Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2023:219
Zaaknummer
23-428/DH/DH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Verweerster heeft in een conflict tussen twee bedrijven meermalen mededelingen aan de rechter gedaan over de inhoud van schikkingshandelingen, waarmee zij Gedragsregel 27 heeft overtreden, ook nadat klager haar daarop had gewezen. Berisping.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 oktober 2023 in de zaak 23-428/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 16 en 17 augustus 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend. Hij heeft deze klacht op respectievelijk 21 september 2022 en 24 november 2022 uitgebreid. 1.2 Op 21 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K192 2022 ia/lb van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 18 september 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 (inhoudelijk) en 1 tot en met 13 (procedureel). Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen d.d. 10 juli 2023 van verweerster.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 In een geschil tussen L BV en V BV trad klager op als advocaat van L BV en verweerster van V BV. 2.3 Bestuurder en enig aandeelhouder van V BV is de heer vW (hierna: vW). 2.4 Bestuurder en enig aandeelhouder van L BV is de heer JS (hierna: JS). 2.5 V BV en L BV houden tezamen I BV. 2.6 Voornoemde partijen zijn geruime tijd in onderhandeling geweest over uittreding van JS en over de koopprijs die JS voor zijn aandelen zou moeten/willen ontvangen. 2.7 Op verzoek van V BV is op 18 juli 2022 aan L BV een door verweerster opgestelde kort geding dagvaarding betekend waarin – voor zover van belang – de volgende passages voorkomen: “5.36 [V BV] heeft in 2021 en 2022 pogingen ondernomen om met JS tot overeenstemming te komen. 5.36.1 Gesprekken met JS hebben plaatsgevonden met behulp van adviesbureau [F] en vervolgens met behulp van advocaat [K]. Deze pogingen stranden op het gegeven dat JS voor een waardering van EUR 2,5 miljoen wel zijn aandelen in [I BV] aan [V BV] wil verkopen, maar niet bereid is de aandelen van [V BV] voor dezelfde waardering te kopen. Gedurende de telefonische onderhandelingen tussen de advocaten van [V BV] en [L BV] zakt de prijs naar EUR 1,7 miljoen en vervolgens naar EUR 1,3 miljoen. 5.36.2 [V BV] heeft vervolgens aan [L BV] voorgesteld om de zogeheten pistolenformule te hanteren: beide partijen doen een bod waarvoor zij de aandelen willen kopen dan wel verkopen. [L BV] wenst hieraan niet mee te werken.” 2.8 Bij akte in de kort geding procedure heeft verweerster een aantal producties in het geding gebracht, waaronder notulen van een op 20 april 2022 gehouden algemene vergadering van aandeelhouders (productie 21 bij die akte). In deze notulen komt - voor zover van belang – de volgende passage voor: “Er vinden vervolgens mondelinge onderhandelingen plaats tussen de advocaten van beide partijen. Tijdens deze (telefonische) onderhandelingen blijkt de prijs van de aandelen omlaag te gaan naar eerst € 1,7 miljoen en vervolgens € 1,3 miljoen. Echter, om nog voor [vW] onverklaarbare reden werd vervolgens – eenzijdig – door [JS] de vraagprijs weer verhoogd naar € 1,7 miljoen. De onderhandelingen zijn toen door [vW] gestaakt in verband met het gebrek aan vertrouwen in (partij) [JS].” 2.9 Nadat klager bezwaar had gemaakt tegen opname van randnummer 5.36.1 in de kort geding dagvaarding, heeft verweerster de voorzieningenrechter verzocht deze te verwijderen en te vervangen door de zin “Er vinden onderhandelingen tussen advocaten plaats, die zonder gevolg blijven.” 2.10 In de conclusie van antwoord in de bodemprocedure heeft verweerster verwezen naar de daaraan gehechte productie 31, welke productie de hiervoor genoemde notulen van de op 20 april 2022 gehouden algemene vergadering van aandeelhouders betreft. 2.11 Klager heeft verweerster er per e-mail van 11 augustus 2022 op gewezen dat zij met de overlegging van de hiervoor genoemde productie 31 gedragsregel 27 overtrad. In reactie daarop heeft verweerster per e-mail van dezelfde datum aan klager laten weten zich in de conclusie van antwoord te beperken tot de algemene opmerking dat schikkingsonderhandelingen zijn gevoerd, maar niet zijn geslaagd. 2.12 Op verzoek van V BV is op 16 november 2022 aan L BV wederom een kort geding dagvaarding uitgebracht, waarin – voor zover van belang – de volgende passage voorkomt: “13.5 Tijdens de onderhandelingen over de verstrekking van het Pandrecht verzoekt [V BV] het te vestigen pandrecht te mogen beperken tot het bedrag van de herbegrote Vordering. Dit kan worden bewerkstelligd door de Aandelenportefeuille te splitsen in twee portefeuilles en op één daarvan – met een waarde die overeenkomt met de hoogte van de herbegrote Vordering – het pandrecht te vestigen. [L BV] weigert dit verzoek in te willigen.” 2.13 Op 28 november 2022 heeft ten kantore van de deken een bemiddelingsgesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden. Dat heeft niet tot een oplossing geleid.