Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-10-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:305
Zaaknummer
23-528/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in de hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster klagers klacht zorgvuldig heeft beoordeeld en haar bevindingen gemotiveerd aan klager heeft toegelicht. Van een gedraging waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad is niet gebleken. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2023 in de zaak 23-528/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 27 juli 2023 met kenmerk K 23/33, door de raad ontvangen op 27 juli 2023, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan. 1.1 Bij e-mail van 19 juli 2022 heeft klager verweersters kantoor benaderd met het verzoek om hem van juridisch advies te voorzien in een aansprakelijkheidskwestie. 1.2 Verweersters kantoorgenoot mr. J heeft klagers zaak in behandeling genomen en op 23 augustus 2022 een opdrachtbevestiging aan klager gestuurd, welke op 7 oktober 2022 door klager is ondertekend. In deze opdrachtbevestiging is onder meer het volgende vermeld:
“Beoordelen aansprakelijkheid [X] en eventueel naar aanleiding van deze beoordeling uit te voeren werkzaamheden, dan wel het verlenen van rechtsbijstand in dat kader.”
1.3 Mr. J heeft klagers dossier bestudeerd en haar bevindingen gemotiveerd bij e-mail van 12 oktober 2022 aan klager kenbaar gemaakt. Mr. J was van oordeel dat er onvoldoende argumenten waren om klagers wederpartij met succes aansprakelijk te stellen. 1.4 Bij e-mail van 17 oktober 2022 heeft klager mr. J bericht dat hij zich niet kon vinden in het advies. Bij e-mail van 7 november 2022 aan klager heeft mr. J herhaald dat zij weinig kansen zag om klagers wederpartij met succes aansprakelijk te stellen. 1.5 Bij e-mail van 9 januari 2023 heeft klager een klacht over mr. J ingediend bij verweersters kantoor. 1.6 Verweerster heeft de klacht van klager in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris in behandeling genomen en beoordeeld. Bij e-mail van 26 januari 2023 heeft verweerster klager als volgt bericht:
“Ik stel vast dat [mr. J] uw hulpvraag correct heeft opgevat als een verzoek om beoordeling van de vraag of [X] aansprakelijk kan worden gesteld. Dat heeft zij u zowel in haar mail van 20 juli als in de opdrachtbevestiging laten weten. U heeft hierop nooit laten weten dat u géén beoordeling van de aansprakelijkheidsvraag wenste. Zij heeft u erop gewezen dat de kans bestaat dat zij tot de conclusie komt dat [X] niet aansprakelijk is. In die wetenschap heeft u ons kantoor de opdracht verstrekt. De opdrachtbevestiging is leidend in de vraag wat de opdracht is. Daarin wordt namelijk bevestigd hoe wij uw verzoek om bijstand hebben begrepen en door uw ondertekening bevestigt u de juistheid van onze bevestiging. Nog daargelaten dat ook als wij kijken naar uw mail van 19 juli (of enige ander mail), wij nog steeds tot dezelfde opdracht komen: het beoordelen van de vraag of [X] aansprakelijk is. In haar advies staat [mr. J] ook stil bij uw belangrijke punt of [X] de NPO testen mocht afnemen. Zij concludeert dat dit het geval is. Kortom, [mr. J] heeft de opdracht uitgevoerd zoals overeengekomen.
De ureninschatting van 20 juli is gedaan op basis van het dossier dat u toen had verstrekt en volgens u het volledige dossier was dat u beschikbaar had. Toch heeft u later meer stukken verstrekt. Vanzelfsprekend gaat met het beoordelen van meer stukken, meer tijd gemoeid. Ook de vele mailwisselingen die gevoerd zijn, betekent een grotere tijdsinspanning.
Toch heeft [mr. J], onverplicht, gemeend u niet alle daadwerkelijk bestede tijd door te belasten, maar dit te beperken tot 1 extra uur bovenop de ureninschatting. Zij heeft daarbij alleszins redelijk gehandeld.
[Mr. J] heeft de opdracht uitgevoerd en voldaan aan alle bijbehorende verplichtingen, zoals het geven van een extra ureninschatting.
Voorgaande leidt tot de slotsom dat u de openstaande facturen dient te betalen en dat wij dus niet het door u betaalde voorschot zullen terugbetalen. Ik verzoek u dan ook om het bedrag van € 216,79 binnen een week na heden over te maken. Anders zal ons kantoor genoodzaakt zijn om incassomaatregelen op te starten.”
1.7 Bij e-mail van 29 januari 2023 heeft klager verweerster bericht dat hij zich niet in haar oordeel kon vinden. Bij e-mail van 9 februari 2023 heeft verweerster klager bericht dat de inhoud van zijn e-mail van 29 januari 2023 voor haar geen aanleiding vormde om haar bevindingen, zoals toegelicht in haar e-mail van 26 januari 2023, te herzien. 1.8 Op 13 februari 2023 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 2.2 Verweerster heeft haar werkzaamheden als klachtenfunctionaris niet naar behoren verricht doordat zij klagers klacht niet inhoudelijk heeft behandeld.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris. De voorzitter neemt als uitgangspunt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, bijvoorbeeld als deken, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt (HvD 30 januari 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:16, HvD 7 april 2014, ECLI:NL:TAHVD:2014:124). Concreet betekent dit dat in dit geding de vraag voorligt of verweerster zich bij de vervulling van haar functie van klachtenfunctionaris zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. 4.2 Klager is van mening dat verweerster haar werkzaamheden als klachtenfunctionaris niet naar behoren heeft verricht omdat zij klagers klacht niet inhoudelijk heeft behandeld. Klager is het niet eens met de inhoud van het oordeel van verweerster over klagers klacht. Daar is niet uit af te leiden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de voorzitter dat verweerster klagers klacht zorgvuldig heeft beoordeeld en haar bevindingen gemotiveerd aan klager heeft toegelicht. Van een gedraging waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad is niet gebleken. De voorzitter komt tot de slotsom dat de klacht kennelijk ongegrond is.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier) Verzonden d.d. 9 oktober 2023