Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:208

Zaaknummer

23-570/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Van misleiding is geen sprake: verweerster is steeds duidelijk geweest over haar positie als advocaat van de vrouw.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 oktober 2023 in de zaak 23-570/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 14 augustus 2023 met kenmerk R 2023/56 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 4 september 2023.  

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager en zijn vrouw zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft zich in oktober 2022 tot verweerster gewend.  1.2    Op 10 november 2022 heeft verweerster een brief aan klager gezonden en daarin onder meer geschreven: “Tot mij wendde zich uw echtgenote, [naam]. (…)  Ik weet niet in hoeverre ook u bereid bent tot overleg over de gevolgen van de echtscheiding. (…) Uiteraard is het daarbij aan u om een eigen adviseur in de arm te nemen, maar dat is dus zeker geen verplichting. (…) Het is ook mogelijk dat u (eerst) tezamen met cliënte op mijn kantoor komt en in mijn bijzijn over de gevolgen spreekt, misschien zelfs afspraken kunt maken, waarbij ik u uiteraard niet onjuist zal informeren. Op elk later moment kunt u dan altijd nog een eigen adviseur inschakelen als u wilt. Dus weliswaar ben en blijf ik de advocaat van cliënte; ik ben voor nu in ieder geval de opdracht van cliënte om met u te zoeken naar oplossingen die u beiden verder helpen.:” 1.3    Op 19 november 2022 heeft klager in een WhatsAppbericht aan de vrouw onder meer geschreven: “Kijk naar mijn voorstel met jou advocaat” 1.4    Op 25 november 2022 heeft verweerster per e-mail een brief met bijlagen aan klager gestuurd. In de brief heeft verweerster onder meer geschreven: “Vorige week maandag 14 november 2022, hebben wij gedrieën gesproken over de onafwendbaar zijnde echtscheiding tussen u en [de vrouw]. Naar aanleiding van hetgeen wij besproken hebben en onder meer uw input, heb ik met cliënte een voorstel gemaakt” 1.5    Klager heeft bij e-mail van 6 december 2022 op het voorstel gereageerd en onder meer geschreven: “Waarde spaarpolis benomen. En gaat dit fiscaal geen problemen geven? Eventueel risico rekening [vrouw]. Dit omdat u haar advocaat bent en wat u al aangaf voor [vrouw] werkt.” 1.6    Bij brief van 12 december 2022 heeft verweerster aan klager onder meer geschreven: “Naar aanleiding van uw email van 6 december 2022 had ik overleg met [de vrouw]. Naar aanleiding daarvan constateer ik dat u eigenlijk enkel op detailniveau verschilt van elkaar. Op basis daarvan zou mijn voorstel dan ook zijn dat ik een concept ouderschapsplan en een concept convenant opstel met waar u beiden dan een klein stukje in beweegt richting elkaar voor een complete overeenstemming.” 1.7    Klager heeft op 13 december 2022 gereageerd waarna verweerster hem op 14 december 2022 heeft laten weten dat zij de punten met de vrouw zal overleggen en zal verwerken in overeenkomsten.  1.8    Bij e-mail van 30 december 2022 heeft verweerster een concept ouderschapsplan, een concept echtscheidingsconvenant en een aanvullend echtscheidingsconvenant aan klager gezonden.  In het concept echtscheidingsconvenant is onder meer opgenomen: “de vrouw zich daartoe gewend tot [verweerster] met het verzoek haar te informeren en te begeleiden (…). De man heeft aangegeven geen advocaat te hebben en heeft de vrouw verzocht om via haar advocaat aan hem een concept overeenkomt voor te leggen ter beoordeling. (…) Met ingang van de eerste van de maand volgens op de echtscheiding en zolang de kinderen minderjarig zijn en bij de moeder wonen, betaalt de vader aan de moeder een alimentatie voor de kinderen van € 428,- per kind per maand. (…) Partijen komen overeen dat de man aan de vrouw met ingang van de eerste van de maand volgens op de echtscheiding zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 1.800,- bruto per maand (…) De kosten van [verweerster] inclusief de door haar ingeschakelde deskundigen worden door partijen gedragen in de verhouding 60% voor de vrouw en 40% voor de man”  In het concept aanvullend convenant  is onder meer opgenomen:   “Zolang de man aan de vrouw een partneralimentatie voldoet van € 1.800,- bruto per maand conform artikel 2 van het echtscheidingsconvenant, zal de man maandelijks een totaalbedrag van € 450,- voldoen terzake kinderalimentatie en zal de vrouw geen aanspraak maken op de kinderalimentatie conform artikel 7 van het ouderschapsplan. (..) Vanaf …. doen partijen over en weer afstand van hun recht op partneralimentatie. Vanaf dat moment zal de man de kinderalimentatie conform artikel 7 van het ouderschapsplan voldoen inclusief de overeengekomen indexering voldoen.” 