Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-11-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:237

Zaaknummer

23-612/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure het standpunt van haar cliënt naar voren gebracht. Niet gebleken is dat de standpunten ongeoorloofd zijn, onnodig grievend zijn of onevenredig nadeel aan klaagster of haar zoon hebben toegebracht. Voor een inhoudelijke discussie is in het tuchtrecht geen plaats.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 november 2023 in de zaak 23-612/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 6 september 2023 met kenmerk A 2023/093, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 22. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerster heeft klaagsters ex-partner bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In de procedure is onder meer aan bod  gekomen de wijze van verdeling van de gemeenschap, de hoogte van partneralimentatie en de vraag of klaagster in de kosten van haar eigen levensonderhoud kan voorzien. 1.2    Op 19 januari 2023 heeft verweerster een verweerschrift op zelfstandig verzoek ingediend. Op 26 april 2023 heeft verweerster een brief in het kader van de tiendagentermijn ingediend. Op 8 mei 2023 heeft verweerster een pleitnota ingediend voor de zitting van 9 mei 2023.  1.3    Op 15 juli 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT Klaagster verwijt verweerster dat zij met de inhoud van de door haar opgestelde en/of ingediende processtukken tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen: a)    Verweerster heeft fouten gemaakt in financiële berekeningen en onjuiste financiële gegevens gehanteerd; b)    Verweerster heeft ongegronde aannames gedaan zonder geldig bewijs, door te zeggen: -    “Uit niets blijkt dat de vrouw in Nederland niet kan werken… Als de vrouw zou zijn afgekeurd, dan zou zij een WIA-uitkering kunnen aanvragen.” -    “Singapore heeft als uitgangspunt dat enkel in de gemeenschap valt al hetgeen tijdens het huwelijk wordt verworven.”  c)    Verweerster heeft onnodig neerbuigende opmerkingen gemaakt richting klaagster, door te zeggen: -    “Welk recht is volgens de vrouw van toepassing op het vermogensregime? Het Britse recht? De vrouw werkt dat niet uit.” -    “de vrouw wellicht op te hoge functies solliciteert, waar zij geen (relevante) werkervaring in heeft”  d)    Verweerster is ongevoelig voor het leed van slachtoffers van huiselijk geweld. De ex-partner van klaagster is onherroepelijk veroordeeld voor huiselijk geweld, maar verweerster schreef: “ontkent hij enige betrokkenheid bij huiselijk geweld.” Verweerster handelt daarmee niet integer. Verweersters uitlating leidt tot onnodig extra leed bij een slachtoffer van huiselijk geweld. e)    Verweerster is ongevoelig ten aanzien van de zelfmoordpogingen van klaagsters zoon en toont geen empathie door te zeggen: “Daar komt bij dat [naam zoon] gewoon naar school gaat, waardoor de vrouw in ieder geval tijdens de schooluren van [naam zoon] zou moeten kunnen werken.” Met een dergelijk standpunt komt de veiligheid van klaagsters zoon in het gedrang. f)    Verweerster heeft zonder toestemming van klaagster in de procedure een brief ingediend over de (persoonlijke situatie van) klaagsters zoon met betrekking tot zijn behandeling bij de Viersprong. Ook is niet gebleken dat verweerster een volmacht had van haar eigen cliënt om deze brief in te brengen. Met het inbrengen van de brief heeft zij persoonlijke informatie en gegevens over klaagster en haar zoon onthuld en haar geheimhoudingsplicht geschonden. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan hanteert, is mede ingegeven door de kernwaarde “partijdigheid” die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen (zie HvD 15 april 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:YA4394). 4.2    De klachtonderdelen a) en b)  zien op de inhoud van de processtukken en producties die verweerster in de echtscheidingsprocedure heeft ingediend en raken de kernwaarde deskundigheid. De voorzitter stelt vast dat verweerster in deze processtukken het standpunt van haar cliënt heeft verwoord en in zijn voordeel strekken, zoals dat ook wordt verwacht van een advocaat. Een advocaat dient immers een partijbelang en in dit geval diende verweerster het belang van de ex-partner van klaagster. Dat deze standpunten als ongeoorloofd zijn aan te merken en onevenredig nadeel aan klaagster of haar zoon hebben toegebracht, is de voorzitter niet gebleken. Voor een inhoudelijke discussie over de standpunten is in deze tuchtrechtelijke procedure geen plaats. Als klaagster het niet eens is met hetgeen verweerster stelde of had berekend, kon zij dat in de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank naar voren brengen.      4.3    Ten aanzien van de klachtonderdelen c), d) en e) oordeelt de voorzitter als volgt. Het is inherent aan familierechtelijke procedures dat door de wederpartij ingenomen standpunten gevoelig kunnen liggen en emoties kunnen oproepen bij de andere partij. Dat betekent niet dat een advocaat namens zijn cliënt die standpunten niet mag innemen. Weliswaar mogen die standpunten niet onnodig grievende bewoordingen bevatten en moet de advocaat opletten voor een polariserende uitwerking, maar dat daarvan hier sprake is, is de voorzitter uit de klacht en de inhoud van de overgelegde stukken niet gebleken.  4.4    Voor wat betreft het verwijt onder f), leidt de voorzitter uit de door klaagster ingediende dupliek van 2 augustus 2023 af dat deze stukken kennelijk eerder door klaagster zelf waren ingebracht in een (andere) familierechtelijke procedure en dat ook de cliënt van verweerster over deze stukken beschikte. Verweerster mocht deze stukken dan ook namens en in het belang van haar cliënt indienen. Het klachtonderdeel is in zoverre kennelijk ongegrond. Het is niet aan klaagster om te klagen over het eventueel ontbreken van een volmacht van de cliënt van verweerster. Als de cliënt van verweerster het niet eens was met het inbrengen van dit stuk -waar de voorzitter overigens niets van is gebleken-, komt hem een zelfstandig klachtrecht toe. Het klachtonderdeel is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk. 4.5    Klachtonderdeel f) is kennelijk niet-ontvankelijk wat betreft het ontbreken van de volmacht. De klachtonderdelen zijn voor het overige allen kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart: -    klachtonderdeel f) wat betreft het ontbreken van de volmacht, met toepassing  van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk; -    de overige klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.