Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2023
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2023:169
Zaaknummer
23-283/A/NH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Verweerster heeft zowel in haar schriftelijke verweer op de klacht als tijdens de zitting erkend dat zij klager gedurende vijf maanden vanwege haar gezondheidstoestand niet heeft geïnformeerd over ontwikkelingen in de procedure over de nalatenschap van zijn moeder en dat zij een aantal processtukken in die periode niet direct aan klager heeft doorgestuurd. Het had op de weg van verweerster gelegen haar waarnemer in te schakelen om de behandeling van de zaak van klager, al dan niet tijdelijk, over te nemen. Verweerster heeft dit echter niet gedaan, omdat zij daar toen naar eigen zeggen niet toe in staat was. Deze omstandigheid valt in de risicosfeer van verweerster. Klacht gegrond. Berisping.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 september 2023 in de zaak 23-283/A/NH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 9 februari 2023, met een aanvulling op 10 februari 2023, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 24 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk ks/ss/2207579 digitaal van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 augustus 2023. Daarbij was verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting door verweerster afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is met zijn broers en zus verwikkeld geweest in een geschil over de nalatenschap van zijn moeder. In dat geschil is klager door zijn broers en zus gedagvaard. Deze zaak is bij de rechtbank op de rolzitting van 4 mei 2022 gezet. Daarna heeft klager zes weken de tijd gekregen om schriftelijk op de dagvaarding te reageren door het indienen van een conclusie van antwoord. 2.3 Op 10 maart 2022 heeft verweerster de zaak van klager in behandeling genomen en op 11 maart 2022 heeft verweerster de opdrachtbevestiging aan (de echtgenote van) klager verstuurd. 2.4 Op 10 augustus 2022 heeft verweerster namens klager bij de rechtbank een conclusie van antwoord tevens vordering in reconventie tevens houdende de incidentele vordering tot overlegging van stukken respectievelijk bescheiden ingediend. Een kopie daarvan heeft verweerster aan klager verstuurd.
2.5 Op 11 augustus 2022 heeft verweerster klager gemaild dat zij hem zal informeren, zodra zij van de advocaat van de wederpartij had vernomen.
2.6 Op 23 augustus 2022 heeft de advocaat van de wederpartij, mr. B., bij de rechtbank een conclusie van antwoord in het incident ingediend. Een kopie daarvan is aan verweerster verstuurd.
2.7 Op 21 september 2022 heeft de rechtbank vonnis in incident gewezen, waarbij de vorderingen van klager in het incident tot het overleggen van stukken zijn afgewezen. De rechtbank heeft de hoofdzaak op de rolzitting geplaatst van 2 november 2022. In hetzelfde vonnis heeft de rechtbank partijen in overweging gegeven om te proberen in onderling overleg tot een regeling te komen. 2.8 Op 26 september 2022 heeft mr. B. aan verweerster voorgesteld om te kijken of een schikking mogelijk is. Op 12 oktober 2022 heeft zij haar voorstel aan verweerster herhaald. Verweerster heeft deze e-mails na de ontvangst daarvan niet aan klager verstuurd.
2.9 Op 20 oktober 2022 heeft mr. B. bij de rechtbank een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Een kopie daarvan is aan verweerster verstuurd.
2.10 Op 25 januari 2023 heeft verweerster klager per e-mail haar excuses aangeboden voor het gebrek aan communicatie althans het ontbreken daarvan. Bij deze e-mail heeft verweerster voor de eerste maal als bijlagen gevoegd de conclusie van antwoord in het incident en het vonnis in het incident. Ook heeft verweerster klager geadviseerd om niet verder te procederen, maar om tot een onderlinge verdeling te komen. Daarbij heeft verweerster vermeld dat de mondelinge behandeling is bepaald op 13 maart 2023. Bij aparte e-mail van dezelfde datum heeft verweerster, eveneens voor de eerste maal, de conclusie van antwoord in reconventie aan klager gestuurd.
2.11 Op 27 januari 2023 heeft klager verweerster gemaild geen gebruik meer te willen maken van haar diensten, omdat hij door haar toedoen niet in de gelegenheid is gesteld zich te verdedigen. Daarop heeft verweerster klager bericht dat zijn rechten niet zijn verspeeld, dat de mondelinge behandeling op dat moment nog niet had plaatsgevonden en dat er nog een schikking kon worden getroffen. Ook heeft verweerster klager erop gewezen dat als zij zich zou onttrekken als zijn advocaat, hij een nieuwe advocaat zou moeten zoeken die zich tijdig bij de rechtbank als advocaat van klager zou moeten stellen. 2.12 Op 2 februari 2023 heeft verweerster zich aan de zaak van klager onttrokken. Verweerster heeft klager en mr. B. hiervan op de hoogte gesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij hem gedurende vijf maanden niet op de hoogte heeft gehouden van belangrijke ontwikkelingen in de procedure over de nalatenschap van de moeder van klager. Volgens klager heeft hij tussen 10 augustus 2022 en 25 januari 2023 niets van verweerster vernomen, terwijl achteraf blijkt dat de wederpartij verschillende processtukken bij de rechtbank heeft ingediend, dat de rechtbank een vonnis in het incident heeft gewezen en dat de wederpartij een opening tot het treffen van een schikking heeft geboden. Verweerster heeft geen van deze stukken direct aan klager doorgestuurd, waardoor klager zich niet heeft kunnen verdedigen. Klager stelt dat verweerster hem meteen had moeten informeren over wat de gevolgen voor zijn zaak zouden kunnen zijn toen zij niet (meer) in staat was zijn belangen naar behoren te behartigen. Dat heeft verweerster echter niet gedaan en daardoor is hij in een nadelige positie terechtgekomen, aldus klager.
