Ik ga dus de conceptbrief naar client sturen zodra ik de nadere stukken heb bekeken. Zo nodig stel ik opnieuw/aanvullende vragen.”

​​​​​​​2.17 Verweerder heeft op 29 augustus 2022 een telefoonnotitie opgesteld, waarin onder meer is opgenomen:

“Hem verteld dat ik net terug van verlof ben. Wel Gezien dat in de afgelopen periode de nodige communicatie en berichten zijn geweest. […] Concept schrijven: dat komt nog cliënt kant op. […]”

​​​​​​​2.18 Op 6 september 2022 schreef klager aan verweerder:

“hoe nu verder inzake VGZ? Ik wacht nog steeds op uw conceptbrief aan VGZ. Door enorm oponthoud, de opdracht is aan u verstrekt met mijn mail d.d. 04.02.2022, spitst de zaak VGZ zich op dit moment verder toe: […] Op het niets doen inzake VGZ volgt steeds meer schade voor mij als verzekerde. […]”

​​​​​​​2.19 Op 9 september 2022 schreef klager aan verweerder:

“De communicatie is niet alleen slepend, de hele zaak sleept zich voort, maar niet aan mijn kant… VGZ heeft, voor zover ik weet nog nooit een brief van u gehad dat u mij vertegenwoordigd. VGZ gaat maar door met onjuiste beweringen en acties die mij SCHADEN, en sinds maanden is er niemand die hier iets tegen inbrengt, buiten ikzelf. Zie ik eruit als iemand die tegen windmolens wil vechten…? […]”

​​​​​​​2.20 Diezelfde dag antwoordde verweerder:

“U trekt terecht aan de bel. Dat neem ik u niet kwalijk en u hebt recht op mijn verontschuldigingen. Mijn mobiele nummer is bij u bekend dus ik ben direkt aanspreekbaar. Dat ga ik ook niet uit de weg zoals u weet. Zojuist probeerde ik u te bellen maar kreeg geen gehoor. Het is, dit ter verklaring, niet steeds mogelijk meteen schriftelijk te reageren omdat mijn werk met zich meebrengt dat er onvoorspelbare piekmomenten zijn. Bovendien was ik terug van vakantie en lag er ook het nodige werk (zoals uw zaak) op mij  te wachten. Ondergetekende heeft overigens wel met VGZ gecommuniceerd. Dus dat VGZ hiermee onbekend is ligt niet aan mij maar aan VGZ. U weet uit eigen ervaring hoe goed VGZ de zaken in orde heeft. Ik zal uw zaak nu met voorrang behandelen. Dan krijgt u deze middag nog bericht.

2.21 Die middag heeft klager aan verweerder een concept voorgelegd voor een brief aan VGZ. Verweerder heeft diezelfde middag zijn visie op het concept gegeven en voorgesteld na het weekend telefonisch te overleggen.

2.22 Op 11 september 2022 heeft klager aanvullende informatie verstrekt over de schade die hij heeft geleden door Moveoo.

2.23 Op 20 september 2022 schreef klager aan verweerder:

“Het is alweer enkele maanden geleden dat u sprak over een conceptbrief aan VGZ. Deze is er nooit geweest, hetgeen betekent dat de huidige conceptbrief nog geactualiseerd kan worden. […] Met uw mail d.d. 03.06.2022 en 09.09.2022 gaf u aan dat ik terecht navraag waar dit concept blijf. Inmiddels is het echter 20.09. en heb ik nog steeds geen concept ontvangen…”

2.24 Op 26 september 2022 heeft verweerder een conceptbrief aan klager voorgelegd. Klager heeft diezelfde dag zijn opmerkingen op het concept aan verweerder toegezonden.

2.25 Op 4 oktober 2022 schreef klager aan verweerder:

“Het is alweer 8 dagen geleden dat u van mij een reactie ontving op uw mail en concept d.d. 26.09.2022. Ik ontving (nog) geen kopie van uw schrijven aan VGZ, en ook vind ik geen kopie in mijn dossier van uw eerste brief aan VGZ. (?)

Intussen komen hier -alweer- de rekeningen binnen van onbetaalde zorgfacturen, zie bijgaand. Ik heb reeds opgemerkt; het niet ageren en reageren in de zaak VGZ zal tot verdere en veel grotere problemen voeren! […] ik maak mij intussen al vele maanden belachelijk; door mijn vermeldingen over een advocaat en CCs. aan u, zonder dat er iets op volgt. ‘Blaffende honden’ noemt men zoiets. En dat ben ik niet, integendeel! Er moet nu onmiddellijk iets gebeuren!