1.9    Op 9 januari 2023 heeft klager gereageerd en inhoudelijk commentaar gegeven op de concepten. Ook schrijft hij in zijn e-mail onder meer: “Voor mijn gevoel (en zoals u zelf in het concept aangeeft) treedt u niet in mijn belang op, maar alleen in het belang van [de vrouw]. (…) U heeft aangegeven dat u ook voor mij als advocaat optreedt. Indien dit niet zodanig in het convenant opgenomen kan worden, dan opnemen als mediator. Indien dit niet wordt aangepast, zal ik een eigen advocaat in de arm moeten nemen en betaal ik uiteraard niet mee aan uw rekening. (…) Is het aanvullend convenant rechtsgeldig en ben ik niet strafbaar door een 2e document te tekenen om het ander op te heffen.” 1.10    Verweerster heeft op 11 januari 2023 gereageerd en voorgesteld een afspraak te maken met klager, de vrouw en verweerster.  1.11    Klager heeft daarop diezelfde dag laten weten dat hij geen noodzaak ziet om in gesprek te gaan, voor er duidelijkheid is over de door hem aangegeven punten. Klager schrijft daarbij: “Indien dit niet mogelijk is ga ik op zoek naar een advocaat en deze neemt contact met u op.” 1.12    Op 17 januari 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klager een inhoudelijke schriftelijke reactie gegeven, waarin zij onder meer heeft vermeld: “3. U bent niet strafbaar door enerzijds partneralimentatie af te spreken en anderzijds een eindperiode hieraan te koppelen. (…) 11. Wat is “dezelfde opzet als de motoren voor de caravan”? De motoren deel ik in het concept convenant aan u toe en dan is het aan u in overleg met degene op wiens naam deze staan om dit te regelen. Dat kan niet met de caravan, want deze blijft gezamenlijk.” 1.13    In april 2023 heeft verweerster, namens de vrouw, eenzijdig het verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. In het verzoekschrift is onder meer opgenomen: “33. De vrouw meent dat tussen partijen algehele overeenstemming bereikt is over de wijze waarop zij hun echtscheiding en de gevolgen hiervan willen regelen, zowel ten aanzien van het ouderschapsplan als ten aanzien van het (aanvullende) echtscheidingsconvenant. Door de man is het volgende aanbod van de vrouw aanvaard: (…) De kosten van de advocaat van de vrouw worden door partijen gedragen in de verhouding 60% voor de vrouw en 40% voor de man met uitzondering van de extra legeskosten van de gemeente (…) en de griffierechten van de rechtbank (…). Deze kosten zullen partijen 50-50 dragen. (…) 39. De vrouw vordert dan ook primair een verklaring voor recht dat de tussen partijen gemaakte afspraken zoals verwoord onder randnummer 33 van onderhavig verzoekschrift bindend zijn en nagekomen moeten worden” 1.14    Op 5 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.  a)    Verweerster heeft klager misleid in haar advies. Zij deed in eerste instantie voorkomen alsof zij ook klagers belang behartigde, maar na verloop van tijd bleek dat zij alleen in het voordeel van de ex-partner handelde.  b)    Verweerster heeft klager nooit gewezen op de rekenmethode voor partneralimentatie vanaf 1 januari 2023.  c)    Verweerster wil klager een gedeelte van haar rekening opleggen. Hierover is duidelijk afgesproken dat klager mee zou betalen als partijen er uit zouden komen. Dat is niet het geval en klager heeft zelf een advocaat in de arm genomen.  d)    Verweerster claimt ten onrechte dat er overeenstemming zou zijn bereikt inzake de echtscheiding. e)    Verweerster heeft een eerste concept echtscheidingsconvenant opgesteld waarin zij en haar cliënte de bank willen misleiden. De cliënte zou zogenaamd een langere periode partneralimentatie moeten ontvangen om zo een lening bij de bank af te kunnen sluiten, waarmee ze het resterende bedrag kan lenen om eventueel de echtelijke woning over te nemen. Naast het convenant heeft verweerster een tweede overeenkomst opgesteld om dit later ongedaan te maken. Klager heeft geen antwoord gekregen op de vraag of hij op bovengenoemde wijze frauduleus zou handelen en hij het risico zou lopen dat hij op een "zwarte lijst" zou komen bij de geldverstrekkers. 