Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:194

Zaaknummer

23-381/DH/DH/D

Inhoudsindicatie

Gegrond dekenbezwaar. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te voldaan aan gedragsregel 29 en verschillende bepalingen in de Voda. Zo heeft hij niet voldaan aan de administratieplicht, heeft hij zijn kantoornaam niet aangepast en is hij alleen bestuurder geweest van de Stichting Beheer Derdengelden. Daarbij heeft hij informatie over onder meer de derdengeldenrekening niet aan de deken verstrekt, terwijl de wel door hem verstrekte informatie op het eerste gezicht vragen oproept over de juistheid van het gebruik van de derdengeldenrekening. Bij het opleggen van de maatregel houdt de raad rekening met de ingrijpende persoonlijke omstandigheden, lange staat van dienst en het tuchtrechtelijk verleden. 26 weken schorsing onvoorwaardelijk.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 september 2023 in de zaak 23-381/DH/DH/D naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

de deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag deken

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 6 juni 2023 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een dekenbezwaar over verweerder ingediend. 1.2    Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 7 augustus 2023. Daarbij waren de deken, vergezeld van stafjurist [mr. X], alsmede verweerder aanwezig. 1.3    De raad heeft kennisgenomen van het dekenbezwaar en de daarbij gevoegde bijlagen 1 tot en met 28. Ook heeft de raad kennisgenomen van  -    de e-mail met bijlagen van 7 juli 2023 van de deken en -    de e-mail van 20 juli 2023 van verweerder, met een bijlage, namelijk een brief van 11 juli 2023 van verweerder, mede inhoudend een verzoek tot verwijdering van het tableau vanaf 5 augustus 2023. 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Verweerder heeft de laatste (ruim) drie jaar voor de schrapping van het tableau zelfstandig, als eenmanskantoor, praktijk gevoerd onder de [naam kantoor].  2.3    Verweerder is sinds 21 juli 2021 alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden [naam kantoor] (hierna: de Stichting Beheer Derdengelden). 2.4    Op 16 november 2022 heeft mr. S, namens de heer K, bij de deken een klacht over verweerder ingediend. Deze klacht is geregistreerd met kenmerk K244 2022. 2.5    Op 23 november 2022 is de klacht aan verweerder doorgezonden met het verzoek daar uiterlijk op 14 december 2022 op te reageren. 2.6    Op 29 november 2022 heeft de deken aan verweerder gemeld dat de klacht van mr. S aanleiding geeft voor een kantoorbezoek, waarbij om verhinderdata van verweerder is gevraagd. 2.7    Op 1 december 2022 heeft verweerder om uitstel verzocht voor het aanleveren van zijn verweer op de klacht van mr. S en heeft hij zijn verhinderdata doorgegeven. 2.8    Bij e-mail van 5 december 2022 heeft de deken aan verweerder uitstel verleend voor het aanleveren van zijn verweer tot 15 januari 2023.  2.9    Op 15 januari 2023 heeft verweerder weer om uitstel verzocht voor het aanleveren van zijn verweer op de klacht van mr. S. 2.10    Op 25 januari 2023 heeft mr. K, als gemachtigde van verweerder in de klachtprocedure, om uitstel verzocht voor het aanleveren van verweer op de klacht van mr. S.  2.11    Aan mr. K is uitstel verleend tot 21 februari 2023. 2.12    Bij e-mail van 3 februari 2023 is verweerder verzocht om zijn verhinderingen voor de maand februari door te geven zodat een kantoorbezoek kon worden ingepland. 2.13    Bij e-mail van 8 februari 2023 is namens de deken aan verweerder meegedeeld dat aanvullende informatie van mr. S, alsmede de opgave kengetallen door verweerder aanleiding geven verweerders kantoor op zeer korte termijn te bezoeken, te weten op 22 februari 2023. 