Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-10-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2023:309
Zaaknummer
23-515/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing over de advocaat van de wederpartij van klager. Niet valt in te zien in welke zin verweerster zich onprofessioneel en lasterlijk richting klager heeft gedragen waardoor klager in zijn belangen is geschaad. Verweerster mocht het nog niet onherroepelijke strafvonnis van klager in het belang van haar cliënte in de procedure overleggen. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2023 in de zaak 23-515/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 24 juli 2023 met kenmerk K 22/153, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager is verwikkeld geraakt in een familierechtelijke procedure met zijn ex-partner, mevrouw D. (hierna: de ex-partner). Klager en de ex-partner hebben samen een dochter. 1.2 Vanaf eind 2020 wordt de ex-partner van klager bijgestaan door verweerster. Ook klager wordt bijgestaan door een advocaat. In de bodemprocedure hebben meerdere zittingen plaatsgevonden. 1.3 Op 14 februari 2022 is door verweerster namens de ex-partner een procedure in kort geding gestart. Verweerster heeft in deze procedure een (strafrechtelijk) vonnis van de rechtbank ingebracht waaruit blijkt dat klager veroordeeld is. 1.4 In april 2022 heeft verweerster namens de ex-partner een tweede procedure in kort geding gestart. De advocaat van klager heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Op 6 oktober 2022 heeft er een zitting plaatsgevonden bij het gerechtshof Arnhem Leeuwarden. 1.5 Bij arrest van 18 oktober 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onder meer overwogen onder punt 5.7:
Niet is gebleken dat op dit moment sprake is van een risico op een concrete dreiging ten aanzien van de veiligheid van de vader en/of [de dochter]. De enkele vermoedens van de moeder zijn niet voldoende om een dergelijk risico vast te stellen.
1.6 Een raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming heeft op 8 november 2022 aan klager onder meer geschreven:
Verder heb ik vandaag de politie Gelderland gesproken zoals ik vorige week al telefonisch heb aangekondigd. Zij geven aan dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van dreiging richting u of dat u verdacht wordt van strafbare feiten.
1.7 Op 25 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) zich onprofessioneel richting klager te gedragen en onwaarheden over hem te verkondigen, waardoor de belangen van klager zijn geschaad;
Toelichting: In een telefoongesprek met klager heeft verweerster eind december 2021 erop aangedrongen dat hij maar beter afstand kon doen van zijn vaderschap en gezag omdat zijn kind in een nieuw fijn familiesysteem opgroeide. Ook onprofessioneel was dat verweerster tijdens de zitting op 6 oktober 2022 bij het gerechtshof heeft gesteld dat klager door een bodyguard werd begeleid, terwijl dat niet het geval was. Met die suggestie heeft verweerster hem in een kwaad daglicht willen stellen omdat juist veiligheid een belangrijk punt was in de procedure. Zowel het gerechtshof (in overweging 5.7 in het arrest van 18 oktober 2022) als de Raad voor de Kinderbescherming (in een e-mail van 8 november 2022) hebben vastgesteld dat van onveiligheid bij klager geen sprake is;
b) onrechtmatig stukken in te dienen in de familieprocedure van de toen nog lopende strafzaak van klager;
Toelichting: De bewuste stukken van de toen nog lopende strafzaak betroffen politieverhoren en dateerden zelfs van voordat zijn dochter was geboren. Die persoonlijke informatie over klager was volgens hem niet bedoeld voor derden. Het had ook niets te maken met het familiegeschil waarin verweerster zijn ex-partner bijstond. Verweerster heeft bovendien nagelaten om toestemming voor overlegging van die gevoelige stukken aan klager te vragen.
3 VERWEER 3.1 Verweerster betwist dat zij klager op enig moment telefonisch heeft gesproken. Het enige rechtstreekse contact met klager was haar e-mail van eind 2020 met de mededeling dat zij optrad als advocaat van zijn ex-partner. Alle communicatie daarna is verder via de advocaat van klager verlopen. 3.2 Als partijdige belangenbehartiger heeft zij het standpunt van haar cliënte verwoord en dat met bewijsstukken onderbouwd. Haar cliënte had zorgen over de veiligheid van de dochter. Ter onderbouwing daarvan is in de procedure aangegeven dat klager in het verleden strafrechtelijk is veroordeeld door de rechtbank. Dat strafvonnis is te vinden op rechtspraak.nl en betrof geen vertrouwelijke informatie maar een vonnis dat voor iedereen toegankelijk is. Verweerster beschikte niet over politieverhoren en heeft die dan ook niet ingebracht in de procedure. In het strafvonnis wordt bij de bewijsvoering verwezen naar delen uit politieverhoren. Verweerster vermoedt dat klager daarop doelt. 3.3 Tijdens de zitting op 6 oktober 2022 heeft haar cliënte verklaard dat zij vermoedde dat klager, net zoals hij dat volgens haar in het verleden ook wel eens deed, een bodyguard bij zich had en dat er meerdere personen op de gang in de rechtbank waren. Verweerster heeft toen bevestigd dat zij op de gang meerdere personen had waargenomen. De advocaat van klager heeft daarop gereageerd en opgemerkt dat zij samen met klager en een collega op de gang zat te wachten en dat er aldus geen sprake was van een bodyguard.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de voorzitter bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. 4.2 Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij en mag hij de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. 4.3 Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.4 De voorzitter beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven.
Klachtonderdeel a)
4.5 Niet valt in te zien in welke zin verweerster zich onprofessioneel en lasterlijk richting klager heeft gedragen waardoor klager in zijn belangen is geschaad. Dat verweerster telefonisch contact met klager heeft gehad, wordt door haar betwist, zodat de voorzitter dat niet kan vaststellen. Verweerster heeft bevestigd dat zij tijdens de zitting op 6 oktober 2022 bij het gerechtshof heeft verklaard dat zij had gezien dat meerdere personen op de gang van de zittingszaal wachtten. Feitelijk was dat ook het geval, zodat van het spreken van onwaarheid door verweerster geen sprake is geweest. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager overschreden door op aanwijzing van zijn cliënte aan te geven dat het mogelijk om een bodyguard ging. Nu aldus van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is geweest, wordt klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.6 Naar het oordeel van de voorzitter kent het burgerlijk procesrecht en/of het procesreglement geen regel dat een advocaat niet een onherroepelijk strafvonnis van de wederpartij mag overleggen. Dat verweerster het bedoelde strafvonnis over klager op onrechtmatige wijze heeft gekregen, heeft verweerster gemotiveerd betwist en is de voorzitter niet gebleken. Juist in het partijdig belang van haar cliënte mocht verweerster die informatie in de procedure overleggen. Het lag daarna op de weg van de advocaat van klager om daartegen al dan niet verweer te voeren. Tuchtrechtelijk kan verweerster daarvan geen verwijt worden gemaakt. Dat betekent dat de voorzitter ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond verklaart.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 9 oktober 2023