Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-10-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2023:110
Zaaknummer
23-199/DB/LI
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder heeft over deze voor klager belangrijke kwestie onvoldoende duidelijk met hem gecommuniceerd en heeft niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 2 oktober 2023
in de zaak 23-199/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 31 oktober en 1 november 2022 heeft klager middels vier webformulieren bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 14 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-110 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 augustus 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier, van de bijlagen 1 tot en met 8 en van de volgende nagekomen stukken:
De e-mailberichten van klager d.d. 15 april 2023, 16 maart 2023 te 10:52 uur, 11:18 uur 14:26 uur en 14:39 uur, 17 maart 2023, 28 maart 2023 te 00:53 uur, 12:23 uur, en 12:41 uur, 4 april 2023 te 16:24 uur en 17.22 uur, 6 april 2023 te 11:48 uur en 20:08 uur, 7 april 2023, 8 april 2023, 9 april 2023 te 11:45 uur en 18:21 uur, 10 april 2023, 13 april 2023 te 10.56 uur, 13:43 uur en 15,13 uur, 25 april 2023 te 09:59 uur en 11:23 uur, 29 april 2023, 1 mei 2023, 4 mei 2023, 5 mei 2023 te 10:00 uur en 10:32 uur, 14 mei 2023, 15 mei 2023, 18 mei 2023 te 11:06 uur, 13:07 uur en 17:08 uur, 9 juni 2023, 12 juni 2023, 13 juli 2023 te 21:24 uur en 23:13 uur.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerders voormalig kantoorgenoot mr. M heeft klager bijgestaan in een geschil met de Woningstichting A. Ten overstaan van de kantonrechter heeft klager, bijgestaan door mr. M, met de Woningstichting een vaststellingsovereenkomst gesloten, inhoudend dat de huurovereenkomst in stand zou blijven, dat ontruiming zou kunnen worden gevorderd indien klager zich jegens omwonenden zou misdragen en dat onderhoud zou worden gepleegd aan (onder meer) de tuin.
2.3 Klager heeft zich beklaagd over de door mr. M verleende bijstand, in welk verband op 21 januari 2021 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Verweerder heeft aan klager medegedeeld dat hij hem op basis van een toevoeging kon bijstaan in de kwestie die zag op de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst en tevens in geval van een dreigende ontruiming.
2.4 Vanaf februari 2021 heeft klager honderden e-mails gestuurd aan verweerder.
2.5 Op 15 maart 2021 heeft verweerder een klager een e-mail gestuurd waarin hij onder meer het volgende aan klager heeft medegedeeld:
“(…) De woningstichting heeft het uitvoeren van een paar werkzaamheden toegezegd en toen ik u thuis opzocht, was sprake van enige vertraging. Heeft de aannemer zijn werk inmiddels gedaan? Door uw vele berichten zie ik soms door de bomen het bos niet meer, hetgeen u er niet van hoeft te weerhouden uw frustraties op te schijven en aan mij toe te vertrouwen; gemeente en verhuurder doen er weinig of niets aan, zover is mij wel duidelijk, om aan uw bezwaren en wensen tegemoet te komen.
Verder dient in het oog te worden gehouden, dat procederen niet zonder risico is, ook als men van de gefinancierde rechtshulp gebruik kan/mag maken. Het is niet alleen een eigen bijdrage en griffierecht die door de rechtzoekende betaald moet worden, maar hij/zij loopt ook in civiele procedures het risico om in de proceskosten veroordeeld te worden als de rechter hem of haar in het ongelijk stelt.(…)”
2.6 Bij e-mail van 17 augustus 2021 heeft verweerder namens klager de Woningstichting A aangeschreven over aan klagers tuin te verrichten werkzaamheden. In deze e-mail duidt verweerder klager aan als “mijn cliënt”.
2.7 Op 8 november 2021 heeft verweerder van de Woningstichting A een e-mail ontvangen. In deze e-mail aan verweerder duidt de Woningstichting A klager aan met “uw cliënt”. Verweerder heeft de e-mail van Woningstichting A d.d. 8 november 2021 op 18 november 2021 per e-mail aan klager doorgestuurd met onder meer de mededeling:
“Bijgaand bericht ontving ik van mevrouw […] van [Woningstichting A]. Wat moet ik antwoorden? Bent u geen liefhebber van tuinieren? Is een gazonnetje wellicht een oplossing, maar dan moet u wel regelmatig maaien. Mag ik van u vernemen? Ik vind dat u de kwestie van de tuin niet te hoog moet opspelen. Zodra in redelijkheid niet meer met “ontruiming” in uw richting gedreigd kan worden, zal ik de gebreken aan de woning aan de orde stellen.”
