Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-12-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:140
Zaaknummer
23-407/DB/LI
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Voor zover de klacht ziet op het optreden van verweerster van voor 22 november 2019 is de klacht op grond van artikel 46g Advocatenwet niet-ontvankelijk. Verder is niet gebleken dat verweerster klagers zaken heeft laten liggen, termijnen heeft laten verlopen, heeft verzuimd dwangsommen te innen, heeft verzuimd een voorlopige voorzieningen procedure te starten en klager heeft misleid in de huurkwestie. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij heeft geweigerd om de letselschadezaak van klager in behandeling te nemen, noch doordat zij de behandeling van klagers zaken heeft neergelegd. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 11 december 2023
in de zaak 23-407/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 november 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 3 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-120 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 oktober 2023. Verschenen is verweerster. Klager is niet verschenen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, bestaande uit de als 1 tot en met 13 op de inventarislijst aangeduide stukken en de volgende nagekomen stukken:
Het e-mailbericht van klager d.d. 17 oktober 2023, waarin klager aangeeft dat hij wegens medische omstandigheden niet ter zitting zal verschijnen en dat hij zich volledig aansluit bij het standpunt van de deken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerster heeft klager vanaf 2019 op toevoegingsbasis bijgestaan in dertien zaken:
- Bezwaar besluit gemeente E-M bijzondere bijstand;
- Bezwaar besluit gemeente E-M BRP;
- Voorlopige voorziening bijzondere bijstand;
- Beroep besluit gemeente E-M BRP;
- Bezwaar gemeente M verhuisvergoeding;
- Beroep gemeente M verhuisvergoeding;
- Geschil Sevagram;
- Geschil Otolift;
- Geschil Servatius;
- Bezwaar besluit gemeente M Wmo;
- Bezwaar besluit gemeente M Wmo;
- Onrechtmatig overheidsbesluit CIZ;
- Een strafzaak.
2.3 Bij e-mail van 14 november 2022 heeft klager verweerster bericht dat hij het volste vertrouwen in haar had.
2.4 Op 21 november 2022 heeft klager verweerster verzocht om een letselschadezaak in behandeling te nemen. Verweerster heeft aan klager medegedeeld dat zij geen ruimte had om deze nieuwe zaak in behandeling te nemen en met de gewenste spoed te behandelen.
2.5 Bij e-mail van 22 november 2022 heeft klager aan verweerster medegedeeld dat zij hem in geen enkele zaak meer mocht vertegenwoordigen. Verweerster heeft de behandeling van alle zaken toen neergelegd.
2.6 Op 22 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
1. Verweerster heeft klagers zaken laten liggen, termijnen laten verlopen, verzuimd dwangsommen te innen en verzuimd een voorlopige voorzieningen procedure te starten;
2. Verweerster heeft geweigerd om de letselschadezaak van klager in behandeling te nemen;
3. Verweerster heeft klager misleid in de huurkwestie;
4. Verweerster heeft de behandeling van klagers zaken neergelegd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Ontvankelijkheid
De raad overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.
5.2 Klager heeft zich op 22 november 2022 met een klacht over verweerster tot de deken gewend, zodat de klacht, voor zover deze ziet op verweersters optreden van vóór 22 november 2019, op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het verstrijken van de in voormeld artikel bedoelde verjaringstermijn. Feiten of omstandigheden op grond waarvan klager niet eerder bij de deken een klacht kon indienen, zijn de raad niet gebleken. De raad zal de klacht, voor zover deze ziet op verweersters optreden van voor 22 november 2019, op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren.
5.3 Beoordeling klacht
Toetsingskader
Voor zover de klacht betrekking heeft op verweersters optreden vanaf 22 november 2019 kan klager wel in de klacht worden ontvangen. De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.4 Klachtonderdeel 1
Klager verwijt verweerster dat zij klagers zaken heeft laten liggen, termijnen heeft laten verlopen, heeft verzuimd dwangsommen te innen en heeft verzuimd een voorlopige voorzieningen procedure te starten. Verweerster heeft gemotiveerd weersproken dat zij klagers zaken heeft laten liggen en termijnen heeft laten verlopen. Daarvan blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. Ook het verwijt dat verweerster heeft verzuimd dwangsommen te innen en heeft verzuimd een voorlopige voorzieningen procedure te starten, heeft verweerster gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft in dit verband naar voren gebracht dat zij klager heeft geadviseerd om zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek door de gemeente en nog geen voorlopige voorzieningen te vragen, omdat dit klagers belangen zou schaden, terwijl de hoogte van de dwangsommen niet in gevaar werd gebracht door de beslissing op bezwaar af te wachten.
