Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-10-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:303
Zaaknummer
23-504/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen kantoor kennelijk niet ontvankelijk. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 oktober 2023 in de zaak 23-504/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder mede gericht tegen [advocatenkantoor] De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 20 juli 2023 met kenmerk K 23/19, door de raad ontvangen op 20 juli 2023, en van de eventueel in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Vanaf enig moment is de VvE hoofdsplitsing gebouw B/D (hierna: de HoofdVvE) cliënte van het kantoor van verweerder. De HoofdVvE telt vier onderverenigingen. Klager is lid van de ondervereniging van eigenaren binnen hetzelfde appartementencomplex als de HoofdVvE, te weten de VvE Woningen B. 1.2 De HoofdVvE heeft het kantoor van verweerder benaderd om de splitsingsakten binnen het complex B objectief uit te leggen. Een medewerkster van het kantoor, mr. H, heeft de adviesopdracht (voornamelijk) uitgevoerd. Mr. H is geen advocaat. 1.3 Bij e-mails van 3 en 6 november 2022 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. Verweerder heeft, samen met mr. B, opgetreden als klachtenfunctionaris. Verweerder is tevens advocaat-partner van het kantoor. 1.4 Bij brief van 15 november 2022 hebben verweerder en mr. B als klachtenfunctionaris gemotiveerd gereageerd op klagers klachten. Verweerder en mr. B hebben geconcludeerd dat klagers klachten ongegrond zijn en dat klager niet-ontvankelijk is. 1.5 Klager heeft bij brief van 17 november 2022 gemotiveerd gereageerd. 1.6 Verweerder en mr. B hebben, als klachtenfunctionaris, bij brief van 28 november 2022 opnieuw aan klager kenbaar gemaakt dat hij niet-ontvankelijk is in zijn klachten en dat zijn klachten ongegrond zijn. 1.7 Klager heeft gereageerd bij e-mail van 11 januari 2023. 1.8 Bij brief van 17 januari 2023 hebben verweerder en mr. B nogmaals gereageerd. 1.9 Op 31 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij verantwoordelijk is voor het niet professioneel en niet integer handelen van mr. H.
Klager stelt dat mr. H in haar advies één van de leden zonder professioneel oordeel heeft gevolgd en daarmee de belangen van de andere leden, waaronder die van klager, de feitelijke situatie en bestaande jurisprudentie niet in acht heeft genomen. De stelling van (het kantoor van) verweerder dat alleen de VvE wordt bijgestaan door het kantoor betekent nog niet dat de belangen van de onderverenigingen genegeerd kunnen worden. Klager vindt het onbegrijpelijk dat bij een adviesopdracht door een HoofdVvE (met de mening van vier verschillende leden) alleen de HoofdVvE als cliënt wordt gezien. Mr. H heeft bij haar advisering kernwaarden (onafhankelijkheid en integriteit) geschonden en zij heeft klager daarmee financieel benadeeld, omdat klagers belang op geen enkele wijze is behartigd, terwijl zij juist de belangen van alle betrokkenen heeft te dienen. Verweerders kantoor faciliteert het handelen van de bestuurder van de HoofdVvE zonder mandaat van de vereniging, waardoor sprake is van misleiding en fraude. Mr. H is geen advocaat en het is daarmee onduidelijk welke advocaat verantwoordelijkheid draagt voor haar werkzaamheden.
b) hij te kort schiet als klachtenfunctionaris.
