Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-11-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2023:210
Zaaknummer
23-352/A/NH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing; Verweerder heeft doelbewust in strijd met de tussen partijen overeengekomen afspraken over het betrachten van geheimhouding en het doen van uitlatingen gehandeld zonder zich er rekenschap van te geven dat daarbij onevenredig nadeel werd toegebracht aan klager. Hiermee heeft hij naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan verweerder wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 november 2023 in de zaak 23-352/A/NH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 4 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 30 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mm/2195525 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 oktober 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken van verweerder van 9 en 12 juni 2023.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klager en de heer V.D. (hierna: D) hadden een geschil over uitlatingen van D over klager in de media. Klager is de oud-bondscoach van de Atletiekunie en D is topatleet. De uitlatingen van D zagen onder meer op het beweerdelijk door klager aanzetten van sporters tot het gebruik van het medicijn Thyrax in de periode dat klager bondscoach was. 2.3 In het tussen klager en D gevoerde mediationtraject heeft verweerder D bijgestaan. Klager werd in dit traject bijgestaan door mr. P. 2.4 In de tussen partijen overeengekomen mediationovereenkomst van 1 november 2022 is in artikel 3 een geheimhoudingsbeding opgenomen waarin staat dat partijen zich jegens elkaar tot geheimhouding verplichten voor wat betreft hun voornemen om het tussen hen bestaande conflict met behulp van mediation op te lossen, alsook dat zij ter zake van de inhoud en uitvoering van deze overeenkomst geheimhouding zullen betrachten. 2.5 Het mediationtraject heeft geleid tot het op 10 november 2022 sluiten van een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) tussen D en klager. Verweerder en mr. P hebben deze vaststellingsovereenkomst namens respectievelijk D en klager ondertekend. 2.6 In de VSO hebben partijen afgesproken om een gezamenlijke verklaring (hierna ook: de verklaring) uit te brengen. In artikel 1.1 van de VSO is in dat verband het volgende opgenomen. “Partijen hebben ter beslechting van het Geschil overeenstemming bereikt over de navolgende verklaring (…): "Kort geding [klager] tegen [D] van de baan 8-11-2022 [D] en [klager] hebben hun dispuut over recente mediapublicaties over Thyrax, waarin [D] werd geciteerd, op initiatief van het NOC*NSF voorgelegd aan een onafhankelijke sportrechtadvocaat, [de mediator]. [De mediator] geeft aan dat er onder zijn leiding stevige gesprekken zijn gevoerd met [klager] en [D] die ieder hun eigen visie hebben op prestatiecultuur. Uit de recente gesprekken is duidelijk geworden dat er geen sprake van is geweest dat [klager] het gebruik van Thyrax of andere middelen heeft aangemoedigd of daarover positief gesproken heeft. [D]: "In contacten met de pers heb ik verwezen naar een kennismakingsgesprek met [klager] in februari 2019, waarin is gesproken over het opzoeken en stellen van grenzen in brede zin. Aldus filosoferend over de grenzen in de sport en hoever je daarin als sporter gaat, heb ik ten onrechte het gevoel gekregen dat [klager] het gebruik van Thyrax aanmoedigde. Ik betreur het dat de prestaties van sporters, het Nederlandse atletiekprogramma en de coaching door [klager] als gevolg van de recente publicaties onder verdenking zijn komen te staan. [Klager]: “Ik sta voor een schone sport en heb dat gedurende mijn 45-jarige carrière ook altijd uitgedragen. Honderden atleten heb ik gecoacht en nooit eerder is mijn integriteit in twijfel getrokken. Al eerder hebben ook topatleten uit de huidige selectie publiekelijk verklaard dat er geen sprake van is geweest dat ik op enig moment het gebruik van Thyrax of andere middelen heb aangemoedigd. Met de verklaring van [D] ben ik blij dat de resultaten van de atleten nu weer boven verdenking staan. Hiermee is het tegen [D] aangekondigde kort geding van de baan.” 2.7 In artikel 1.2 van de VSO is opgenomen dat de verklaring wordt geplaatst op de site van de NOC*NSF en de Atletiekunie, en dat partijen geen andere media met de verklaring zullen benaderen. 