​​​​​​​2.26 Op 11 oktober 2022 schreef klager aan verweerder:

“ziehier de vele ‘?’ Wat is er met het concept gebeurd, waar ik laatst naar moest kijken? Heb ik de eerste brief naar VGZ al in kopie ontvangen? Wat te doen met al de rekeningen die ineens binnenkomen, daar men geheel onterecht mijn Gemeenteverzekering heeft geroyeerd? Hoe staat het met de schuld, die VGZ volgens U – i.v.m. hun vele tekortkomingen – eigenlijk zou moeten afschrijven? En wat bedoelde U met ‘met voorrang behandelen’ in uw mail d.d. 09.09.2022 (!)? Het is inmiddels alweer 11.10.2022!”

2.27 Op 12 oktober 2022 heeft klager verweerder nogmaals gevraagd naar de stand van zaken.

2.28 Verweerder antwoordde diezelfde dag:

“Bijgaand allereerst de brief die op 1 maart naar VGZ verzonden werd (bijlage 1). U is vooraf een concept gezonden. In overleg met u is deze toen aangepast. VGZ heeft daarna telefonisch contact met mij opgenomen. Ik heb u daarover bericht op 8 maart jl. Er is dus geen, aan mij gerichte, schriftelijke reactie van VGZ.

De laatste conceptbrief heb ik gezien uw mail van 26 september jl. aangepast en sluit ik bij. […] Tijdens ons laatste onderhoud noteerde ik dat u er nog niet uit was. U zou nog met [andere advocaat] overleg hebben (zie ook uw mail van 11 september 2022). Ik begrijp dat ik nu haar ook kan aanspreken? Zoja, dan maak ik daarvan een apart dossier en vraag ik gesubsidieerde rechtshulp aan.”

​​​​​​​2.29 Op 13 oktober 2022 schreef verweerder aan klager:

“De conceptbrief die ik u gisteravond stuurde is nog niet verzonden. Om voor de hand liggende redenen. Daarnaast heb ik u ook een brief gestuurd die op 1 maart van dit jaar naar VGZ is verzonden. Het is mij dus niet helemaal duidelijk wat u nu precies wenst. Hetzelfde geldt van uw reactie van gisteravond laat.

Ik proef in ieder geval de nodige irritatie aan uw zijde. Dat lijkt wel wederzijds te gaan worden. Misschien toch maar even telefonisch contact om een en ander uit te spreken. Als we er inderdaad niet uitkomen is het een goed idee om afscheid van elkaar te nemen.

Volledigheidshalve sluit ik nog de brief van 1 maart die aangetekend is verzonden met verzendbewijs bij.”

​​​​​​​2.30 Op 13 oktober 2022 schreef klager aan verweerder:

“[…] Mijn irritatie is niet van vandaag of gisteren, dat begon al veel eerder. Dat is echter nog geen reden om de vertrouwensvraag te stellen. U doet -deels- niet hetgeen u aangeeft te (willen) doen, en zaken lopen te langzaam of helemaal niet. En daardoor loopt het met de wederpartij de hele verkeerde kant op. Ik verbaas mij erover dat ik zelf – zonder uw directe ingrijpen – meer voor elkaar krijg dan door of met mijn advocaat (?).

U geeft meermaals schriftelijk toe dat zaken niet zo voorspoedig zijn aangepakt als gewenst. U belooft mij voorrang. Maar volgens mij heeft u het gewoon veel te druk. En weer kom ik achterop…

Geen idee wat u nu wilt aanvoeren voor het niet versturen van een brief (concept d.d. 26.09.). Waarom reageer ik dan überhaupt per ommegaande op zo’n concept?

Of u maakt duidelijk wat u om welke reden nu onmiddellijk zou moeten doen, en dan wil ik daarop kunnen rekenen dat ook onmiddellijk gebeurt. Zo niet dan ik neem de opdracht bij u weg. Intussen heb ik een goede rechtsbijstandsverzekering, maar de andere letselschadezaak, het letsel waar ik nu dagelijks onder lijd, durf ik u niet eens te sturen. Er zou niets van terecht kunnen komen. Het interesseert mij overigens veel minder ‘of wij wel of niet door één deur kunnen’. Uiteindelijk gaat het om volle inzet en om de resultaten.”

​​​​​​​2.31 Op 19 oktober 2022 schreef klager aan verweerder:

“Ik heb voorheen getracht u telefonisch te bereiken maar u was in gesprek. Het is alweer een week geleden dat de laatste mailwisseling plaatsvond. Ik heb daarop niet meer van u vernomen. […] Ik heb aangegeven dat mijn geduld met niet voortvarend optreden en nalatigheid niet oneindig is. Van de voorrang die u mijn zaak wilde verlenen heb ik niets gemerkt. Wel heb ik gelezen dat de tweede brief aan VGZ – zonder datum, en met vermerk CONCEPT – nog niet is verstuurd (?!). […].”