2.14    Op 8 februari 2023 heeft verweerder telefonisch contact gezocht met het bureau van de Orde van Advocaten Den Haag in verband met het aangekondigde kantoorbezoek, waarbij hij onder meer heeft meegedeeld op 22 februari 2023 in het buitenland te zijn, waardoor het kantoorbezoek dan niet kan plaatsvinden.  2.15    Een e-mail van 10 februari 2023 van de stafjurist aan verweerder over het telefoongesprek vermeldt onder meer: “Uit de gegevens bij de Kamer van Koophandel is mij gebleken dat u op dit moment de enige bestuurder bent van de Stichting [Beheer Derdengelden]. Zoals gemeld is dit in strijd met de statuten van de stichting, alsmede in strijd met het gestelde in 6.22 lid 8 van de Voda. Op mijn vraag of u sinds u de enige bestuurder bent betalingen hebt verricht vanaf de derdengeldenrekening gaf u mij te kennen dat dit inderdaad is gebeurd. Zoals gemeld is dit niet toegestaan en in strijd met het gestelde in artikel 6.23 van de Voda. Ik ga er dan ook van uit dat u vanaf nu geen betalingen meer zult verrichten vanaf de derdengeldenrekening totdat een tweede bestuurder is toegetreden. Ook ga ik ervan uit dat u er alles aan zult doen om op korte termijn (uiterlijk 1 april a.s.) te zorgen voor een tweede bestuurder.” 2.16    Op 28 februari 2023 is een rappel aan verweerder gezonden, omdat nog geen verweer op de klacht van mr. S was ontvangen, met het verzoek uiterlijk op 21 maart 2023 te reageren. 2.17    Op 24 maart 2023 is nogmaals een rappel gezonden met het verzoek uiterlijk op 7 april 2023 zijn verweer aan te leveren. 2.18    Op 1 maart 2023 heeft een kantoorbezoek bij verweerder plaatsgevonden, waarbij ook mr. K aanwezig was. In een brief d.d. 22 maart 2023 heeft een lid van de Raad van de Orde de bevindingen van het kantoorbezoek beschreven. Tijdens het kantoorbezoek heeft verweerder kopieën van bankafschriften van de Stichting Beheer Derdengelden over de jaren 2021, 2022 en 2023 verstrekt, alsmede een pdf van een Excel-overzicht met de mutaties. Diezelfde dag heeft verweerder digitaal een pdf-overzicht met de mutaties aangeleverd. Uit die stukken (die tot het klachtdossier behoren) blijkt onder meer dat in een periode van ruim een half jaar (december 2021 tot en met juli 2022) grote bedragen (met een totaal van meer dan € 3.500.000,-, vaak overschrijvingen van € 50.000,-, vaak meerdere keren op één dag, één keer zelfs elf keer op een dag) op verweerders derdengeldenrekening zijn gestort met in de omschrijving bijvoorbeeld ‘bobcoins’ of ‘tokens’ en dat verweerder diezelfde dag of kort daarna grote bedragen heeft overgemaakt naar steeds dezelfde persoon (onder vermelding van bijvoorbeeld ‘return personal investment’ of ‘verkoop tokens’), waarbij hij – kennelijk conform afspraak – een percentage (van soms 10%) heeft ingehouden.  2.19    Op 3 maart 2023 heeft de stafjurist van de Orde van Advocaten Den Haag verweerders gemachtigde (mr. K) verzocht het (doorzoekbare) Excel-overzicht met de mutaties van de derdengeldenstichting te verstrekken, alsmede het bij de mutaties behorende dossier. Bij e-mails van 14, 22 en 29 maart 2023 heeft de stafjurist haar verzoek aan verweerder en zijn gemachtigde herhaald.  2.20    De bevindingen van het kantoorbezoek zijn vastgelegd in een brief van 22 maart 2023. Daarin staat onder meer: “Zoals gemeld dient de kantoornaam [naam kantoor] te worden aangepast. (…) Gelet op het voorgaande verzoek ik [verweerder] dan ook de naam van zijn kantoor binnen twee weken na heden aan te passen (…).  