Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:247

Zaaknummer

23-600/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzoek art. 8e Advocatenwet toegewezen. Verweerder oefent al sinds 2021 niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uit. De raad schrapt verweerder van het tableau op grond van artikel 8e Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 december 2023 (bij vervroeging) in de zaak 23-600/DH/RO naar aanleiding van het verzoek ex artikel 8e Advocatenwet van:

mr. P. Hanenberg namens de Raad van de Orde in het arrondissement Rotterdam verzoeker

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 29 augustus 2023 heeft verzoeker, als voorzitter van de Raad van de Orde in het arrondissement Rotterdam, een verzoek ex artikel 8e Advocatenwet (hierna: het verzoek) tot schrapping van verweerder van het tableau ingediend. 1.2    Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 27 november 2023. Daarbij was verzoeker aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.  1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief (met kenmerk R 2023/58) en de daarbij behorende 8 bijlagen.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op de stukken en de toelichting van verzoeker ter zitting, uit van de volgende feiten. 2.2    Verweerder is op 28 januari 1999 beëdigd als advocaat. 2.3    Op 17 februari 2021 heeft verzoeker, in zijn hoedanigheid van deken, een dekenbezwaar tegen verweerder ingediend. In dat bezwaar is uiteengezet dat verweerder niet reageert op e-mails van de deken, de facturen inzake de hoofdelijke omslag niet voldoet, het formulier centrale controle op de verordening (hierna: CCV) over het jaar 2019 niet invult, hij geen kantoor houdt in het arrondissement Rotterdam en niet beschikt over een geldige advocatenpas.  2.4    De Raad van Discipline heeft bij beslissing van 6 april 2021 het bezwaar in alle onderdelen gegrond verklaard en aan verweerder een schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van 16 weken, waarvan 12 weken voorwaardelijk (zie: ECLI:NL:TADRSGR:2021:83). Er is geen hoger beroep ingesteld tegen de beslissing. 2.5    Op 12 mei 2021 heeft de deken verweerder aangeschreven en gewezen op de beslissing van de Raad van Discipline van 6 april 2021 en op de (gevolgen van de) aan verweerder opgelegde maatregel.  2.6    Op 20 mei 2021 heeft de deken verweerder schriftelijk verzocht om een reactie op zijn bericht van 12 mei 2021. Op 2 juni 2021 heeft de deken nogmaals om reactie verzocht. Hij heeft daarbij medegedeeld dat hij tuchtrechtelijke stappen tegen verweerder overweegt als deze niet binnen zeven dagen reageert.  2.7    Op 29 juli 2021 heeft de deken verweerder meegedeeld dat hij heeft moeten constateren dat verweerder: -    niet reageert op e-mails van de deken en dat de door verweerder aangewezen waarnemer (mr. J) hem ook niet kan bereiken; -    zijn mondelinge toezegging - tijdens de zitting bij de Raad van Discipline, om zich zo spoedig mogelijk te laten overschrijven naar zijn huidige adres in [Z] – niet is nagekomen; -    zijn toezegging om binnen één week na die zitting een advocatenpas aan te vragen niet is nagekomen.  2.8    Op 26 augustus 2021 heeft de deken aan verweerder geschreven dat hij binnen enkele weken zal overgaan tot het opstellen van een dekenbezwaar. 2.9    Verweerder heeft op geen van deze brieven en e-mails van de deken gereageerd.  2.10    De Kamer van Koophandel (KvK) heeft de inschrijving van verweerders eenmanszaak [naam] per 5 september 2022 ambtshalve doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.