5.5 De raad overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt kan vaststellen en beoordelen. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht welke zaken zij voor klager heeft behandeld en welke werkzaamheden zij in die dossiers heeft verricht. De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat klager, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd op welke punten verweerster steken heeft laten vallen.
5.6 Vast staat dat klager bij e-mail van 14 november 2022 aan verweerster heeft bericht dat hij het volste vertrouwen in haar had. Vervolgens heeft klager op 21 november 2022 aan verweerster verzocht om een letselschadezaak in behandeling te nemen. Hieruit blijkt dat klager in ieder geval tot en met 21 november 2022 tevreden was met verweersters bijstand en de wijze waarop verweerster klagers zaken had aangepakt. Toen verweerster, naar aanleiding van klagers verzoek om een letselschadezaak in behandeling te nemen, aan hem liet weten dat zij daarvoor geen ruimte had, heeft hij haar bij e-mail van 22 november 2022 medegedeeld dat zij hem in geen enkele zaak meer mocht vertegenwoordigen, waarop verweerster de behandeling van klagers zaken heeft neergelegd. Op dezelfde dag heeft klager een klacht over verweerster ingediend bij de deken.
5.7 De raad komt tot de conclusie dat de bijstand zoals geschetst, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Weliswaar heeft verweerster ter zitting van de raad toegegeven dat zij de correspondentie in de diverse dossiers die zij voor klager behandelde beter op orde had moeten hebben, maar dat de kwaliteit van verweersters dienstverlening daaronder heeft geleden is niet gebleken, terwijl verweerster ter zitting van de raad heeft verklaard dat zij haar praktijk nu anders heeft ingericht en opdrachten en juridische adviezen deugdelijk schriftelijk vastlegt. Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaande ongegrond.
5.8 Klachtonderdeel 2
Klager verwijt verweerster dat zij heeft geweigerd om de letselschadezaak van klager in behandeling te nemen. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij geen ruimte had om deze nieuwe zaak in behandeling te nemen en met de gewenste spoed te behandelen, hetgeen zij ook aan klager heeft laten weten. De raad overweegt dat een advocaat niet verplicht is om een zaak in behandeling te nemen. Het stond verweerster dan ook vrij de opdracht niet te aanvaarden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.9 Klachtonderdeel 3
Klager verwijt verweerster dat zij hem heeft misleid in de huurkwestie. Verweerster heeft dit klachtonderdeel weersproken. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij klager niet het onjuiste advies heeft gegeven, dat voorafgaand aan het aanhangig maken van een gerechtelijke procedure eerst een uitspraak van de Huurcommissie moet worden gevraagd. Verweerster heeft verder naar voren gebracht dat zij klager heeft voorgehouden dat zij zou proberen om de kwestie in der minne te regelen en, als dat niet zou lukken, een gerechtelijke procedure zou opstarten. Voor de juistheid van het ernstige, en uitdrukkelijk door verweerster weersproken, verwijt dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding heeft de raad in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen enkel aanknopingspunt gevonden. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, is ook dit klachtonderdeel ongegrond.
5.10 Klachtonderdeel 4
Klager verwijt verweerster dat zij de behandeling van klagers zaken heeft neergelegd. Ook dit onderdeel van de klacht heeft verweerster gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft in dit verband naar voren gebracht dat zij de behandeling van klagers zaken heeft neergelegd, omdat klager haar had medegedeeld dat zij hem in geen enkele zaak meer mocht vertegenwoordigen. Vast staat dat klager bij e-mail van 22 november 2022 aan verweerster heeft medegedeeld dat zij hem in geen enkele zaak meer mocht vertegenwoordigen, waarop verweerster de behandeling van de klagers zaken heeft neergelegd. Duidelijk is derhalve dat niet verweerster, maar klager zelf het initiatief tot beëindiging heeft genomen en dat verweerster de zaak niet eenzijdig heeft neergelegd. Dat het neerleggen van klagers zaken ontijdig of anderszins onzorgvuldig was, is niet gebleken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel 4 is dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht de klacht, voor zover deze ziet op verweersters optreden van vóór 22 november 2019, op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht, voor zover deze ziet op verweersters optreden vanaf 22 november 2019, ontvankelijk en in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. J.A.J.A. Luijten, E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 11 december 2023