Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-11-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:203

Zaaknummer

220337

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. De cliënt van verweerder was de ex-man van klaagster en aan hem was een straatverbod opgelegd jegens klaagster. Verweerder heeft stukken met vertrouwelijke en gevoelige informatie over klaagster (waaronder slachtofferverklaringen, een lijst met contactgegevens van haar vrienden die zij opgaf als potentiële getuigen) aan zijn cliënt verstrekt. Vast staat dat het OM een fout heeft gemaakt door deze informatie te verstrekken aan verweerder. Het hof stelt vast dat van een advocaat wederpartij in het strafrecht wordt verwacht dat hij geen stukken uit het OM-dossier aan zijn cliënt verstrekt, die ongebruikelijk zijn en waarvan hij kan vermoeden dat die niet voor zijn cliënt zijn bedoeld. In dit geval had verweerder geen aanleiding daarvoor. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad. 

Uitspraak

Beslissing van 13 november 2023

in de zaak 220337

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

                                     

                                     

klaagster

tegen:

verweerder

 

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 28 november 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 22-528/DB/OB). In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2022:164 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hogerberoepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 24 december 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

 

​​​​​​2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de stukken van de raad; het verweerschrift van verweerder het e-mailbericht d.d. 10 september 2023 met bijlagen van klaagster.

 

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 18 september 2023. Daar zijn klaagster, mevrouw S (een vriendin van klaagster) en verweerder verschenen. Klaagster heeft haar standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3 FEITEN

3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht. Die feiten luiden als volgt.

 

3.2 Verweerder heeft opgetreden als advocaat voor klaagsters ex-partner, hierna: “de man”, in een strafzaak waarin de man werd verdacht van stalking/belaging van klaagster.

 

3.3 Verweerder heeft de man op 23 december 2020 als piketadvocaat bijgestaan. In het kader van de voorbereiding van de voorgeleiding voor de rechter-commissaris heeft verweerder het proces-verbaal ontvangen en aan de man verstrekt en met hem besproken.

 

3.4  Bij brief d.d. 25 december 2020 heeft het OM aan klaagster bericht dat de officier van justitie aan de man een gedragsaanwijzing had opgelegd voor de duur van 90 dagen, op grond waarvan het de man niet was toegestaan om zich te begeven in klaagsters straat en hij zich diende te onthouden van contact met klaagster. Het was de man enkel toegestaan om in geval van dringende zaken aangaande de dochter van partijen met tussenkomst van een derde (professional) met klaagster contact op te nemen.

 

​​​​​​​3.5 Verweerder heeft het eindproces-verbaal op 19 januari 2021 ontvangen, doorgenomen en vervolgens doorgestuurd aan de man.

 

​​​​​​​3.6 Het OM heeft de strafzaak op 11 maart 2021 geseponeerd.

 

​​​​​​​3.7 Bij e-mail d.d. 30 augustus 2021 heeft klaagster het OM bericht dat zij tweemaal telefonisch was benaderd door de man en dat zij van hem had begrepen dat hij de beschikking had over een dik dossier, onder meer bestaande uit alle getuigenverklaringen, de communicatie tussen Slachtofferhulp en klaagster, klaagsters slachtofferverklaring en correspondentie tussen klaagster en het OM. Klaagster heeft het OM gevraagd of het kan kloppen dat deze stukken aan de man ter beschikking zijn gesteld.

 

​​​​​​​3.8 Bij e-mail d.d. 15 oktober 2021 heeft mr. K, adviseur bestuurlijk juridische zaken, namens het OM het volgende aan klaagster bericht:

 

“(…) In reactie op uw e-mail moet ik u berichten dat het proces-verbaal in de zaak (…) met parketnummer (…) via het advocatenportaal digitaal beschikbaar is gesteld aan de advocaat van [de man], conform de wettelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot diens verdediging. In het proces-verbaal zitten inderdaad ook de verklaringen van uw ouders en andere getuigen. Kennelijk heeft de advocaat het aan de [de man] door verstrekt. Hoewel dit niet altijd gedaan wordt, kan dit wel.