2.8 In artikel 2 en 3 van de VSO staat, voor zover relevant: “2.1 De in de mediation-overeenkomst tussen partijen van 1 november 2022 overeengekomen geheimhouding blijft onverminderd tussen hen van kracht. 2.2 Zij zullen aan derden geen uitlatingen doen over elkaar, over de gevoerde gesprekken of over gedane voorstellen om te komen tot overeenstemming, anders dan voorzien in deze [VSO]. 2.3 Het zal ieder van Partijen te allen tijde zijn toegestaan te verwijzen naar de Verklaring zoals gepubliceerd op de site van NOC*NSF. Indien vragen worden gesteld over het Geschil zullen Partijen aangeven dat het Geschil uit de wereld is en verwijzen naar de verklaring zoals gepubliceerd op de site van NOC*NSF. Partijen zullen geen andere uitspraken doen dan hetgeen in de Verklaring is verwoord, (…) 3.1 Partijen hebben met het uitbrengen van de Verklaring overeenstemming bereikt over het beëindigen van het Geschil en [klager] verklaart hierdoor geen rechtsmaatregelen jegens [D] over het geschil te treffen. 3.2 Partijen hebben in de Verklaring uitgesproken ieder hun eigen visie te hebben op prestatiecultuur. De onderhavige vaststellingsovereenkomst heeft daarop geen betrekking.” 2.9 Op 14 november 2022 is de verklaring gepubliceerd. 2.10 Bij e-mailbericht van 14 november 2022 schrijft verweerder aan de mediator en verweerder, voor zover relevant: “Inmiddels is de publicatie overgenomen door ANP en zie ik inmiddels diverse varianten in de diverse media verschijnen, waarin onder meer ten onrechte het woord "excuses" zijn gebruikt. Dienaangaande is [D] op dit moment over dergelijke bewoordingen zich aan het bezinnen of hij hier actie tegen wenst te ondernemen en zo ja, op welke wijze. Een van de passages in de Telegraaf kan ik vooralsnog echter niet goed verklaren: “Wat betreft de topsportcultuur binnen de atletiek ben ik benieuwd wat de analyse van de onafhankelijk expert heeft opgeleverd.” Ik lees dit niet terug in de geheimhoudingsovereenkomst. Mag ik daaruit afleiden dat er wel aanvullende verklaringen aan de pers zijn verstrekt? Voorts mocht ik vernemen dat er aanstaande vrijdag een persconferentie zou zijn gepland. Ook hier zou ik graag per ommegaande een toelichting op willen hebben. (…)” 2.11 Op voorgaand bericht reageert mr. P diezelfde dag met, voor zover relevant: “De pers kiest haar eigen woorden (…). Dat komt in elk geval niet door [klager]. Ik begrijp inmiddels dat jij en [D] met de Telegraaf hebben gebeld. Dat was volgens mij niet de bedoeling. (…) Wat jouw citaat betreft: dat ziet volgens mij op de prestatiecultuur, welk onderwerp conform afspraak buiten de gemaakte afspraken valt. (…). De persconferentie waar je op doelt, is naar ik begrijp, selectief en gaat niet over [D] maar over de prestatiecultuur. Als vragen over Thyrax worden gesteld zal [klager] verwijzen naar de Verklaring en hooguit toevoegen wat in de VSO staat (…). Zo is het ook afgesproken. Laten we ons aan de afspraken houden en dit dossier gesloten houden. Dat is in elk geval mijn intentie.” 