Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:173

Zaaknummer

23-582/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 september 2023  in de zaak 23-582/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

   klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 augustus 2023 met kenmerk 2234224/JS/FS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief met nagezonden stuk van klager van 30 augustus 2023 (ontvangen op 7 september 2023) en van de bij e-mail van 7 september 2023 toegezonden brief met bijlagen van verweerster.  

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is ter beschikking gesteld en verblijft in een tbs-kliniek. Verweerster heeft klager bijgestaan tijdens zijn tbs-verlengingszittingen. 1.2    In oktober 2020 en mei 2021 heeft klager een tweetal brieven aan het OM en de politie gestuurd.  1.3    Op 18 augustus 2021 respectievelijk 31 augustus 2021 hebben een psycholoog en een psychiater geadviseerd klager te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum. 1.4    Op 21 september 2021 heeft de rechtbank tijdens een tbs-verlengingszitting ten aanzien van klager klinisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum gelast. In het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak staat hierover het volgende: “De rechtbank constateert dat de behandeling van de ter beschikking gestelde niet van de grond komt, (mede) door de onduidelijkheden die (nog steeds) bestaan omtrent de bij de ter beschikking gestelde bestaande pathologie en het hieruit voortvloeiend recidiverisico. De ter beschikking gestelde heeft, na overleg met zijn raadsvrouw, op de terechtzitting verklaard bereid en gemotiveerd te zijn om mee te werken aan een onafhankelijk, multidisciplinair klinisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum te Almere. Gelet hierop, en vanwege de mogelijkheden hierbij tot het verrichten van nader onderzoek naar de levensgeschiedenis van de ter beschikking gestelde, acht de rechtbank een klinische observatie in en rapportage door het PBC wenselijk.”  1.5    Op 20 januari 2022 heeft verweerster een overnameverzoek (t.b.v. de tbs) ontvangen van mr. M en heeft zij de zaak overgedragen. 1.6    Op 24 maart 2023 heeft een digitale zitting plaatsgevonden bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (de RSJ) in een beklagzaak van klager. Verweerster was niet op die zitting aanwezig. In de beslissing die na de zitting volgde staat: “de raadsvrouw heeft voorafgaand aan de zitting te kennen gegeven klager ter zitting niet bij te staan.”   1.7    Op 20 april 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.  a)    verweerster heeft zonder voorafgaand overleg met klager de rechter geadviseerd om klager te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum, terwijl dit niet de wens van klager was;  b)    verweerster heeft nadien geen contact meer opgenomen met klager en was niet aanwezig bij de digitale zitting op 24 maart 2023, waardoor klager zijn zaak heeft verloren. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De klacht heeft betrekking op de dienstverlening verweerster als klagers (voormalig) advocaat. De kwaliteit van de dienstverlening wordt in volle omvang getoetst, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij of zij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn of haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdelen a) en b)  4.2    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster voorafgaand aan de zitting van 21 september 2021 geen overleg met hem had gevoerd. Ter zitting heeft verweerster de rechtbank vervolgens geadviseerd in te stemmen met klinisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Daardoor heeft de rechtbank op 21 september 2021 klinisch onderzoek gelast, terwijl dat tegen de wens van klager was. Als verweerster vooraf overleg met klager had gevoerd en de rechtbank anders had geadviseerd, had de rechtbank mogelijk een andere beslissing genomen (klachtonderdeel a). Verweerster heeft nadien geen contact meer opgenomen met klager en zij was ook niet aanwezig bij de (digitale) zitting in maart 2023. Hierdoor heeft klager zijn zaak verloren (klachtonderdeel b). In repliek stelt klager verder dat verweerster hem evenmin heeft bijgestaan in zijn geschillen met de politie, het tuchtcollege en een bezwaarprocedure naar aanleiding van de bij hem gestelde diagnose. Klager verwijst naar een tweetal brieven die door hem in oktober 2020 en mei 2021 aan het OM en de politie zijn gestuurd.    4.3    Verweerster voert over klachtonderdeel a) aan dat er meer dan voldoende overleg is geweest tussen verweerster en klager gedurende zijn tbs-traject en in de aanloop naar de verlengingszitting van 21 september 2021. Verweerster en klager hadden bijna wekelijks contact, soms zelfs meerdere keren per week, en verweerster heeft klager in de kliniek gezien en gesproken. De psycholoog en de psychiater hebben op 18 augustus 2021 respectievelijk 31 augustus 2021 geadviseerd klager te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum. Deze adviezen zijn door de rechtbank tijdens de zitting van 21 september 2021 met klager besproken. Tijdens de schorsing van de zitting heeft verweerster de adviezen van de psycholoog en de psychiater nogmaals met klager besproken. Ook hebben zij het gehad over de betekenis en gevolgen van het wel of niet meewerken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Klager heeft vervolgens zelf aan de rechtbank te kennen gegeven bereid en gemotiveerd te zijn mee te werken aan een onafhankelijk, multidisciplinair klinisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Deze gang van zaken blijkt ook uit de beschikking van de rechtbank. Gedurende de hele zitting (behandeling, schorsing en uitspraak) was een tolk aanwezig. Alles is besproken en vertaald door de tolk, aldus verweerster.  4.4    Verweerster voert over klachtonderdeel b) aan het niet juist is dat zij nadien geen contact meer met klager had opgenomen danwel nadien geen contact meer met klager heeft gehad. Er is namelijk meermalen contact geweest. Verweerster sprak klager wekelijks en soms zelfs meerdere keren per week. Uiteindelijk had klager verweerster laten weten dat hij voor zijn lopende zaken (tbs en beklagzaken) wilde overstappen naar een andere advocaat. Op 20 januari 2022 ontving verweerster een overnameverzoek (t.b.v. de tbs) van mr. M en heeft verweerster de zaak overgedragen. Ondanks de wens van klager, had niemand zich bij verweerster gemeld voor de lopende beklagzaken. Aangezien klager wilde overstappen naar een andere advocaat, maar zich niemand bij verweerster had gemeld, heeft verweerster nog wel het noodzakelijke verricht in zijn beklagzaken. De zitting die klager noemt in zijn klacht betreft de digitale zitting op 24 maart 2023. Verweerster beaamt dat zij niet aanwezig was bij deze zitting. Naast het feit dat klager al eerder had laten weten te willen overstappen, heeft klager verweerster (meermaals) verzocht ter zitting niet op te treden als zijn advocaat, danwel heeft klager meermaals aangegeven niet door haar ter zitting te willen worden bijgestaan. Dat verweerster niet zou optreden ter zitting heeft zij ook aan de RSJ medegedeeld, hetgeen in de beslissing is opgenomen. Verweerster heeft enkel gehoor gegeven aan de wens van klager. Er was geen sprake van onwil, aldus verweerster. Voor zover klager verweerster verwijt dat zij hem niet heeft bijgestaan in zijn geschillen met de politie en het tuchtcollege, is dat juist aldus verweerster. De brieven die door klager in oktober 2020 en mei 2021 aan het OM in de politie zijn gestuurd, zijn van zijn eigen hand. Een bezwaarprocedure met betrekking tot een gestelde diagnose is er volgens verweerster niet. 4.5    De voorzitter overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen. Tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster heeft klager zijn klacht onvoldoende onderbouwd, terwijl in de overgelegde stukken ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijten. Verweerster heeft daarentegen genoegzaam toegelicht dat zij klager heeft bijgestaan met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht en dat zij op geen enkele wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 18 september 2023