 

Buiten bepaalde – voor een strafzaak relevante – stukken, zoals voegingsformulieren, zou mailwisseling van uw zijde met het slachtofferloket en anderszins met het OM echter geen deel moeten uitmaken van de aan de advocaat ter beschikking gestelde stukken. Deze maken geen deel uit van het strafdossier.

 

In het systeem zie ik echter dat deze stukken op ‘openbaar’ staan, hetgeen tot gevolg heeft dat de advocaat ze kan raadplegen via het advocatenportaal. In het onderhavige geval lijkt het erop dat ook deze stukken door de advocaat ter beschikking zijn gesteld aan [de man]. Er is direct melding gemaakt van een datalek en de categorisering ‘openbaar’ is inmiddels verwijderd. Tevens is de advocaat verzocht de stukken – zo hij daarover nog mocht beschikken – te verwijderen. (…)”

 

​​​​​​​3.9 Bij e-mail d.d. 15 oktober 2021 heeft mr. K verweerder bericht:

 

“(…) Er zijn stukken op ‘openbaar’ gezet die niet tot het procesdossier behoren, zoals mailwisselingen met het Openbaar Ministerie of onderdelen daarvan, als gevolg waarvan deze beschikbaar zijn geweest via het advocatenportaal. Inmiddels is dit aangepast. Graag wil ik u verzoeken om – zo u hierover nog mocht beschikken – de betreffende stukken te vernietigen. Tevens wil ik u vragen na te gaan of u deze stukken heeft verstrekt aan [de man]. Gezien de situatie tussen betrokkenen vraag ik u vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen bij nader inzien om [de man] niet bij deze kwestie te betrekken.

 

Zou u mij kunnen laten weten of u aan mijn verzoeken heeft kunnen voldoen en wat daarvan de uitkomst is opdat de omvang van het datalek ingeschat kan worden? (…)”

 

​​​​​​​3.10 Verweerder heeft niet op de e-mail van mr. K gereageerd. Bij e-mail d.d. 18 november 2021 heeft mr. K een rappel aan verweerder gestuurd.

 

​​​​​​​3.11 Op 3 december 2021 heeft klaagster bij het OM een klacht ingediend. Bij brief d.d. 22 december 2021 heeft het OM aan klaagster excuses aangeboden voor de door het parket gemaakte fout en het ongemak en extra onrust die uit die fout zijn voortgekomen. Verder heeft het OM in deze brief aan klaagster medegedeeld:

 

“(…) De advocaat is zowel telefonisch als tweemaal per e-mail verzocht de betreffende stukken te verwijderen. Helaas heeft deze tot op heden niet op dit verzoek gereageerd. (…)”

 

​​​​​​​3.12 Op 4 december 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

​​​​​​​4.2 Verweerder heeft opzettelijk, althans klakkeloos, aan zijn cliënt, die verdachte was in een strafzaak waarin klaagster was aangemerkt als slachtoffer van stalking althans belaging, stukken verstrekt die het Openbaar Ministerie abusievelijk digitaal had toegevoegd aan het proces-verbaal, maar die geen deel zouden moeten uitmaken van de aan verweerder te verstrekken stukken, terwijl hij wist, althans behoorde te weten dat deze stukken niet in het proces-verbaal thuishoorden. Het gegeven dat verweerder de stukken heeft gedeeld met zijn cliënt heeft ertoe geleid dat klaagster door de cliënt van verweerder intimiderend en denigrerend is benaderd.

 

 

5 BEOORDELING

 

overwegingen raad

 

​​​​​​​5.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat het een advocaat vrijstaat om het volledige dossier met zijn cliënt te delen in het kader van de behartiging van de belangen van de cliënt. Een uitzondering daarop kan aanwezig zijn als derden – zoals een slachtoffer in de strafzaak – gezien de feiten en omstandigheden van het geval een zwaarwegend belang hebben dat bepaalde stukken uit het dossier niet ter kennis komen van de verdachte. Dan kan het delen van stukken met de cliënt onzorgvuldig en mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn.