2.8 Bij e-mail van 23 november 2021 heeft verweerder onder meer aan klager bericht:
“(…) Bij mijn bezoek aan uw woning heb ik vastgesteld, dat er her en der scheuren/scheurtjes aanwezig zijn, wellicht krimpscheuren. Verhuurder zou dan niet naar willen kijken. (…) Mogelijk is een vorm van ondersteuning door de gemeente mogelijk in het kader van de WMO, maar dan moet u daar voor open staan en hulpverleners (met respect) accepteren. Ik wil zo’n aanvrage wel voor u doen, maar dan moet u dat goed vinden en meewerken, anders heeft het geen zin. Voor u gaan procederen om schadevergoeding te krijgen, heeft geen zin en brengt voor u onnodige procesrisico’s mee. (…) Kunt u mij even berichten over de tuin en inschakeling van de gemeente om u in het kader van de WMO hulp te bieden?”
2.9 Op 31 oktober en 1 november 2022 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2.10 Bij e-mail van 10 november 2022 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat er tussen hen nooit een overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen, dat verweerder enkel enige (maatschappelijke) nazorg aan klager had geboden, dat hij niet voor klager als advocaat kon optreden en dat hij klager heeft geadviseerd zich voor bijstand tot een andere advocaat te wenden.
2.11 Bij e-mail d.d. 17 november 2022 heeft verweerder klager gewezen op de interne klachtenregeling.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
1. Verweerder heeft klagers belangen niet naar behoren behartigd;
2. Verweerder heeft onvoldoende met klager gecommuniceerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft de verwijten van klager, dat hij klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd en dat hij onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd, weerspoken. Verweerder heeft gesteld dat hij niet als advocaat voor klager heeft opgetreden. Nadat hij aanvankelijk in de hoedanigheid van klachtenfunctionaris met klager het gesprek was aangegaan, heeft hij vervolgens op maatschappelijk vlak hulp en een luisterend oor aan klager willen bieden, aldus verweerder. Tot een opdrachtbevestiging is het nooit gekomen en verweerder heeft ook nooit kosten bij klager in rekening gebracht, aldus nog steeds verweerder.
5.2 De raad overweegt als volgt. Gedragsregel 9 lid 1 bepaalt dat de advocaat tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorg te dragen heeft dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt. In het geval dat de advocaat in een gegeven situatie in een andere hoedanigheid acteert en derden dat niet aanstonds begrijpen of zullen begrijpen, ligt het op de weg van de advocaat om daarover proactief duidelijkheid te verschaffen.
5.3 Het moge zo zijn dat verweerder aanvankelijk in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris met klager in contact is gekomen en dat hij hem op maatschappelijk vlak hulp en een luisterend oor wilde bieden, vast staat dat verweerder aan klager heeft medegedeeld dat hij hem op basis van een toevoeging kon bijstaan in de kwestie die zag op de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst en tevens in geval van een dreigende ontruiming. Vervolgens heeft verweerder zich zowel bij klager als bij klagers wederpartij, Woningstichting A, gepresenteerd als advocaat, die in het geschil van klager met Woningstichting A als advocaat voor klager optrad. Immers, verweerder heeft namens klager met het e-mailaccount van zijn advocatenkantoor gecorrespondeerd met Woningstichting A en heeft klager in die correspondentie aangeduid als “mijn cliënt”. Woningstichting A heeft vervolgens op haar beurt in de correspondentie aan verweerder klager aangeduid als “uw cliënt”, waaruit blijkt dat de Woningstichting verweerder in de aan de orde zijnde kwestie als klagers advocaat beschouwde. Ook heeft verweerder, naar aanleiding van een van Woningstichting A ontvangen brief, klager gevraagd om instructies. Daarbij komt nog dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard: “Ik heb zijn belangen behartigd zoals het een goed advocaat betaamt”. Die verklaring kan niet in overeenstemming worden gebracht met verweerders stelling dat hij niet als advocaat voor klager is opgetreden. Dat verweerder voor zijn bemoeienissen aan klager geen declaratie heeft gestuurd maakt het voorgaande niet anders.
5.4 Gedragsregel 16 bepaalt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op de advocaat te rusten. Naar het oordeel van de raad had verweerder schriftelijk moeten vastleggen waaruit zijn optreden als advocaat voor klager precies zou bestaan. Dat heeft verweerder nagelaten. Een opdrachtbevestiging ontbreekt, zodat een omschrijving van de opdracht, een inschatting van de goede en kwade kansen en een (eerste) advies of plan van aanpak niet schriftelijk zijn vastgelegd. Doordat verweerder heeft nagelaten om de met klager gemaakte afspraken schriftelijk aan klager te bevestigen, kan de raad niet vaststellen of hetgeen verweerder - tegenover de betwisting door klager - naar voren brengt, juist is. Dit komt voor rekening van verweerder.
5.5 De raad concludeert op grond van het voorgaande dat verweerder over deze voor klager belangrijke kwestie onvoldoende duidelijk met hem heeft gecommuniceerd en dat hij niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de beide klachtonderdelen gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en de ernst van de verweten gedraging enerzijds en de omstandigheid dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld anderzijds, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart,moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager;
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. E.J.M. Rosier, M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 2 oktober 2023