Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:201

Zaaknummer

23-276/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft onzorgvuldig jegens klager gehandeld door te verzuimen belangrijke (financiële) afspraken schriftelijk vast te leggen. Ook heeft zij klager onjuist en onvolledig geïnformeerd over de mogelijkheid van het verkregen van een toevoeging. Verder heeft zij onvoldoende professionele distantie betracht en zich jegens klager onbetamelijk uitgelaten. Mede gezien recente tuchtrechtelijke verleden, voorwaardelijke schorsing van 2 weken.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 september 2023 in de zaak 23-276/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager bijgestaan door mr. S. van Buuren (hierna: gemachtigde)

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 11 december 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 18 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/26 kh/mvdw van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 juli 2023. Daarbij waren klager, vergezeld door zijn gemachtigde, en verweerster (via een videoverbinding) aanwezig.  1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 37. Tevens heeft de raad kennis genomen van de e-mail met bijlagen d.d. 5 juni 2023 van de gemachtigde van klager. 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager heeft verweerster op 21 september 2020 verzocht om bijstand bij de afhandeling van de erfenis van zijn overleden vader. Er heeft op diezelfde datum een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerster.  2.3    Na deze bespreking heeft verweerster op diezelfde datum aan klager per e-mail het volgende bericht: “Ik heb toegezegd even een mail te sturen naar aanleiding van het gesprek van hedenmiddag: Ik zal deze week nog contact opnemen met de notaris, naar aanleiding daarvan zal ik uw stiefmoeder berichten, u ontvangt van ieder schrijven eerst een concept. Ik zal ook gefinancierde rechtshulp aanvragen.” 2.4    Per e-mail van 1 oktober 2020 heeft verweerster aan klager het volgende bericht: “De Raad voor Rechtsbijstand heeft het verzoek om gefinancierde rechtsbijstand afgewezen, op grond van het feit dat de Raad meent dat het een zaak betreft waar u geen advocaat bij nodig heeft. Dat is helaas tegenwoordig vaak een afwijzingsgrond. U kunt zo u wenst bezwaar maken binnen zes weken maar dat resultaat zal dubieus zijn, anders dan indien het over de hoogte van het inkomen gaat dat is gebaseerd op feiten, afwijzing als een advocaat is niet nodig, de maatstaven die daarvoor worden aangehouden zijn erg onduidelijk. Wat wilt u verder, onze tarieven zijn € 245,00 per uur exclusief btw, wilt u de zaak voor eigen rekening voortzetten.” 2.5    Op 26 mei 2021 heeft in het kader van de afwikkeling van de erfenis van de vader van klager wederom een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster.  2.6    Per e-mail van 6 juni 2021 heeft verweerster aan klager een declaratie met urenstaat gezonden. Daarbij heeft zij vermeld: “gezien uw deel uit de nalatenschap boven de € 10.000,00 gaat uitkomen, komt u niet meer in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp.” 2.7    Klager heeft de factuur d.d. 6 juni 2021 onbetaald gelaten. 2.8    Per e-mail van 29 augustus 2021 heeft verweerster aan klager laten weten zijn dossier naar de deurwaarder te hebben gezonden voor de inning van de onbetaalde declaratie.  2.9    Op 30 september 2021 heeft de Raad voor Rechtsbijstand voor dezelfde kwestie op aanvraag van een andere advocaat aan klager een toevoeging verleend. Deze toevoeging is na de resultaatsbeoordeling in stand gebleven.  2.10    Verweerster heeft klager per e-mail van 3 april 2022 het volgende bericht: “Ik geef u nog éénmaal de kans uw declaratie vrijwillig te voldoen, ik heb de correspondentie tussen u en de deurwaarder met verbazing gevolgd, uw houding tegenover ons is uiterst respectloos, dat moet u zelf ook wel begrepen hebben. Bij gebreke van enige betaling kunt u op korte termijn een dagvaarding verwachten, waarbij alle kosten op u verhaald zullen worden en u ook vrij zeker tot de kosten van de procedure veroordeeld zult worden. Indien u betalingsproblemen heeft kunt u een betalingsvoorstel doen, maar ik ben zeker niet van plan dit te laten rusten.  Ik verneem binnen uiterlijk vijf dagen van u, waarna wij vrij zijn zonder verdere waarschuwing u in rechte te betrekken.” 2.11    Verweerster heeft in verband met het onbetaald laten van de declaratie klager gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. Klager heeft zich in die procedure verweerd met de stelling dat tussen hem en verweerster geen overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen.  2.12    De kantonrechter heeft geoordeeld dat tussen klager en verweerster een overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen en heeft klager bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 9 december 2022 veroordeeld tot betaling van de declaratie van verweerster en hem daarbij in de proceskosten veroordeeld.  2.13    Verweerster heeft klager per e-mail van 11 december 2022 te 11.08 uur het volgende bericht: “Ik ga ervan uit dat u kennis heeft genomen van het vonnis, u dient het bedrag binnen één week te voldoen (…), bij gebreke waarvan we een deurwaarder zullen inschakelen wat voor u nogmaals kostenverhogend werkt. Voorts viel mij iets merkwaardigs op, er stond vandaag plotseling een review op Google onder de naam “Shamona Corona” zijnde een niet bestaande cliënte, ik heb Google verzocht het bericht te willen verwijderen, voorts laat ik even uitzoeken wie er achter zit waarna ik een strafrechtelijke aangifte wegens laster zal doen, ik mag toch zeker niet hopen dat mijn vermoeden juist is.” 2.14    Op 11 december 2022 te 17.24 uur heeft klager onderhavige klacht ingediend. 2.15    In reactie op de hiervoor geciteerde e-mail van verweerster d.d. 11 december 2022 heeft klager per e-mail van 14 december 2022 aan verweerster het volgende bericht: “Gefeliciteerd met uw overwinning. Betekenen van het vonnis is niet nodig, ik heb het reeds in mijn bezit. Helaas kan ik niet aan uw betaalverzoek voldoen, daar heb ik de financiële middelen namelijk niet voor. Dit zou u niet onbekend moeten voorkomen. Bijgevoegd mijn inkomen, beslagvrije voet, extra medische kosten per maand en aflossing belastingdienst, blijft er weinig over om te betalen. Desalniettemin sta ik open voor een redelijk voorstel met betrekking tot een betaalregeling.”  2.16    In reactie op deze e-mail heeft verweerster klager diezelfde dag als volgt bericht: “U voldoet binnen de gestelde tijd aan het vonnis, zo niet dan schakel ik de deurwaarder verder in, er valt echt nog wel wat te beslaan, u heeft immers ook € 30.000,00 uit de erfenis ontvangen zo liet u de rechter weten, dat had uw volgende advocaat voor u geregeld, toch ??? Ik wil nog wel een betalingsregeling met u treffen, mits u morgen de klacht bij de Deken intrekt, het geeft mij uitsluitend werk en daar zit ik niet om te springen, u heeft wederom verdergaande ongefundeerde klachten ingediend evenals u dat bij de rechter, u moest weten dat u die dan wel moet onderbouwen, verder is morgen het review van het fake account “Samona Corona” verdwenen. Ik heb de NAW gegevens opgevraagd bij Google, voldoet u niet dan bent u voorlopig niet van mij af en gaat alles naar de deurwaarder. De keus is aan u.” 2.17    Verweerster heeft uiteindelijk aan de deurwaarder opdracht gegeven het vonnis van 9 december 2022 ten uitvoer te leggen.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a)    klager zonder opdrachtbevestiging een declaratie te sturen voor haar werkzaamheden en de betaling daarvan in een procedure af te dwingen. In zijn toelichting stelt klager dat hij duidelijk naar verweerster heeft gecommuniceerd niet over financiële middelen te beschikken en hij het opmerkelijk vindt dat verweerster stelt dat klager niet voor een toevoeging in aanmerking kwam, terwijl de tweede door hem aangezochte advocaat direct een toevoeging heeft verkregen; b) in de correspondentie met klager onbetamelijke taal te bezigen.