 

​​​​​​​5.2 De raad heeft geoordeeld dat van die uitzondering geen sprake is. Klaagster heeft onvoldoende concreet gemaakt welke stukken verweerder niet had mogen delen met zijn cliënt en in welke belangen klaagster is geschaad doordat verweerder die stukken wel heeft gedeeld met zijn cliënt. De klacht is onvoldoende onderbouwd volgens de raad en daarom ongegrond verklaard.

 

beroepsgronden

 

​​​​​​​5.3 Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerder wel degelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zo volhardt hij in de stelling dat hij niet begrijpt dat sprake is van een datalek en heeft hij tot drie keer toe niet gereageerd op de rappels van het OM. Verweerder heeft toen hij daarover de beschikking kreeg het gehele aan hem ter beschikking gestelde dossier doorgestuurd aan de man. Klaagster voert de volgende beroepsgronden aan:

 

1. Verweerder heeft de stukken geraadpleegd voordat hij die doorzond aan de man. Verweerder moet – gezien zijn ervaring – verbaasd zijn geweest dat de betreffende stukken onderdeel uitmaakten van het strafdossier. Gezien de aard van de zaak (stalking c.q. belaging) was het zorgvuldig geweest als verweerder bij het OM had geverifieerd of stukken inderdaad ook bestemd waren om te worden ingezien door zijn cliënt. Door desondanks de stukken door te zenden heeft verweerder de privacy van klaagster geschonden.

 

2. De belangen van klaagster zijn geschaad doordat de man inzage kreeg in privacygevoelige informatie. Het is met een reden dat het niet de bedoeling van het OM was die stukken te verstrekken aan de man.

 

3.  In het bijzonder is verwijtbaar dat verweerder na 11 maart 2021 opnieuw stukken voor klaagster doorstuurde naar zijn cliënt, zoals de stukken in de onderhavige tuchtprocedure waarin de cliënt geen partij is. Nadien had de man daar immers geen belang bij omdat de strafzaak al was geseponeerd. Dit handelen diende dan ook geen redelijk doel. De belangen van klaagster zijn nodeloos geschaad doordat de gezinsvoogd die stukken vervolgens ook heeft ontvangen. De man heeft nadien klaagster meerdere malen lastig gevallen en geïntimideerd. Het delen van de documenten heeft dit verergerd, waarbij de man een en ander ook heeft aangehaald bij de overdracht van hun kind.

 

4. Ten slotte volgt klaagster niet het oordeel van de raad dat zij haar klacht onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Uit r.o. 2.6 tot en met 2.8 van de beslissing van de raad blijkt dat klaagster expliciet heeft aangegeven om welke stukken het haar te doen is. Daarbij is verweerder benaderd door het OM over de betreffende stukken, dus ook voor hem is duidelijk waar het om gaat. Ook overigens heeft klaagster tijdens de mondelinge behandeling bij de raad meerdere keren het aanbod gedaan, waaronder in haar pleitnota, de betreffende stukken ter inzage te geven aan de raad.

 

verweer in beroep

 

​​​​​​​5.4 Verweerder heeft verweer gevoerd en sluit zich aan bij het oordeel van de raad. Verweerder voegt daaraan toe dat hij op 15 oktober 2021 is gebeld door het OM, dat hem meldde dat sprake was van een datalek. Verweerder meende dat het ging om gegevens van zijn cliënt die waren gelekt. Verweerder reageerde dat de zaak al was geseponeerd en gearchiveerd. Daar gaf verweerder bij aan dat hij geen reden zag de stukken terug te vragen aan zijn cliënt en dat, als hij dat al zou doen, zijn cliënt de stukken vóór terugzending waarschijnlijk zou kopiëren. Verweerder heeft op een daarop volgend e-mailbericht van het OM niet gereageerd, omdat hij in zijn optiek al afdoende had geantwoord in het telefoongesprek. Verweerder heeft geen actieve herinnering aan het tweede rappelbericht van het OM.

