Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-09-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:152
Zaaknummer
220162
Inhoudsindicatie
Beroep ingesteld door verweerder. Verweerder heeft vanuit religieuze overwegingen en vanuit de rol die hij in de tempel vervulde met klager gesproken. Klager heeft zeer persoonlijke en daarmee vertrouwelijke informatie met verweerder gedeeld over de huwelijksproblemen tussen klager en zijn toenmalige echtgenote. Verweerder heeft klager geadviseerd zijn huwelijk niet op het spel te zetten. Onder deze omstandigheden stond het verweerder niet vrij de echtgenote van klager één of twee dagen later als advocaat te gaan bijstaan. Bekrachtiging beslissing raad (inhoudende waarschuwing), proceskostenveroordeling. Bekrachtiging beslissing raad.
Uitspraak
Beslissing van 8 september 2023
in de zaak 220162
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 30 mei 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 21-650/AL/MN). In deze beslissing is klaagster 1 (de gemachtigde van klager) niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klager 2 (klager) ten aanzien van klachtonderdeel c) gegrond en ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:118 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 27 juni 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 5 juni 2023. Daar is verweerder verschenen. Klager en zijn gemachtigde, mr. G, zijn beiden niet verschenen. De gemachtigde van klager heeft op de dag van de zitting aan het hof gemeld dat zij beiden wegens ziekte niet kunnen verschijnen. Verweerder heeft zijn standpunt mondeling toegelicht aan het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat voor zover in hoger beroep nog van belang om de volgende feiten.
3.2 Klager en zijn echtgenote zijn betrokken in een echtscheidingsprocedure bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (hierna: de rechtbank). Mr. G. staat in die procedure klager bij. De echtgenote van klager werd vanaf medio/eind maart 2021 tot 8 april 2021 bijgestaan door mr. S. Per e-mail van 8 april 2021 heeft de echtgenote van klager aan mr. G meegedeeld dat zij niet meer wordt bijgestaan door mr. S.
3.3 Op 13 april 2021 heeft verweerder klager telefonisch benaderd.
3.4 Per e-mail van 14 april 2021 heeft de echtgenote van klager aan mr. G meegedeeld dat zij wordt bijgestaan door verweerder.
3.5 Per e-mail van 16 april 2021 heeft mr. G aan verweerder meegedeeld dat hij klager rechtstreeks telefonisch heeft benaderd inzake de echtscheiding.
3.6 Op 16 april 2021 hebben klager en mr. G een klacht tegen verweerder ingediend.
3.7 Per e-mail van 19 april 2021 heeft verweerder de e-mail van mr. G beantwoord en daarin aangegeven dat hij getracht heeft te bemiddelen om de relatie tussen klager en zijn echtgenote te herstellen. Verweerder heeft in de e-mail voorts aangegeven dat het telefoongesprek met klager heeft plaatsgevonden op 13 april 2021. Tevens heeft verweerder aangegeven dat hij het telefoongesprek met klager heeft gevoerd in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Hindoestaanse Tempel te Almere en niet als advocaat.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) (…)
b) (…)
c) na het telefoongesprek [hof: tussen verweerder en klager op 13 april 2021] de echtgenote van klager, klagers wederpartij, als advocaat in de echtscheidingsprocedure te gaan bijstaan.
5 BEOORDELING
overwegingen raad
5.1 De raad heeft ten aanzien van de gegrondverklaring van klachtonderdeel c) – kort samengevat – het volgende overwogen. Verweerder heeft, in zijn rol van voorzitter van de tempel, telefonisch met klager gesproken. Dit gesprek was op initiatief van verweerder en zij hebben gesproken over de mogelijkheid van herstel van de relatie tussen klager en zijn (toenmalige) echtgenote en over financiële aangelegenheden. Verweerder is deze (toenmalige) echtgenote enkele dagen later als advocaat gaan bijstaan in de echtscheidingsprocedure tegen klager. De raad constateert dat klager in het telefoongesprek vertrouwelijke mededelingen heeft gedaan die hij zeer waarschijnlijk niet zou hebben gedaan als hij zou hebben geweten dat verweerder enkele dagen later klagers (toenmalige) echtgenote zou gaan bijstaan. De raad is daarom van oordeel dat het verweerder, zonder toestemming van klager, niet vrijstond om haar na dit telefoongesprek te gaan bijstaan. Door dat wel te doen heeft klager niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dat verweerder zijn cliënte slechts zeer kort heeft bijgestaan en ook weinig handelingen heeft verricht, maakt dat niet anders.