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet door: a) in de kort geding dagvaarding d.d. 18 juli 2022 een passage over schikkingsonderhandelingen op te nemen. Deze passage is uiteindelijk door verweerster op het laatste moment gerectificeerd; b) in de kort geding dagvaarding d.d. 18 juli 2022 een passage over schikkingsonderhandelingen op te nemen met betrekking tot de door de cliënte van klager afgewezen “Pistolenformule”; c) bij de kort geding dagvaarding d.d. 18 juli 2022 een productie (notulen van een algemene vergadering van aandeelhouders) te voegen met daarin expliciet weergegeven schikkingsonderhandelingen tussen advocaten; d) bij de conclusie van antwoord in de bodemprocedure diezelfde productie te voegen; e) in een volgend kort geding in de dagvaarding melding te maken van schikkingsonderhandelingen met betrekking tot een pandakte, meer specifiek door melding te maken van het feit dat de cliënte van klager in die onderhandelingen had geweigerd de omvang van haar pandrecht te beperken.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING Toetsingskader 5.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan hanteert, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen (zie HvD 15 april 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:YA4394). 5.2 Ingevolge Gedragsregel 27 mag omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets aan de rechter of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Achtergrond van deze regel is dat advocaten onderling vrijuit moeten kunnen spreken om een oplossing voor het geschil te kunnen beproeven. De regel heeft uitdrukkelijk betrekking op schikkingsonderhandelingen. Bij schikkingsonderhandelingen staat het oplossen van een juridisch geschil centraal. De advocaat vertegenwoordigt in die onderhandelingen de cliënt. De client zelf hoeft daarbij niet steeds aanwezig te zijn, maar is wel altijd bij de onderhandelingen betrokken. 5.3 De raad zal de verschillende klachtonderdelen in het licht van bovenstaande beoordelen. Klachtonderdelen a) en b) 5.4 Deze klachtonderdelen betreffen de door verweerster in de kort geding dagvaarding d.d. 18 juli 2022 ingenomen stellingen en lenen zich voor gezamenlijke bespreking. 5.5 Verweerster heeft bepleit dat zij met de gewraakte passages niet heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 27, omdat daarin geen melding is gemaakt van de inhoud van de onderhandelingen. De raad volgt haar daarin niet. De passages in kwestie geven immers informatie over de wijze waarop partijen hebben getracht tot een oplossing van hun geschil te komen. Dat is in strijd met Gedragsregel 27. Dat verweerster later de voorzieningenrechter heeft verzocht geen acht te slaan op één van de gewraakte passages maakt dat niet anders. De schending van Gedragsregel 27 was door de vermelding in de dagvaarding immers reeds een feit. 5.6 Deze klachtonderdelen zijn derhalve gegrond. Klachtonderdelen c) en d) 5.7 Deze klachtonderdelen betreffen de zowel in kort geding als in de bodemprocedure door verweerster als productie in het geding gebrachte notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 20 april 2022. De passage van die notulen waar deze klachtonderdelen op zien, betreft een weergave van een citaat dat tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders is uitgesproken. Met dat citaat is naar het oordeel van de raad de inhoud van de schikkingsonderhandelingen als zodanig ter kennis van de rechter gebracht. Door de enkele opname daarvan in de notulen is dat naar het oordeel van de raad niet – zoals verweerster stelt – tot algemene informatie verworden, waarbij ook in aanmerking wordt genomen dat het een vergadering betreft waarbij (slechts) vier personen aanwezig waren, namelijk klager, verweerster, vW (namens V BV) en een gemachtigde van L BV Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de raad dan ook gegrond. Klachtonderdeel e) 5.8 Ook met de opname van de hiervoor in 2.11 geciteerde passage in de dagvaarding heeft verweerster naar het oordeel van de raad Gedragsregel 27 geschonden. Uit de bewoordingen “Tijdens de onderhandelingen over..” blijkt immers reeds dat het om een weergave van de inhoud van onderhandelingen als zodanig gaat en niet alleen om een vermelding van het feit dat er onderhandelingen hebben plaatsgevonden, zoals verweerster stelt. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond. 6 MAATREGEL 6.1 Verweerster heeft in een conflict tussen twee bedrijven meermalen Gedragsregel 27 overtreden, ook nadat klager haar daarop had gewezen, terwijl het ook een optie had kunnen zijn om de deken te raadplegen. Zelfs de visie van de deken op de laakbaarheid van haar handelen, heeft haar niet op andere gedachten kunnen brengen; ook ter zitting van 18 september 2023 heeft zij volhard in haar stelling Gedragsregel 27 niet te hebben geschonden. Dat baart de raad, gelet op haar jarenlange ervaring als advocaat, zorgen. Door het schenden van Gedragsregel 27 heeft verweerster de kernwaarden integriteit en vertrouwelijkheid geschonden. 6.2 Bij het opleggen van de maatregel heeft de raad ook in aanmerking genomen dat verweerster niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen. 6.3 Gelet op het voorgaande acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door te geven. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 25,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 7.3 Verweerster dient het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, te betalen aan klager. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door te geven. 7.4 Verweerster dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van berisping op; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. T. Hordijk en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.