Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:168

Zaaknummer

220248

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Bevestiging beslissing raad. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Het stond verweerder vrij de belangen van zijn cliënt te behartigen. Geen sprake van grievende uitlatingen. Verweerder heeft niet onbetamelijk gehandeld door een e-mail te sturen naar zowel de gemachtigde van klager als zijn advocaat, door gebruik te maken van de e-mailadressen die hem allemaal uit het dossier waren gebleken. Geen sprake is van een belangenverstrengeling. Het stond verweerder vrij om bewijs te vergaren door informatie bij derde in te winnen. Geen schending geheimhoudingsplicht.

Uitspraak

Beslissing van 8 september 2023

in de zaak 220248

                                     

naar aanleiding van het hoger beroep van:

                                     

 

klager

tegen:

verweerder

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 4 juli 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-117/DH/DH). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:113 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2  DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift met bijlagen van klager tegen de beslissing is op 22 juli 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de stukken van de raad; het verweerschrift van 25 oktober; de e-mail van klager van 15 september 2022; de e-mail van klager van 17 november 2022; de e-mail van klager van 24 november 2022; de aanvullende stukken van klager van 9 juni 2023.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 19 juni 2023. Daar zijn (de gemachtigde van) klager en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht. Verweerder heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen, die ook deel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager is indirect statutair bestuurder van C(...)R. B.V. De gemachtigde van klager is statutair bestuurder van klager en daarmee ook indirect statutair bestuurder van C(…)R. B.V.

3.2 Behalve klager is ook B(…) B.V. indirect statutair bestuurder van C(…)R. B.V.

3.3 Feitelijk hebben klager (diens gemachtigde) en de heer B. (bestuurder van B(…) B.V.) de zeggenschap binnen C(…)R. B.V.  met dien verstande dat bij beschikking van de Ondernemingskamer van  4 november 2021 de enig bestuurder van C(…)R. B.V. is geschorst als bestuurder van C(…)R B.V. voor de duur van de procedure.

3.4 Verweerder staat C(…)R. B.V., B(…) B.V. en de heer B. bij.

3.5 C(…)R. B.V. verkoopt aan consumenten een medisch product. Op enig moment zijn er problemen ontstaan bij de productie van dat product en zijn de verhoudingen tussen de gemachtigde van klager en de heer B. en B(…) B.V. verslechterd.

3.6 Op 7 juli 2021 is er een digitaal overleg geweest via Teams tussen de gemachtigde van klager en zijn advocaat mr. D. enerzijds en verweerder en de heer B. anderzijds over het geschil tussen klager en B(…) B.V. De datum waarop het kort geding zou dienen (21 juli 2021) was toen al bekend. Dit overleg heeft niet tot een oplossing geleid en op 8 juli 2021 is de dagvaarding in de kort geding procedure uitgebracht.

3.7 In deze kort geding procedure is vonnis is gewezen op 11 augustus 2021. Klager is in dat vonnis op meerdere onderdelen in het ongelijk gesteld. Verweerder stond partij B(…) B.V. en heer B. bij in het conflict met (de gemachtigde van) klager.

 

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:  

a) verweerder heeft getracht (de gemachtigde van) klager te intimideren/bedreigen/afdreigen en te chanteren;

b) verweerder heeft niet gestreefd naar een minnelijke oplossing;

c) verweerder is actief in contact getreden met derden teneinde informatie te verkrijgen over klager dan wel de gemachtigde van klager;

d) verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling;

e) verweerder heeft de gedragsregels omtrent een eerlijk proces geschonden.

 

5 BEOORDELING

overwegingen raad

5.1 De raad heeft alle klachtonderdelen ongegrond verklaard.

5.2 De raad is van oordeel dat bij gebrek aan een voldoende feitelijke onderbouwing door klager niet kan worden vastgesteld dat verweerder zich op ongepaste wijze (dreigend en intimiderend) heeft uitgelaten jegens (de gemachtigde van) klager. Verder voert de raad aan dat het verweerder vrij stond een kritische houding jegens (de gemachtigde van) klager aan te nemen. De raad overweegt voorts dat uit de stukken blijkt dat partijen in de procedure lijnrecht tegenover elkaar stonden en dat het in dat geval kan voorkomen dat er scherpe bewoordingen worden gebruikt of confronterende opmerkingen worden gemaakt. De door verweerder namens zijn cliënten ingenomen standpunten kunnen naar het oordeel van de raad niet worden gezien als chantage. Ook is er geen grond om aan te nemen dat verweerder een standpunt heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen.

