Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-10-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:170

Zaaknummer

230229

Inhoudsindicatie

art. 13 beklag tegen beslissing deken geen advocaat aan te wijzen. De beroepstermijn in de procedure is verstreken, waardoor klager geen belang meer heeft bij zijn beklag. Ook is voor de gewenste procedure geen advocaat vereist. Beklag ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 9 oktober 2023

in de zaak 230229

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

klager

tegen:

de deken

 

 

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 2 augustus 2023. Klager heeft een ongedateerd beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 15 augustus 2023 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier een verweerschrift met bijlagen van de deken.

2.2 De plaatsvervangend griffier van het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld een reactie op het verweerschrift van de deken in te dienen. Daarbij heeft deze griffier klager verzocht om stukken in te dienen ter onderbouwing van de door hem gestelde spoedeisendheid van de beklagzaak. De griffier heeft hiertoe op 24 en 31 augustus en op 8 september 2023 brieven aan klager gezonden en daarin een termijn gesteld. De brieven van 24 en 31 augustus 2023 zijn niet door klager ontvangen. In de brief van 8 september 2023, die wel door klager is ontvangen, heeft klager tot en met 18 september 2023 de gelegenheid gekregen de verzochte stukken te overleggen en een repliek in te dienen. De griffie van het hof heeft geen stukken of een repliek ontvangen van klager.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

 

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager zit in detentie, omdat hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Thans zit klager ook in vreemdelingendetentie.

3.2 De rechtbank Den Haag heeft in zijn uitspraak van 12 juli 2023 geoordeeld dat hij onbevoegd is kennis te nemen van klagers beroep tegen het terugkeerbesluit van de Staat, omdat dit geen besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb. Er was immers reeds een terugkeerbesluit van kracht van eerdere datum (14 september 2017). Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van klager tegen het inreisverbod van de Staat ongegrond is. De rechtbank overweegt ter zake dat de Staat zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat klager een daadwerkelijke, actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, kort gezegd omdat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens oplichting. Ten slotte is klager veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

3.3 Op 24 juli 2023 heeft klager de deken verzocht een advocaat voor hem aan te wijzen ‘in my immigration case’. Daarbij heeft klager de uitspraak d.d. 12 juli 2023 van de rechtbank Den Haag overgelegd en twee losse pagina’s van een arrest d.d. 31 januari 2023 van het Gerechtshof Den Haag, afdeling civiel recht, overgelegd. De deken heeft het verzoek om een advocaat op 2 augustus 2023 afgewezen, omdat voor een procedure bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geen bijstand van een advocaat nodig is. Daarbij is de deken niet gebleken dat klager zelf voldoende pogingen heeft ondernomen om een advocaat te vinden die hem wil bijstaan. De deken heeft klager verwezen naar het juridisch loket.

​​​​​​​3.4 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Hij diende op 6 september 2023 de gronden van zijn beroep in te dienen.

 

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klager voert aan dat hij 26 advocaten heeft benaderd om hem bij te staan. Niemand is bereid om klager bij te staan. Verder heeft hij zich eerst tot de deken Rotterdam gewend en die stuurde klager naar de deken Den Haag. Klager wordt voor zijn gevoel van het kastje naar de muur gestuurd. Klager verzoekt juridische bijstand omdat hij, zo begrijpt het hof, op 6 september 2023 de gronden van zijn beroep bij de vreemdelingenkamer (van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State) moest indienen.

 

Verweer deken

​​​​​​​4.2 De deken heeft in zijn verweer, kort gezegd, dezelfde argumenten aangevoerd als in zijn beslissing op het verzoek van klager. Voor de procedure bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt geen verplichte rechtsbijstand door een advocaat en klager heeft niet met stukken aangetoond dat hij voldoende advocaten had benaderd voor rechtsbijstand maar dat niemand bereid was hem bij te staan. De deken wijst er verder op dat klager kennelijk zelf hoger beroep heeft ingesteld, nu hij op 6 september 2023 de gronden voor het beroep moest indienen.

 

Toetsingskader

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beoordeling

​​​​​​​4.4 De plaatsvervangend griffier van het hof heeft klager verzocht nadere informatie te verstrekken over (de spoedeisendheid) van de procedure, die klager wenst te voeren. Van klager zijn geen nadere stukken ontvangen. Uitgaande van de stukken die de deken heeft overgelegd en de stellingen van klager, begrijpt het hof dat klager een advocaat nodig had om op 6 september 2023 beroepsgronden voor hem in te dienen en hem verder bij te staan in de procedure  bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in zijn beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag d.d. 12 juli 2023.  

 

​​​​​​​4.5 Ten eerste overweegt het hof dat – uitgaande van de datum 6 september 2023 – klager inmiddels geen belang meer heeft bij zijn beklag tegen de beslissing van de deken, omdat deze datum inmiddels is gepasseerd. De plaatsvervangend griffier van het hof heeft zich ingespannen om tijdig de benodigde stukken van klager te verkrijgen voor het wijzen van deze beslissing, maar de griffie van het hof heeft geen reactie van klager ontvangen. Nu 6 september 2023 is verstreken, is het beklag van klager reeds om die reden ongegrond.

 

​​​​​​​4.6 Voor zover deze procedure nog loopt en klager nog gebruik zou kunnen maken van de rechtsbijstand van een advocaat, geldt dat de deken het verzoek van klager op goede gronden heeft afgewezen. Zoals onder 4.3 uitgelegd, wordt een advocaat alleen aangewezen voor procedures waarin rechtsbijstand door een advocaat verplicht is. Dat is niet het geval bij een beroep in een vreemdelingenzaak bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook heeft de deken terecht overwogen dat klager niet heeft voldaan aan de eis dat hij aantoont dat klager eerst zelf voldoende advocaten heeft benaderd om hem bij te staan, voordat hij de deken heeft gevraagd een advocaat aan te wijzen.

 

​​​​​​​4.7 De slotsom luidt dat het beklag van klager ongegrond is.

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 2 augustus 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. J. Blokland en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 .

       

                                                                             

griffier                                                                                                       voorzitter    

 

De beslissing is verzonden op 9 oktober 2023.