2.12 Verweerder reageert hierop met, voor zover relevant: “Het is inderdaad de intentie om het dossier gesloten te houden. Ook van de kant van [D]. Helaas is [D] geconfronteerd met foutieve vrije interpretatie van journalisten waardoor er opnieuw een verkeerd beeld is geschetst. Dan doel ik met name op de titel van de Telegraaf "Excuses [D]". Het lijkt mij niet meer dan logisch dat ik op verzoek van [D] onmiddellijk contact heb opgenomen met de desbetreffende journalist die daarna de berichtgeving en zijn twitterberichten heeft aangepast en ook excuses heeft gemaakt. Een en ander heeft echter niet voorkomen dat deze bewoordingen als een olievlek zich hebben verspreid en op diverse media is gepubliceerd. Ook hier geldt dat inmiddels op verzoek een deel van de media de berichtgeving heeft aangepast. Een en ander dient echter wel rechtgetrokken te worden. (…)” 2.13 De mediator stuurt hierna aan klager en verweerder, voor zover relevant: “Wij hebben afgesproken, dat bij vragen uit de pers alleen verwezen wordt naar de Verklaring. Hoewel ik goed begrijp, dat het ongelukkig is wanneer journalisten hun eigen interpretatie aan de Verklaring geven en woorden als "excuses" gebruiken, is het niet volgens onze afspraak om de pers te gaan corrigeren. Ik wil verzoeken dat niet meer te doen. (…)” 2.14 Op 14 november 2022 is in de Volkskrant (hierna: VK) een artikel gepubliceerd met als kop: “Geen kort geding oud-bondscoach [klager] maar atletiekaffaire blijft wel doorsudderen.” 2.15 In het VK-artikel staat, voor zover relevant: “Een dreigend kort geding is van de baan, op papier lijkt de rust in de atletiek weergekeerd. Maar of de lucht tussen oud-atletiekbondscoach [klager] en topatleet [D] werkelijk is geklaard, blijft ondanks een gezamenlijk uitgeven verklaring onduidelijk. (…) [D] verwijst voor extra uitleg naar zijn advocaat [verweerder]. De kwestie ligt ondanks het statement van NOC*NSF namelijk nog steeds gevoelig. [Verweerder] weegt zijn woorden. ‘We zijn tot een akkoord gekomen zodat [D] weer kan gaan trainen. Het is een agree to disagree.’ In de verklaring geeft [D] aan dat hij het betreurt dat door de publiciteit de prestaties van de Nederlandse atleten in twijfel werden getrokken. Maar spijt betuigt hij niet, laat de 26- jarige via zijn advocaat weten. ‘Er is geen keutel ingetrokken’, zegt [verweerder] met klem. ‘En in het gesprek heeft [D] letterlijk gezegd dat hij geen excuses zal aanbieden.’ (…) Met de getekende overeenkomst lijkt de kwestie rond Thyrax klaar te zijn. Maar daarmee is de naam van [klager] nog niet gezuiverd. De meldingen over een onaangename cultuur op Papendal waren geen onderdeel van het akkoord tussen hem en [D]. Daar zal het nog een tijdje over gaan, denkt [verweerder]. ‘We hebben doelbewust geen afspraken gemaakt over die prestatiecultuur. Die discussie is nog niet klaar.” 2.16 Bij e-mailbericht van 15 november 2022 schrijft de mediator aan verweerder en aan mr. P, voor zover relevant: “ (…) Ik las het artikel in de VK van vanochtend. Jij wordt daarin uitgebreid geciteerd en hoewel ik weet hoe de pers werkt, moet ik toch aannemen dat jij de woorden “agree to disagree”, “geen keutel ingetrokken” en “geen excuses” in jouw gesprek met de betreffende journalist, hebt uitgesproken. Ik betreur dat, omdat het deels feitelijk onjuist is, maar temeer omdat het volledig in strijd is met de tussen [D] en [klager] hierover gemaakte afspraken. De VSO is ook op het punt van geheimhouding heel duidelijk geweest en er was geen enkele noodzaak om daarvan af te wijken. Ik schreef gisteren al in mijn onderstaande email, dat het ongelukkig is dat de media een eigen interpretatie geven aan de Verklaring, maar het is niet aan partijen om dat te corrigeren. De VSO staat dat gewoonweg niet toe. Ik mag aannemen, dat er geen verdere inbreuken op de VSO zullen plaatsvinden. Het is niet aan mij om hier consequenties aan te verbinden. Ik kan slechts een dringende oproep doen aan beiden om verstandig te handelen en de constructieve lijn van de bemiddeling voort te zetten. (…)” 2.17 In een reactie op voorgaand bericht mailt mr. P op 16 november 2022 aan verweerder (met de mediator in de cc), voor zover relevant: “(…) De media-acties van [D] en [verweerder] van maandag en/of