5.3 Voorts is de raad van oordeel dat verweerder niet onbetamelijk heeft gehandeld door een e-mail te sturen naar zowel de gemachtigde van klager als zijn advocaat. Verweerder heeft dit gedaan vanwege de spoedeisendheid en het grote belang; de gemachtigde van klager zou dwangsommen verbeuren als hij geen gevolg zou geven aan de sommatie. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van e-mailadressen van de gemachtigde van klager, die hem allemaal uit het dossier waren gebleken.

5.4 Verder is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder afspraken tussen de gemachtigde van klager en de heer B. opzettelijk heeft gedwarsboomd en niet zou hebben gestreefd naar een minnelijke oplossing. De raad stelt op basis van het dossier wel vast dat de advocaat van klager op 8 juli 2021 een dagvaarding heeft laten uitbrengen, maar daarbij niet valt in te zien dat verweerder op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.5 De raad is bovendien van oordeel dat het verweerder vrijstond om bewijs te vergaren door informatie bij derden in te winnen. Door het inbrengen van die informatie in de procedure heeft verweerder niet de grenzen van het ontoelaatbare overschreden. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerder van tevoren aan de gemachtigde van klager kenbaar heeft gemaakt dat hij de bewuste informatie had verkregen en voornemens was dit in te brengen in de procedure. Klager heeft dat niet weersproken. Verweerder is ten aanzien van zijn handelen dan ook transparant geweest. Daarbij is het aan de civiele rechter om de (toelaatbaarheid van deze) informatie te wegen. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder de rechter zou hebben misleid door het bewust verstrekken van onjuiste informatie. Voor zover klager erover klaagt dat verweerder de op hem rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden, overweegt de raad dat de geheimhoudingsplicht van verweerder niet zover strekt dat verweerder wordt beperkt in het voeren van verweer in een procedure tegen hem ingesteld door degene jegens wie hij tot die geheimhouding verplicht is. Verweerder moet daarbij wel in het oog houden dat hij de belangen van klager niet onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend, maar naar het oordeel van de raad is daar geen sprake van. 

5.6 Daarnaast is de raad van oordeel dat verweerder geen gedragsregel heeft overtreden door zowel voor de heer B. als C(…)R. B.V. op te treden. Klager heeft onvoldoende feitelijk onderbouwd dat sprake zou zijn van een belangenconflict.

5.7 Met betrekking tot de betaling van de declaratie van verweerder, overweegt de raad dat het verweerder vrijstaat om betaling van zijn declaratie door een derde te aanvaarden. Verweerder heeft overigens betwist dat zijn declaratie door een derde, de broer van de heer B., is betaald. 

5.8 Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder door de stukken op de avond voor het kort geding in te dienen er op uit is geweest om klager onder druk te zetten en hem tijd te ontnemen om te kunnen reageren op de ingebrachte stukken. Aan klager kan volgens de raad wel worden toegegeven dat verweerder in de kort geding procedure zeer laat nog stukken heeft ingebracht, maar acht het handelen van verweerder op dit punt niet dusdanig ernstig / laakbaar dat verweerder daarmee ook een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Daar komt bij dat de rechter in de onderliggende procedure op verzoek van klager deze stukken terzijde heeft geschoven, zodat ook niet gesteld kan worden dat klager door het handelen van verweerder in zijn belangen is geschaad. Ook op de andere door klager genoemde gronden is volgens de raad niet gebleken dat verweerder telkens doelbewust heeft beoogd om klager door het te laat toesturen van stukken op een achterstand heeft willen zetten of heeft willen benadelen.

beroepsgronden

5.9 Het beroep van klager komt erop neer dat hij het niet eens is met de ongegrondverklaring van zijn klachten.

verweer in beroep

5.10 Verweerder betwist alle beschuldigingen en beweringen van klager aan zijn adres. De klacht van klager dient net als bij de raad ongegrond te worden verklaard.

maatstaf

5.11 Bij de beoordeling van de handelwijze van verweerder, die de belangen behartigt van B(…) B.V. en de heer B. in een geschil met klager, stelt het hof voorop dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als omschreven in artikel 10a Advocatenwet, is niet absoluut maar kan onder meer worden beperkt doordat (i) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de  wederpartij, (ii) de advocaat geen feiten mag stellen waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen en (iii) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

5.12 Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts gehouden is dit te verifiëren als er aanleiding is tot gerede twijfel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat hij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen (vergelijk HvD 15 april 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:YA4394).

oordeel hof

5.13 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad nu partijen hun standpunten in hoger beroep slechts hebben herhaald en er geen nieuwe argumenten zijn aangedragen die hiertoe zouden nopen, dan wel bij het hof tot nieuwe inzichten hebben geleid.

5.14 Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

 

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

 

bekrachtigt de beslissing van 4 juli 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-117/DH/DH.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 8 september 2023.