beroepsgronden
5.2 In het beroepschrift voert verweerder voert aan dat de raad ten onrechte heeft vastgesteld dat in het telefonisch onderhoud van hem met klager vertrouwelijke mededelingen zouden zijn gedaan. In de feiten wordt niet aangegeven welke vertrouwelijke mededelingen klager zou hebben gedaan. Volgens verweerder is alleen besproken of de relatie tussen klager en zijn toenmalige echtgenote nog te herstellen zou zijn en dat als partijen uit elkaar zouden gaan dit financiële gevolgen kon hebben. Verweerder stelt dat geen stukken zijn ingediend die onderbouwen dat ten tijde van het telefoongesprek voor hem duidelijk was dat klager werd bijgestaan door mr. G. Volgens verweerder is niet komen vast te staan dat hij in strijd met gedragsregel 25, lid 1 heeft gehandeld. Hij wijst erop dat hij zich uitsluitend bij mr. G heeft gemeld als advocaat van de toenmalige echtgenote van klager. Hij heeft zich niet namens haar als advocaat heeft gesteld bij de rechtbank en evenmin heeft hij namens haar processtukken opgesteld en ingediend.
5.3 Ter zitting in hoger beroep heeft verweerder aan het voorgaande toegevoegd dat hij geen vertrouwelijke informatie van klager heeft gekregen en die dus ook niet heeft gebruikt. Hierbij heeft hij toegelicht dat hij het gesprek met klager uit religieuze overwegingen heeft gevoerd en dat hij hiermee geen partijen heeft benadeeld.
5.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat klachtonderdeel c) alsnog ongegrond dient te worden verklaard. Daarnaast verzoekt verweerder de hoogte van een eventuele veroordeling in de proceskosten te matigen.
beoordeling hof
5.5 Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de raad en wijst aanvullend op het volgende. Verweerder heeft naar eigen zeggen vanuit religieuze overwegingen en vanuit de rol die hij in de tempel vervulde met klager gesproken. Hieruit concludeert het hof dat deze rol van verweerder een rol heeft gespeeld in dit gesprek met klager en de persoonlijke en vertrouwelijke aard daarvan. Mede uit hetgeen verweerder ter zitting in hoger beroep heeft toegelicht, volgt dat klager zeer persoonlijke en daarmee vertrouwelijke informatie met verweerder heeft gedeeld. Verweerder heeft met klager gesproken over het (vermeende) vreemdgaan door klager als oorzaak van de huwelijksproblemen tussen klager en zijn toenmalige echtgenote. Ook heeft verweerder met klager gesproken over de mogelijke financiële gevolgen van een scheiding voor de kinderen. Verweerder heeft bovendien een standpunt ingenomen door klager – kort samengevat – te adviseren zijn huwelijk niet op het spel te zetten.
5.6 Onder deze omstandigheden, waarin verweerder de beschikking had gekregen over vertrouwelijke informatie van klager en zich reeds in adviserende zin had uitgelaten, stond het verweerder niet vrij de echtgenote van klager één of twee dagen later als advocaat te gaan bijstaan in de echtscheidingsprocedure. Dit geldt te meer daar de door klager verstrekte vertrouwelijke informatie specifiek betrekking had op de problemen in het huwelijk van klager en de financiële gevolgen van een scheiding voor de kinderen. Dat verweerder zich uitsluitend bij de advocaat van de echtgenote van klager had gemeld als advocaat en kort daarna als advocaat werd geschrapt zodat hij geen verdere (processuele) handelingen heeft verricht, maakt het voorgaande niet anders.
proceskosten
5.7 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021.
5.8 Het hof gaat voorbij aan het verzoek van verweerder de op te leggen proceskostenveroordeling te matigen. Verweerder heeft immers geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die tot matiging zouden moeten leiden. Het hof wijst in dit verband op voornoemde richtlijn waaruit volgt dat voor matiging moet zijn gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden.
5.9 Het hof veroordeelt verweerder in de volgende kosten:
a) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
b) € 1.000,- kosten van de Staat.
5.10 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing van 30 mei 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 21-650/AL/MN, voor zover in hoger beroep aan de orde;
6.2 veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. R. Verkijk, en E.L. Pasma, leden in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 8 september 2023 .