3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Klachtonderdeel a) 4.1    Het verwijt is dat verweerster klager heeft misleid. De voorzitter constateert dat verweerster in de eerste brief van 10 november 2022 en ook daarna steeds duidelijk heeft vermeld dat de vrouw haar cliënt was. Tussen verweerster en klager is geen overeenkomst van opdracht gesloten. Uit het feit dat verweerster rechtstreeks met klager communiceerde kan niet de conclusie worden getrokken dat zij ook klagers belangen behartigde. Dat er is gesproken over klagers belangen en het gezamenlijk betalen van de kosten van verweerster leidt evenmin tot die conclusie. Verweerster heeft terecht gesteld dat dit laatste een voorstel van de vrouw was. Dat de vrouw in een WhatsApp-bericht aan klager heeft gesproken over ‘onze advocaat” kan zo zijn, maar dat valt verweerster niet aan te rekenen. Klager mocht daaruit niet afleiden dat verweerster ook zijn advocaat was. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond. 4.2    Overigens blijkt uit de overgelegde correspondentie dat het klager wel duidelijk is dat verweerster (alleen) de vrouw bijstaat. Zo heeft hij op 19 november 2022 aan de vrouw geschreven: “Kijk naar mijn voorstel met jou advocaat”. Op 6 december 2022 heeft hij aan verweerster geschreven: “Dit omdat u haar advocaat bent”. Toetsingskader 4.3    Nu vaststaat dat verweerster optrad als advocaat van de wederpartij van klager, geldt het volgende toetsingskader:  4.4    Voorop staat dat een advocaat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Klachtonderdeel b) 4.5    Het verwijt is dat verweerster klager nooit heeft gewezen op de rekenmethode voor partneralimentatie vanaf 1 januari 2023. Afgezien van het feit dat deze nieuwe rekenmethode pas kort voor 1 januari 2023 bekend werd, lag het niet op de weg van verweerster als advocaat van de wederpartij om klager hierover te informeren. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdelen c) en d) 4.6    Klager verwijt verweerster dat zij hem een gedeelte van haar rekening wil opleggen en dat zij ten onrechte claimt dat er overeenstemming is bereikt. De voorzitter overweegt dat verweerster in het verzoekschrift tot echtscheiding heeft gesteld dat sprake is van overeenstemming tussen partijen met het verzoek aan de rechtbank die, volgens verweerster overeengekomen afspraken, als bindend te beschouwen. Eén van die afspraken gaat over de kosten van verweerster. Het gaat daarmee om standpunten die verweerster, als partijdig belangenbehartiger van haar cliënte, in de lopende procedure heeft ingenomen. Deze standpunten zijn niet evident onpleitbaar en het is aan klager en zijn advocaat om deze te betwisten. Deze stellingname van verweerster is niet klachtwaardig. De klachtonderdelen zijn daarom ongegrond. Klachtonderdeel e)  4.7    Dit verwijt ziet op het door verweerster opgestelde echtscheidingsconvenant en bijbehorende aanvullende convenant. Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat zij opzet had de bank te willen misleiden, al heeft zij erkend dat zij dit achteraf misschien anders had moeten doen. Dat verweerster opzettelijk onjuiste informatie in de genoemde concepten heeft opgenomen en/of dat zij de bank daarmee heeft willen misleiden, kan de voorzitter niet vaststellen. Dat verweerster op vragen van klager hierover ontwijkend heeft geantwoord, kan de voorzitter evenmin vaststellen. Ook van verdere (creatieve) misleiding door verweerster is niet gebleken. Klagers verwijzing naar punt 11 van de e-mail van 17 januari 2023 is daarvoor onvoldoende. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Tot slot 4.8    Klager stelt nog verweersters werkwijze hem stress, verdriet en wantrouwen oplevert en/of dat zij voor een impasse heeft gezorgd in het proces van de echtscheiding. Dit laatste kan de voorzitter op grond van de stukken niet vaststellen. Dat verweersters handelwijze klager niet bevalt is niet onbegrijpelijk. Verweerster is immers de advocaat van de vrouw en het is niet uitgesloten dat zij standpunten inneemt waar klager het niet mee eens is. Dat is echter inherent aan verweersters positie als advocaat van de wederpartij van klager. Dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld jegens klager, is de voorzitter niet gebleken.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023.