Klager stelt dat verweerder niet inhoudelijk en in detail op de klacht heeft gereageerd. Hij heeft klager niet-ontvankelijk verklaard terwijl klager als lid van de ondervereniging wel degelijk belang heeft bij een advies aan de HoofdVvE. De klachtencommissie wil – ondanks duidelijke verstrekte toelichting daarover – niet erkennen dat mr. H tekort is geschoten.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. 3.2 Verweerder heeft uitgelegd dat mr. H geen advocaat is, maar notarieel jurist en medewerker van het kantoor van verweerder. Verweerder stelt dat hij geen andere conclusie kan trekken dan dat mr. H gedurende de hele behandeling van het dossier haar werkzaamheden op een juiste wijze heeft uitgevoerd, in overeenstemming met de aan het kantoor verleende opdracht. Mr. H heeft goed in acht genomen dat de HoofdVvE de cliënt is en dat het haar niet was toegestaan om een ondervereniging respectievelijk klager in persoon te adviseren. Verweerder stelt dat duidelijk is dat klager een andere uitleg van de splitsingsakte heeft. Dat betekent echter niet dat de uitleg van de splitsingsakte door mr. H niet objectief is geweest of dat zij niet als onafhankelijk adviseur heeft opgetreden. 3.3 Verweerder stelt dat hij klagers klachten serieus heeft opgevat.
4 BEOORDELING
Overweging vooraf
4.1 Voor zover klagers klacht is gericht tegen het advocatenkantoor waar verweerder advocaat-partner is, geldt dat het tuchtrecht voor advocaten uitgaat van klachten over het handelen van een individuele advocaat. Nu klager zijn klacht richt tegen verweerder en niet is gebleken dat het gedrag waarover wordt geklaagd de bestuurders van het advocatenkantoor kan worden aangerekend, is hij kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen het kantoor.
Klachtonderdeel a)
4.2 Dit verwijt betreft in de kern de advisering van mr. H. Klager houdt verweerder hiervoor verantwoordelijk, omdat volgens hem onduidelijk is wat de positie van mr. H precies is. 4.3 Duidelijk is dat binnen de HoofdVvE al jaren onenigheid bestond over de uitleg van de splitsingsakte. Dit heeft geleid tot de opdracht aan het kantoor van verweerder, met het verzoek om de splitsingsakte objectief uit te leggen. Daarmee is het mandaat van de HoofdVvE gegeven. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat over de positie van mr. H dan ook geen onduidelijkheid: de HoofdVvE heeft de opdracht verleend en is cliënt. Mr. H treedt op voor de HoofdVvE. Verweerder heeft daarbij terecht opgemerkt dat klager niet als cliënt kan worden aangemerkt. 4.4 Klagers verwijten zijn in de kern het gevolg van het feit dat mr. H de splitsingsakte anders uitlegt dan hij. Het staat klager uiteraard vrij een andere uitleg te hanteren. Dat betekent echter niet dat de uitleg van de splitsingsakte door mr. H niet objectief is geweest of dat zij niet onafhankelijk heeft opgereden. Deze stelling is door klager onvoldoende onderbouwd. Eveneens is door klager onvoldoende onderbouwd dat door mr. H kernwaarden zijn geschonden (voor zover zij daaraan is gebonden nu zij geen advocaat is) en dat hij (daardoor) direct financieel is benadeeld. Klagers vergaande verwijten dat (onder meer) sprake is van misleiding en fraude missen feielijke grondslag. 4.5 Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat klagers verwijten op dit punt kennelijk ongegrond zijn.
Klachtonderdeel b)
4.6 Dit verwijt ziet op verweerders handelen en/of nalaten in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris. Uitgangspunt is dat het in artikel 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem of haar het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij of zij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met het hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem of haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 4.7 Anders dan klager stelt heeft verweerder meermaals, uitgebreid en inhoudelijk gereageerd op de klacht en klagers daaropvolgende reacties. Dat klager het met de inhoud van verweerders berichten niet eens is, maakt dat niet anders. Van tekortschieten als klachtfunctionaris is geen sprake. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond.
Conclusie
4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - de klacht, voor zover gericht tegen het advocatenkantoor, kennelijk niet-ontvankelijk; - de klacht voor het overige kennelijk ongegrond; beide met toepassing van artikel 46j Advocatenwet.
Aldus beslist door mr. M. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 2 oktober 2023