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING 5.1    De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de door klaagster aan verweerder gemaakte verwijten beoordelen aan de hand van deze maatstaf. Daarbij zal de raad ook de kernwaarden betrekken zoals die zijn omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De raad is daarbij niet gebonden aan de gedragsregels, maar deze zijn gezien het open karakter van de wettelijke normen ter invulling van die normen van belang.  Klachtonderdeel a) 5.2    Als uitgangspunt geldt dat een advocaat gehouden is een aan hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. De advocaat dient daarbij onder andere inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. De achtergrond van deze schriftelijke vastlegging is het voorkomen van onduidelijkheden en misverstanden over hetgeen is afgesproken. Ook mag van een advocaat in beginsel verwacht worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden en waarschuwt wanneer hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk had ingeschat. Voorts dient een advocaat ook alle (andere) belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en in voorkomend geval ook een gegeven advies of informatie schriftelijk vast te leggen. Wanneer de advocaat dat nalaat, komen de eventuele gevolgen daarvan voor zijn risico.  De raad zal de aan verweerster gemaakte verwijten in dit licht beoordelen.  5.3    Blijkens de e-mail van verweerster d.d. 21 september 2020 heeft zij met klager afgesproken een toevoeging voor hem aan te vragen. Vast staat dat zij dat ook heeft gedaan en dat deze is afgewezen. Verweerster heeft klager daarvan per e-mail van 1 oktober 2020 op de hoogte gebracht en hem gevraagd of hij de zaak “voor eigen rekening” wil voortzetten. Daarbij heeft zij het in dat geval toepasselijke uurtarief vermeld. Klager betwist deze e-mail te hebben ontvangen en uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt niet dat klager op deze e-mail heeft gereageerd.  5.4    Het volgende contact tussen klager en verweerster dateert blijkens de stukken van eind mei 2021. Er vond toen weer een bespreking plaats op het kantoor van verweerster. Uit de stukken blijkt niet, dat verweerster klager naar aanleiding van deze bespreking een opdrachtbevestiging heeft gezonden. Ook over de eventuele kosten van haar werkzaamheden voor klager is niets schriftelijk vastgelegd, zodat de raad niet kan vaststellen óf en wat er tussen verweerster en klager hierover is besproken. Dat er vervolgens onenigheid ontstaat over de factuur van verweerster, komt voor rekening van verweerster. Het had op haar weg gelegen om op voorhand duidelijkheid te verschaffen over de eventuele kosten van haar werkzaamheden en financiële afspraken op papier te zetten. Een opdrachtbevestiging is hier bij uitstek het instrument voor en deze is nimmer door verweerster opgemaakt. Dat de kantonrechter later in de civielrechtelijke procedure heeft geoordeeld dat er een overeenkomst tussen klager en verweerster tot stand is gekomen, maakt dit (tuchtrechtelijke) oordeel niet anders. 5.5    Voorts is duidelijk dat verweerster na die tweede afspraak geen toevoeging heeft aangevraagd. In haar e-mail van 6 juni 2021 stelt zij dat klager vanwege het door hem te behalen resultaat van meer dan € 10.000,- niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. De raad merkt op dat die informatie feitelijk onjuist is. De grens van het bedrag dat is vrijgesteld voor resultaatsbeoordeling (en waarbij de toevoeging dus in stand blijft) lag in 2021 namelijk bij een bedrag van € 15.670,-. Ook houdt verweerster ten onrechte geen rekening met de mogelijkheid dat geen resultaat zou worden behaald of de vordering oninbaar zou blijken (en de toevoeging dus in stand zou blijven).  5.6    Ter zitting heeft verweerster nog opgemerkt dat zij niet bij de Raad voor Rechtsbijstand voor het specialisme erfrecht staat ingeschreven. Op de vraag van de raad waarom ze dan geen Lichte Advies Toevoeging heeft aangevraagd, heeft verweerster geantwoord dat dat teveel gedoe oplevert.  5.7    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster klager gelet op dit alles niet alleen niet voldaan aan de verplichting afspraken schriftelijk vast te leggen maar tevens onjuist en onvolledig geïnformeerd over de mogelijkheden van het verkrijgen van een toevoeging.  5.8    Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond. Klachtonderdeel b) 5.9    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met haar uitlatingen jegens klager in haar correspondentie met hem over het onbetaald laten van haar declaratie en de – volgens haar – valse review, onvoldoende professionele distantie betracht en de grenzen van het betamelijke overschreden. Ook als haar boosheid terecht wordt verondersteld, dan had zij zich in haar hoedanigheid als advocaat niet door haar emoties moeten laten leiden en zakelijk moeten (blijven) corresponderen. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