3    VERZOEK 3.1    Het verzoek houdt in verweerder op grond van artikel 8e Advocatenwet van het tableau te schrappen, omdat hij niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent.  3.2    Aan het verzoek is het volgende ten grondslag gelegd:      Verweerder houdt feitelijk geen kantoor meer, maar verzuimt om zich uit te schrijven. Verweerder heeft niet voldaan aan de CCV opgave en de opgave kengetallen over de jaren 2019 tot en met 2022. Ook de hoofdelijke omslagen van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Rotterdamse Orde van Advocaten heeft verweerder al enkele jaren niet voldaan. Verweerder beschikt al jaren niet over een geldige advocatenpas. Zijn onderneming is al ruim een jaar geleden uitgeschreven door de KvK, wat impliceert dat hij de kosten voor inschrijving niet heeft betaald en hij kennelijk niet heeft gereageerd op het onderzoek van de KvK dat aan een ambtshalve uitschrijving vooraf gaat. De aanzeggingen van verzoeker dat een nieuw dekenbezwaar zou worden ingediend, leverde geen enkele reactie van verzoeker op.  3.3    In het verzoek wordt verwezen naar de indicatoren die de Raad van de Orde op 14 januari 2022 heeft vastgesteld en op grond waarvan de Raad van de Orde na onderzoek vaststelt of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8e van de Advocatenwet. Deze indicatoren zijn: -    Een langer dan kortdurende schorsing op basis van artikel 60b Advocatenwet; -    Een langer dan kortdurende ziekte; -    Een langer dan kortdurende onbereikbaarheid; -    Het langer dan kortdurend niet hebben van een feitelijk kantoor; -    Het langer dan kortdurend voeren van de praktijk gedurende een zeer gering aantal uren per week.  Verweerder voldoet volgens verzoeker tenminste aan het merendeel van deze indicatoren.  3.4    Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat voor een verzoek tot schrapping op grond van artikel 8e Advocatenwet is gekozen, omdat de situatie van verweerder naadloos aansluit bij hetgeen in dit artikel is bepaald en het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel niet opportuun is.   

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek en is niet ter zitting verschenen.

5    BEOORDELING Toetsingskader 5.1    Artikel 8e van de Advocatenwet bepaalt dat de Raad van de Orde in een arrondissement aan de Raad van Discipline kan verzoeken om te beslissen dat een advocaat die niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent, van het tableau wordt geschrapt. 5.2    Uit de Memorie van Toelichting op dit artikel blijkt het volgende: “Wanneer een persoon die als advocaat is ingeschreven het beroep van advocaat feitelijk niet meer uitoefent, vervalt de legitimatie van zijn positie. Het strookt niet met het algemeen belang dat degenen die niet of niet langer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefenen, toch de titel <advocaat> mogen voeren en beschikken over de bijzondere positie die daarbij behoort. Het hebben van zo’n positie binnen de rechtsorde is dan ook alleen gelegitimeerd wanneer de advocaat daadwerkelijk als zodanig optreedt. (…) Het gaat erom dat de advocaat voldoende voeling houdt met het eigene van het beroep door eigen praktijkuitoefening. Overigens betekent dit niet dat de advocaat die gedurende enige tijd zijn vak niet meer uitoefent wegens het tijdelijk verrichten van andere werkzaamheden of het genieten van een sabbatical van het tableau wordt geschrapt. Het gaat erom dat deze periode niet zo lang duurt dat betrokkene redelijkerwijs niet meer in staat geacht kan worden om aan werkzaamheden als advocaat op voldoende niveau invulling te geven. Op grond van het nieuwe artikel 8a (…) kan de raad van toezicht [NB. thans raad van de orde] in het arrondissement waar de betrokken advocaat kantoor houdt, de raad van discipline verzoeken te beslissen dat een advocaat die niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent van het tableau wordt geschrapt. (…)” Beoordeling 5.3    De raad onderschrijft de in het verzoek genoemde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Verweerder heeft het verzoek niet weersproken en is onbereikbaar voor verzoeker en de raad. De raad is dan ook van oordeel dat uit de feiten en het verzoek duidelijk blijkt dat verweerder -  al sinds 2021 – niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. Het verzoek wordt daarom toegewezen. 

BESLISSING De raad van discipline: -    schrapt, op grond van artikel 8e van de Advocatenwet, verweerder van het tableau welke schrapping zal ingaan op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M.F. Laning, M.G. van den Boogerd, A.B. Baumgarten en D.M. de Knijff, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023 (bij vervroeging).