dinsdag hebben de situatie voor [klager] alleen maar verergerd. Het door partijen gevolgde traject is wat [klager] betreft voor niets geweest. (…) Dan juridisch: de acties van zowel [D] als [verweerder] zijn een flagrante schending van de VSO, die [klager] zonder enige twijfel het recht geven om de VSO te ontbinden. Artikel 4.2 is nu juist geredigeerd om dat te kunnen doen bij dit soort acties. [Klager] is razend en terneergeslagen tegelijkertijd. Hem wordt door anderen geadviseerd om inderdaad de VSO te ontbinden, alsnog een schadeclaim in te dienen en tegen [verweerder] een tuchtklacht in te dienen wegens schending van zowel de Mediationovereenkomst als de VSO. (…)” 2.18 Hierop reageert verweerder per e-mail van 17 november 2022, voor zover relevant, als volgt: “Ik kan vooralsnog niet anders concluderen dat alles meer dan zeer ongelukkig zijn beloop heeft gekregen en ik al twee dagen met pijn in mijn buik rondloop. Dit zal ongetwijfeld bij jullie ook het geval zijn. Op dit moment lijkt het mij niet verstandig een nadere toelichting te geven over het verdere hoe en waarom. Ik kan mijzelf verwijten dat de communicatie op veel vlakken niet goed is gelopen. Voor nu kan ik alleen maar herhalen dat ik rekenschap voor mijn aandeel daarin afleg. Ik bied daarvoor nogmaals mijn excuses aan. Ik hoop oprecht dat de boel niet verder zal gaan escaleren.” 2.19 Op 4 januari 2023 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door in strijd met de bepalingen van de mediationovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst uitspraken te doen ten overstaan van een journalist.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De raad neemt als uitgangspunt dat een advocaat die zich gedraagt zoals een behoorlijk advocaat betaamt, zich dient te houden aan de kernwaarden voor de advocatuur, zoals die zijn vastgelegd in artikel 10a Advocatenwet. In dit geval is vooral de kernwaarde integriteit in het geding. De kernwaarde integriteit houdt onder meer in dat de advocaat zich gedraagt in overeenstemming met de professionele normen voor de advocatuur zoals die zijn samengevat in artikel 46 Advocatenwet. Iedere advocaat is aan deze normen gehouden vanaf het moment dat een advocaat wordt ingeschreven op het tableau. 5.2 Het betreft in deze zaak een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die in de jurisprudentie bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 5.3 Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gehouden aan de tussen partijen overeengekomen geheimhouding zoals opgenomen in artikel 3 van de mediationovereenkomst. Ook heeft verweerder in strijd gehandeld met de artikelen 1.2 en 2 van de VSO door aan de VK-journalist onder andere het volgende te verklaren: ‘Het is een agree to disagree’ en ‘Er is geen keutel ingetrokken’. Met deze citaten wordt geïnsinueerd dat partijen inhoudelijk niets zijn overeengekomen en dat klager wel degelijk schuldig zou zijn aan de oorspronkelijke aantijgingen van D, terwijl partijen juist overeen gekomen waren te volstaan met het naar buiten brengen van de verklaring. Hierdoor heeft verweerder het mediationtraject en de hieruit voortvloeiende overeenkomst volstrekt overbodig gemaakt. Verweerder kan voor zijn handelen niet naar zijn cliënt wijzen, hij heeft hierin als advocaat een eigen verantwoordelijkheid. 5.4 Verweerder voert aan dat, nadat de verklaring was gepubliceerd, door de media werd geschreven dat D zijn excuses jegens klager zou hebben gemaakt. Hiervan was geen sprake en deze excuses maakten ook geen onderdeel uit van de verklaring. Dit onjuiste nieuws verspreidde zich hierna razendsnel. Uit de hierop volgende correspondentie tussen verweerder en mr. P, maakte verweerder op dat er contact was geweest tussen klager en de media en dat klager voornemens was om een persconferentie te gaan beleggen. D heeft verweerder daarop verzocht om een VK-journalist te woord staan, zodat het onjuiste nieuws kon worden gerectificeerd. Verweerder heeft dit toen zo gedaan. Verweerder betreurt de hele gang van zaken, maar hij heeft met zijn handelen enkel de belangen van zijn D zo goed mogelijk proberen te behartigen en dit mocht hij zo doen in zijn rol als advocaat van zijn cliënt. 