 

 

 

maatstaf

 

​​​​​​​5.5 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

 

oordeel hof

 

​​​​​​​5.6 Klaagster heeft in haar beroepschrift en ter zitting in hoger beroep aangegeven welke stukken verweerder volgens haar niet aan de man had mogen doorsturen. Het is klaagster te doen om een e-mailbericht van 6 januari 2021 waarin klaagster aan het slachtofferinformatieloket schrijft dat zij van de wijkagent te horen had gekregen dat de stalkingszaak te licht zou zijn bevonden, de per e-mail op 12 februari 2021 aan het slachtofferinformatieloket verzonden slachtofferdocumenten en een e-mailbericht van 25 februari 2021 van klaagster aan het slachtofferinformatieloket waarin zij twee getuigen (met 06-nummers) noemt die meerdere keren aanwezig zouden zijn geweest terwijl zij door de cliënt van klager zou zijn lastig gevallen. Naar het oordeel van het hof heeft klaagster daarmee voldoende concreet gemaakt welke stukken volgens haar door verweerder niet hadden mogen worden doorgestuurd.

 

​​​​​​​5.7 Het hof stelt voorop dat het OM de instantie is die stukken via het advocatenportaal aan verweerder heeft verstrekt. Voor zover het OM aan verweerder stukken heeft verstrekt die geen deel uitmaken van het (normaliter) te verstrekken strafdossier (zoals e-mailberichten van klaagster aan het slachtofferinformatieloket), is er dus een fout gemaakt door het OM. Het datalek is veroorzaakt door het OM, zoals ook valt te lezen in de onder 3.8 en 3.9 geciteerde e-mailberichten die op 15 oktober 2021 namens het OM zijn verzonden.

 

​​​​​​​5.8 Het hof neemt tot uitgangspunt dat het OM er de verantwoordelijkheid voor draagt dat de stukken die aan de advocaat van een verdachte in een strafzaak worden verstrekt ook bestemd zijn voor diens cliënt die in het kader van die strafzaak wordt bijgestaan. Van een advocaat wordt niet gevergd dat hij proactief alle stukken die hij van het OM verstrekt heeft gekregen uitvoerig bestudeert voordat hij die aan zijn cliënt verstrekt om zodoende vast te stellen of er wellicht door het OM stukken onbedoeld zijn verstrekt. Treft een advocaat, voordat hij in het kader van een strafzaak stukken aan zijn cliënt verstrekt, echter stukken aan die normaliter geen onderdeel uitmaken van het strafdossier, dan dient de advocaat een eigen afweging te maken of die stukken thuis horen bij de cliënt. Bij die afweging dient de advocaat rekening te houden met de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit en een belangenafweging te maken tussen de belangen van het slachtoffer en de belangen van diens cliënt.

 

​​​​​​​5.9 Verweerder heeft tijdens de behandeling door de raad verklaard dat hij voordat hij de stukken doorstuurde geen belemmeringen heeft gezien die maakten dat hij één of meer stukken niet zou kunnen doorsturen. Het hof begrijpt verweerder zo dat hij niet is aangeslagen op de ten onrechte aan hem door het OM verstrekte stukken, omdat het geen stukken waren die evident niet in het betreffende strafdossier thuis hoorden. Door die stukken aan zijn cliënt -die op dat moment nog verdachte was in de strafzaak- door te sturen, heeft verweerder naar het oordeel van het hof niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

 

​​​​​​​5.10 Voor zover klaagster heeft aangevoerd dat verweerder in dit verband (eerder) had moeten reageren op verzoeken van het OM, geldt dat klaagsters belang zich primair beperkt tot de wijze waarop verweerder is omgegaan met haar vertrouwelijke gegevens en stukken. Klaagsters belang betreft niet de wijze waarop verweerder heeft gecommuniceerd met het OM. Voor zover klaagster nog heeft gesteld dat het verweerder niet vrij stond stukken met betrekking tot de tuchtprocedure met zijn cliënt te delen, volgt het hof klaagster niet. Deze stukken maakten geen deel uit van de per abuis door het OM verstrekte stukken. Anders dan klaagster acht het hof het delen van deze stukken door verweerder met zijn (voormalige) cliënt evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar.

 

conclusie

 

​​​​​​​5.11 Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat het beroep niet slaagt. Het hof zal de beslissing van de raad gelet op het onder 5.6 tot en met 5.10 overwogene onder verbetering van de gronden bekrachtigen.

 

 

6 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

bekrachtigt de beslissing van 28 november 2022 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 22-528/DB/OB.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 13 november 2023 .