Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:164

Zaaknummer

23-553/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een rechtstreeks belang. De klacht ziet op het handelen van verweerster in relatie tot haar cliënt. Hoewel klager zich het gedrag van verweerster kennelijk aantrekt, maakt dat niet dat hij een rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht over verweerster. Verweerster heeft terecht gesteld dat zij haar cliënt als advocaat bijstaat en zodoende met hem afspraken heeft gemaakt over haar werkzaamheden en de daaraan verbonden voorwaarden en kosten en dat klager geen rol heeft in haar relatie met haar cliënt. Ook klagers taak als executeur leidt niet tot een rechtstreeks belang bij de klacht. Die taak betreft het beheren van de goederen van de nalatenschap en het voldoen van de schulden, maar omvat niet een taak als belangenbehartiger van verweersters cliënt.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 september 2023  in de zaak 23-553/A/A 

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:     verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 augustus 2023 met kenmerk 2233539/JS/MV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.1. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is (mede) executeur in van de nalatenschap van zijn overleden oom. De partner van zijn overleden oom, de heer De B, is enig erfgenaam. De heer De B is 90 jaar oud. Verweerster treedt op als advocaat van de heer De B. 1.2    Op 17 april 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.  

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft voldaan aan de zorgplicht die van een advocaat verlangd mag worden.  2.2    Ter toelichting op de klacht heeft klager gesteld dat de gezondheid van de heer De B zorgwekkend is. Hij is soms erg verward en heeft geen kennis van financiële en juridische zaken. Verweerster weet dit. Verweerster heeft volgens klager de zorgplicht om aan te dringen op deskundige financiële begeleiding voor haar cliënt door middel van een fiduciair beheerder. Dat is immers in het belang van de heer De B, die de enige begunstigde is en hier alleen maar voordeel van heeft. Verweerster doet echter niets met haar zorgplicht. Hoewel klager haar meerdere malen heeft verzocht een schriftelijke machtiging voor haar cliënt op te stellen, heeft verweerster hier niets mee gedaan. Zij is ontwijkend in haar correspondentie richting klager. Zij reageert niet op de verzoeken van klager, onder verwijzing naar beslissingen van haar cliënt. Klager vraagt zich af of verweerster wel getoetst heeft of haar cliënt bekwaam is om een advocaat te instrueren en de gevolgen van zijn keuzes te overzien. Zij is namens haar cliënt zelfs een rechtszaak gestart, die in het geheel niet in lijn is met de wens van zijn overleden oom en evenmin in het belang is van haar cliënt. Hiermee jaagt zij haar cliënt onnodig op kosten.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter stelt voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat alleen toekomt aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.  4.2    De klacht ziet op het handelen van verweerster in relatie tot haar cliënt, de heer De B. Hoewel klager zich het gedrag van verweerster kennelijk aantrekt, maakt dat niet dat hij een rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht over verweerster. Verweerster heeft terecht gesteld dat zij de heer De B als advocaat bijstaat en zodoende met hem afspraken heeft gemaakt over haar werkzaamheden en de daaraan verbonden voorwaarden en kosten en dat klager geen rol heeft in haar relatie met haar cliënt. Verweerster hoeft dan ook, naar het oordeel van de voorzitter, over haar handelen geen verantwoording af te leggen aan klager. Ook klagers taak als executeur leidt niet tot een rechtstreeks belang bij de klacht. Die taak betreft het beheren van de goederen van de nalatenschap en het voldoen van de schulden, maar omvat niet een taak als belangenbehartiger van de heer De B. Klager is dan ook bij de tuchtrechter aan het verkeerde adres. Voor zover klager van oordeel is dat verweerster in civielrechtelijk opzicht verwijtbaar handelt, kan hij dat eventueel aan de civiele rechter voorleggen.   4.3    Het voorgaande betekent dat klagers klacht over verweersters handelen niet inhoudelijk door de tuchtrechter getoetst kan worden en de klacht derhalve kennelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard. 

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 11 september 2023