5.5 De raad is van oordeel dat de klacht slaagt. De raad stelt vast dat verweerder een journalist te woord heeft gestaan en met hem heeft gesproken over het tussen klager en D gevoerde mediationtraject. In het hieruit volgende krantenartikel in de VK is verweerder geciteerd met de woorden dat “er (door D) geen keutel was ingetrokken” en dat er sprake was van “een agree to disagree” en als niet weersproken mag aangenomen worden dat dergelijke uitlatingen ook daadwerkelijk door verweerder aan de VK-journalist zijn gedaan. Deze uitlatingen staan haaks op het bepaalde in de mediationovereenkomst en de VSO, waarin immers is bepaald dat partijen juist geheimhouding zouden betrachten en niet met derden mochten praten over elkaar of over de inhoud van de tussen partijen gevoerde gesprekken. Bovendien is de kern van de VSO juist dat partijen het tussen hen bestaande geschil hadden beëindigd door een gezamenlijke verklaring uit te brengen (artikel 3.1) en dat zij zich hier niet verder over zouden uitlaten dan daarin was opgenomen (artikel 2.3). Het verweer van verweerder dat hij in dit geval op uitdrukkelijk verzoek van zijn cliënt de journalist te woord heeft gestaan, kan verweerder niet baten. De aan een advocaat toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze waarop het hem goeddunkt, wordt immers begrensd doordat de advocaat daarbij de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. In dit geval heeft verweerder met zijn uitlatingen (in de gekozen bewoordingen) de belangen van klager onevenredig geschaad. Zoals klager aanvoert, heeft verweerder door zijn uitlatingen aan de VK-journalist de indruk gewekt dat verweerder klager nog altijd dezelfde verwijten maakte. Verweerder heeft daardoor de uitkomst van een lang en moeizaam mediationtraject teniet gedaan. De raad weegt hierin mee dat de strekking van de tussen partijen overeengekomen verklaring was dat D zijn beschuldigingen aan het adres van klager onterecht waren en dat verweerder nu juist over dit onderwerp met de journalist is gaan praten in bewoordingen die niet alleen afwijken van de verklaring maar ook doen suggereren dat partijen niet nader tot elkaar gekomen zijn. Verweerder heeft daarmee doelbewust in strijd met de tussen partijen overeengekomen afspraken over het betrachten van geheimhouding en het doen van uitlatingen gehandeld zonder zich er rekenschap van te geven dat daarbij onevenredig nadeel werd toegebracht aan klager en zodoende de kernwaarde integriteit geschonden. Hiermee heeft hij naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
6 MAATREGEL 6.1 Verweerder heeft de geheimhoudingsverplichting uit de mediation geschonden door in strijd met het bepaalde in de mediation- en vaststellingsovereenkomst uitlatingen te doen aan een derde, een journalist, en daardoor de belangen van klager onevenredig geschaad. Ook na vragen van de raad op de zitting heeft verweerder niet het inzicht getoond dat hij een andere afweging had kunnen en behoren te maken. De raad acht in de gegeven omstandigheden een waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 25,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op; - veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van €50,- aan klager; - veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van €25,- aan klager op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van €1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en J.H. Stek, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 november 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 november 2023