​​​​​​​2.32 Verweerder heeft op 19 oktober 2022 een telefoonnotitie opgesteld, waaruit volgt:

“Kort en zakelijk weergegeven het volgende besproken. Cliënt heeft zijn ongenoegen kunnen uiten daarop heb ik vervolgens geantwoord. Tegelijkertijd heb ik duidelijk gemaakt dat cl in mijn ogen te hoge verwachtingen heeft inzake reactietijd en te bereiken resultaat. Daarbij komt ook dat hij regelmatig eigenbeweging dingen onderneemt. Dat is zijn goed recht. Beperkt echter ook mijn manoeuvreerruimte.

Hoe dan ook op deze wijze heeft het niet veel zin met elkaar door te gaan. Tot die conclusie was cl ook gekomen. Afgesproken is dat ik mijn werkzaamheden staak. Cl trekt opdracht tot rechtshulpverlening in. Opvolgend advocaat zal contact met mij opnemen. Ik wacht de berichten van die kant af.”

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende.

Verweerder heeft het dossier van klager niet op orde (gehouden); Verweerder heeft klagers belangen niet naar behoren behartigd door klagers zaak niet voortvarend op te pakken door in 40 weken slechts één brief te versturen en de zaak stil  te laten liggen ondanks de toezegging de zaak voorrang te geven, door klager niet voldoende te informeren en niet tijdig te reageren op klagers e-mails.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

Klachtonderdeel a): dossier

​​​​​​​5.1 Het is de raad niet gebleken dat verweerder zijn dossier niet op orde heeft gehouden. Dit wordt door klager weliswaar gesteld, maar niet  onderbouwd of geconcretiseerd. Klachtonderdeel a) is om die reden ongegrond.

Klachtonderdeel b): belangenbehartiging

5.2 Het is de raad gebleken dat de opdracht die klager aan verweerder heeft verstrekt in verband met een geschil met VGZ, op enig moment is aangevuld met de opdracht tot het vorderen van schade. Gebleken is dat klager lopende de werkzaamheden van verweerder ook zelf actief en veelvuldig contact heeft gehad met de betrokkenen bij zijn zaak. Verweerder heeft – zoals hij onder meer ter zitting naar voren heeft gebracht – de zaak op zijn beloop gelaten en passief opgetreden; hij heeft steeds alle e-mails van klager waarin hij in de CC was opgenomen gelezen, maar heeft niet geïntervenieerd. Hoewel verweerders opstelling gelet op de actieve houding van klager begrijpelijk kan zijn, had het naar het oordeel van de raad wel op zijn weg   gelegen om meer regie te nemen. Een dergelijke passieve houding om – in de woorden van verweerder - klager niet voor de voeten te lopen in diens eigen stappen richting VGZ, is mogelijk, maar het is dan aan de advocaat om tegelijkertijd duidelijk te zijn richting zijn cliënt over welke werkzaamheden hij wel en niet uitvoert. Verweerder heeft dat niet gedaan en daardoor is bij klager het beeld ontstaan dat verweerder zijn zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld.  

5.3 Vanaf de zomer van 2022 heeft verweerder weliswaar een wat actievere rol aangenomen in de belangenbehartiging van klager door toezeggingen te doen om concepten op te stellen, maar deze toezeggingen is hij niet voortvarend nagekomen. Zo heeft verweerder pas na herinneringen van klager op 9 september 2022 zijn excuses aangeboden en toegezegd de zaak vanaf dan met voorrang te behandelen. Hij heeft echter vervolgens pas een eerste concept brief op 26 september 2022 aan klager verzonden. Na een reactie daarop van klager op diezelfde dag, heeft verweerder na een aantal herinneringen van klager op 12 oktober 2022 een aangepast concept verstuurd. Uit al het voorgaande volgt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en onvoldoende regie heeft genomen.

5.4 Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.

Conclusie

​​​​​​​5.5 Op grond van het voorgaande, zal de raad klachtonderdeel a) ongegrond verklaren. Klachtonderdeel b) is gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder is tekortgeschoten in de belangenbehartiging door de zaak van klager met onvoldoende voortvarendheid en regie op te pakken. Ter zitting heeft verweerder  erkend dat er voor hem – achteraf bezien – verbeterpunten zijn. Die ziet hij met name bij het nakomen van zijn toezeggingen en zijn opstelling richting klager. Tegelijkertijd geeft hij aan dat dit kan gebeuren.  De raad acht gelet op het voorgaande de maatregel van een waarschuwing passend.

 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet  verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal   de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,-  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,-  kosten van de Staat.

​​​​​​​7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

 

 

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel , voorzitter, mrs. H.C. Struijk en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2023 .

 

 

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

 

 

Verzonden op: 18 december 2023