Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:157

Zaaknummer

230066

Zaaknummer

230067

Inhoudsindicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk. De raad had het verzet tegen de voorzittersbeslissing ongegrond verklaard, dus geldt een appelverbod. Geen fundamentele rechtsbeginselen geschonden. 

Uitspraak

Beslissing van 11 september 2023

in de zaak 230066 en 230067

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

                                     

klager

 

tegen:

 

verweerster inzake 230066 (22-367/DH/DH)

 

en:

 

verweerder inzake 230067 (22-496/DH/DH)

 

hierna samen: verweerders

 

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissingen van 28 september 2022 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag inzake klachten tegen verweerders (zaaknummer: 22-367/DH/DH en 22-496/DH/DH). In deze beslissingen zijn de klachten van klager tegen verweerders deels niet-ontvankelijk (met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a Advw) en deels kennelijk ongegrond verklaard.

1.2 De beslissingen zijn op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:158 (22-367/DH/DH) en ECLI:NL:TADRSGR:2022:159 (22-496/DH/DH).

1.3 Klager heeft tegen deze beslissingen verzet ingesteld. De raad heeft in zijn beslissingen van 13 februari 2023 beide verzetsmiddelen van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissingen op verzet). Deze beslissingen op verzet zijn op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRSGR:2023:27 (22-367/DH/DH)  en ECLI:NL:TADRSGR:2023:28 (22-496/DH/DH).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissingen op verzet is op 15 maart 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de stukken van de raad; de e-mail met bijlage van 12 mei 2023 van klager; de e-mail met bijlagen van 30 mei 2023 van klager.

  2.3 De zaak is in raadkamer op stukken behandeld.

 

3 BEOORDELING

omvang hoger beroep

3.1 Klager gaat in zijn beroepschrift in op de klachtzaken zoals door de raad behandeld onder zaaknummers 22-367/DH/DH, 22-496/DH/DH, 22-497/DH/DH en 22-561/DH/DH. Klager heeft echter enkel beroep ingesteld bij het hof tegen de beslissingen op verzet inzake 22-367/DH/DH en 22-496/DH/DH door enkel die twee beslissingen bij zijn beroep te voegen. In zijn e-mail van 12 mei 2023 heeft klager verzocht om de zaken 22-497/DH/DH en 22-561/DH/DH in de behandeling van het hoger beroep te betrekken.

​​​​​​​3.2 Het hof beperkt zich tot de beoordeling van het beroep inzake 22-367/DH/DH en 22-496/DH/DH. Op grond van artikel 56 lid 3 Advocatenwet kan een beroep door het hof alleen worden ontvangen als daarbij een afschrift van de beslissing van de raad is gevoegd. Daarbij komt dat in deze zaken geen beslissingen op verzet zijn gegeven door de raad, althans die zijn het hof niet bekend. Als klager die zaken bij de behandeling van dit hoger beroep had willen betrekken, had hij de betreffende beslissingen van de raad in die zaken mee moeten zenden bij zijn hoger beroep.

 

het beroep van klager

​​​​​​​3.3 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissingen op verzet. Hierin voert klager aan dat deze zaak vanwege de ernst van het verwijt (ook) door het hof van discipline behandeld moet worden. Klager licht toe dat het verwijt inhoudt dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door in een procedure namens de Staat tegen klager op te treden, terwijl verweerster in het verleden ook klager heeft bijgestaan. Verder heeft verweerster verzuimd de klachten over de betreffende advocaten in behandeling te nemen.

​​​​​​3.4 Klager voert verder aan dat de deken zijn klachtbehandeling niet juist heeft uitgevoerd conform de Advocatenwet en dat de procedure bij de raad te lang heeft geduurd. Daarbij is de beslissing van de raad onjuist tot stand gekomen. De raad gaat in zijn beslissing enkel af op de juistheid van de stellingen van verweerders en gaat niet uit van de juistheid van de stellingen van klager. De raad heeft daardoor te lichtzinnig geoordeeld dat klager zijn klachten te laat heeft ingediend. De raad heeft verder ten onrechte diverse informatie niet betrokken in zijn beoordeling:

- de onjuistheid van de dekenvisie en het nalaten van de deken in de klachtprocedure;

- het arrest van 19 november 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4063) en de beslissing van de raad van discipline met zaaknummer 16-358/A/A;

- de rol van verweerders in de periode van juni 2008 – 2009, zoals door klager aangetoond in zijn WOB-verzoeken;

- de door klager ingediende stukken, documenten en pleitnota.

Hierdoor heeft de raad de belangen van klager veronachtzaamd, aldus steeds klager.

 

maatstaf

 

​​​​​​​3.5 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan dit zo genoemde appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

overwegingen hof

​​​​​​​3.6 De door klager aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Die gronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661). De ernst van het verwijt in kwestie doet daarbij niet ter zake.

 

​​​​3.7 De verwijten over de wijze waarop de deken de klachtprocedure heeft uitgevoerd (al dan niet in lijn met de wet) is een onderwerp waarover klager zich kan beklagen in een klachtzaak tegen de deken. Nadat de deken zijn onderzoek heeft afgerond, heeft de raad de behandeling van de zaken overgenomen. De raad beschikt daarbij op grond van de wet over de mogelijkheden om het dossier  aan te vullen als het dossier onvolledig zou zijn of ingeval de raad anderszins informatie mist. Op grond van de voorgelegde stukken en informatie in deze dossiers ziet het hof geen reden om aan te nemen dat de raad heeft beslist op een onvolkomen dossier – nog daargelaten dat het aan klager is om de relevante stukken te verstrekken. Het feit dat de raad de door hem overgelegde informatie niet expliciet heeft benoemd bij zijn beslissing en/of stellingen van verweerder niet heeft gevolgd, betekent niet dat de raad geen acht heeft geslagen op die informatie en stellingen in zijn beoordeling van de klacht en het verzet. Voor zover klager zich op het standpunt stelt dat de procedure bij de raad te lang heeft geduurd, geldt dat de duur van de klachtprocedure bij de raad in dit geval niet zodanig lang heeft geduurd dat dit een schending van fundamentele rechtsbeginselen oplevert.

 

​​​​​​​3.8 Het hof concludeert dat er geen fundamenteel rechtsbeginsel door de raad is geschonden.

 

slotsom

 

​​​​​​​3.9 De slotsom is dat er geen gronden zijn voor doorbreking van het appelverbod. Het hoger beroep zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.

 

4 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. G.C. Endedijk en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023.

                                                                                                                 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 11 september 2023 .