6    MAATREGEL 6.1    Verweerster heeft in haar dienstverlening aan klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Niet alleen heeft zij onzorgvuldig jegens klager gehandeld door te verzuimen belangrijke (financiële) afspraken schriftelijk vast te leggen en klager juist en volledig te informeren over de mogelijkheden van het verkrijgen van een toevoeging, zij heeft ook onvoldoende professionele distantie ten opzichte van klager betracht en zich jegens hem onbetamelijk uitgelaten. Verweerster heeft hiermee niet gehandeld op de wijze die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Het baart de raad in relatie tot het recente tuchtrechtelijk verleden van verweerster – waarin onduidelijkheid over financiële afspraken tweemaal tot een gegronde klacht heeft geleid – zorgen dat sprake lijkt van een patroon van onzorgvuldigheid, terwijl verweerster ter zitting geen enkel inzicht heeft getoond in haar eigen tekortschieten. Rekening houdend met alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke schorsing bij wijze van stok achter de deur passend en geboden is. Daarbij spreekt de raad de hoop uit dat verweerster haar gedrag op korte termijn zal verbeteren.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 25,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat.  7.3    Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.  7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op; -    bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging; -     stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt; -     veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; -    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;  -    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A.N. Kampherbeek, J.G. Colombijn-Broersma, D.G.M. van den Hoogen en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.