3.2 In het kader van zijn klacht stelt klager dat hij gecompenseerd wil worden voor de nalatigheden van verweerster.
3.3 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingegaan.
4 VERWEER 4.1 In reactie op de klacht heeft verweerster erkend dat zij de conclusie van antwoord in het incident, het vonnis in het incident en de conclusie van antwoord in reconventie niet onmiddellijk na ontvangst daarvan aan klager heeft doorgestuurd, maar pas op 25 januari 2023. Verweerster heeft daarvoor haar excuses aan klager aangeboden. Volgens verweerster was er op 25 januari 2023 nog voldoende tijd om met de wederpartij in onderhandeling te treden en had zij dat graag kosteloos voor klager gedaan. De stand van zaken voor wat betreft de juridische positie van klager is volgens verweerster sinds oktober 2022 niet gewijzigd. Tot slot biedt verweerster nogmaals haar excuses aan.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Het toetsingskader
5.1 De klacht gaat over de dienstverlening van verweerster aan klager. Daarbij stelt de raad voorop dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Daarbij geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop zij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat haar werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 19 juni 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:90).
5.2 Verder stelt de raad voorop dat van een advocaat mag worden verwacht dat zij haar cliënt (schriftelijk) op de hoogte houdt van belangrijke informatie, feiten en afspraken ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil.
De raad verklaart de klacht gegrond
5.3 De raad is op grond van het klachtdossier en de door verweerster ter zitting afgelegde verklaring van oordeel dat verweerster ten opzichte van klager niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar als advocaat in de gegeven omstandigheden had mogen worden verwacht. Verweerster heeft zowel in haar schriftelijke verweer op de klacht als tijdens de zitting erkend dat zij klager gedurende vijf maanden vanwege haar gezondheidstoestand niet heeft geïnformeerd over ontwikkelingen in de procedure over de nalatenschap van zijn moeder en dat zij een aantal processtukken in die periode niet direct aan klager heeft doorgestuurd. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen haar waarnemer in te schakelen om de behandeling van de zaak van klager, al dan niet tijdelijk, over te nemen. Verweerster heeft dit echter niet gedaan, omdat zij daar toen naar eigen zeggen niet toe in staat was. Deze omstandigheid valt in de risicosfeer van verweerster. De omstandigheid dat er volgens verweerster op 25 januari 2023 nog voldoende tijd was om met de wederpartij in onderhandeling te treden voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 13 maart 2023 doet niet af aan het feit dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager ruim vijf maanden in het ongewisse te laten over de ontwikkelingen in zijn zaak. De klacht is daarom gegrond.
6 MAATREGEL De raad legt aan verweerster de maatregel van een berisping op 6.1 Verweerster heeft ten opzichte van klager niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar als advocaat in de gegeven omstandigheden had mogen worden verwacht door klager vijf maanden lang niet op de hoogte te gehouden over de voortgang van de procedure over de nalatenschap van klagers moeder en door processtukken van de wederpartij niet aan klager door te sturen. Dit nalaten van verweerster is tuchtrechtelijk verwijtbaar en de aard en ernst daarvan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Bij de bepaling van de maatregel houdt de raad rekening met alle omstandigheden van deze klachtzaak, waaronder de lange duur van de afwezigheid van verweerster en het feit dat verweerster gedurende haar afwezigheid geen waarneming heeft geregeld. Verder houdt de raad rekening met het feit dat verweerster ook aan klager haar excuses heeft aangeboden voor de gang van zaken, dat verweerster het kwalijke van haar gebrek aan dienstverlening inziet en het feit dat aan verweerster niet eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd. De raad ziet op grond daarvan aanleiding om te volstaan met de maatregel van een berisping. 6.2 Bij de oplegging van een maatregel kan de raad op grond van artikel 48b Advocatenwet als bijzondere voorwaarde stellen dat de betrokken advocaat de door haar veroorzaakte schade tot een bedrag van € 5.000,- geheel of gedeeltelijk vergoedt. De raad ziet daar echter in deze klachtzaak geen aanleiding voor. Daar komt bij dat de raad op grond van het klachtdossier niet kan vaststellen of en zo ja welke schade klager heeft geleden. Het verzoek van klager om compensatie wordt dan ook afgewezen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Daartoe zal klager zijn rekeningnummer binnen twee weken na de datum van deze beslissing schriftelijk aan verweerster doorgeven. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van een berisping op; - wijst het verzoek van klager om compensatie af; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en J.H. Stek, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 11 september 2023