De jaarrekening over 2021 is nog niet beschikbaar. Ik heb [verweerder] erop gewezen dat die er al lang had moeten zijn gelet op het gestelde in artikel 6.5 van de Voda. (…). De verwachting is dat de cijfers binnen twee à drie weken gereed zullen zijn. De cijfers over 2022 liggen inmiddels ook bij de boekhouder. Zoals besproken ontvang ik de jaarcijfers over 2021 jaarrekening 2021 en de halfjaarcijfers over de eerste helft van 2022, alsmede een toelichting op de financiële situatie van zijn kantoor graag binnen vier weken na heden. (…) Uit de informatie bij de Kamer van Koophandel blijkt dat [verweerder] de enige bestuurder is van [de Stichting Beheer Derdengelden]. (….) [Verweerder] heeft op 8 februari jl. te kennen gegeven dat hij sinds hij de enige bestuurder is betalingen heeft verricht vanaf de derdengeldenrekening, hetgeen in strijd is met artikel 6.23 van de Voda. [Verweerder] is opgedragen om vanaf 10 februari jl. geen betalingen meer te verrichten vanaf de derdengeldenrekening zo lang geen tweede bestuurder is toegetreden. (…) Tevens is [verweerder] verzocht om er zorg voor te dragen dat er uiterlijk op 1 april a.s een tweede bestuurder is toegetreden. (….) In dat kader heeft [de stafjurist van de Orde van Advocaten] u bij e-mail d.d. 3 februari (de raad van discipline begrijpt: maart) a.s. verzocht kopie toe te sturen van het dossier [X]. Ook is u verzocht zo spoedig mogelijk het Excel bestand aan te leveren met betrekking tot de mutaties op de derdengeldenrekening. De bankafschriften hebben aanleiding gegeven tot het verzoek aan de Unit Financieel Toezicht Advocatuur om onderzoek te doen naar de bankafschriften. (….) Zoals hiervoor gemeld ontvang ik graag: Zo spoedig mogelijk: -    Kopie dossier met kenmerk [X]; -    Excel bestand mutaties derdengeldenrekening; (…) Binnen drie weken: -    Jaarstukken 2021 -    de halfjaarcijfers over de eerste helft van 2022 -    een toelichting op de financiële situatie van zijn kantoor Uiterlijk 1 april a.s.: -    Uittreksel Kamer van Koophandel [de Stichting Beheer Derdengelden] waaruit blijkt dat tweede bestuurder is toegetreden.” 2.21    Uit een uittreksel van de KvK van 4 april 2023 blijkt dat verweerder (nog steeds) alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder is van de Stichting Beheer Derdengelden. 2.22    Op 4 april 2023 is namens de deken aan verweerder en zijn gemachtigde onder meer het volgende geschreven: “Voor het eerst op 10 februari jl. heb ik [verweerder] verzocht uiterlijk op 1 april a.s. ervoor zorg te dragen dat een tweede bestuurder tot het bestuur van [de Stichting Beheer Derdengelden] zou toetreden. Dit verzoek is vervolgens nog meerdere keren herhaald, waaronder in de brief (…) van 22 maart jl. naar aanleiding van het kantoorbezoek. Helaas heb ik moeten constateren dat de stichting nog altijd uit slechts één bestuurder bestaat, hetgeen in strijd is met het gestelde in de artikelen 6.21, 6.22 en 6.23 van de Voda. Ik stel dan ook vast dat [verweerder] al – volgens opgave van de Kamer van Koophandel - sinds 21 juli 2021 in strijd met voornoemde artikelen handelt. Nu [verweerder] in de gelegenheid is gesteld om het verzuim te herstellen en hij daar niet aan heeft voldaan kan de deken niet anders dan hierover een dekenbezwaar in te dienen bij de Raad van Discipline. (…) Tevens moet ik constateren dat sprake is van een handelen in strijd met het gestelde in gedragsregel 29. Meerdere malen, te weten op 3, 14, 22 en 29 maart jl., is verzocht om het Excel-bestand met de mutaties van de derdengeldenrekening toe te zenden, alsmede kopie van het dossier met nummer [X]. Tot op heden is de gevraagde informatie nog altijd niet ontvangen. Hiermee wordt het onderzoek naar de mutaties op de derdengeldenrekening gefrustreerd. (…) Ook ten aanzien van de klacht met kenmerk K244 2022 lijkt sprake van een handelen in strijd met het gestelde in gedragsregel 29. De klacht is voor het eerst op 23 november 2022 aan [verweerder] toegezonden met het verzoek daar inhoudelijk op te reageren. Op 5 december 2022 is aan [verweerder] uitstel verleend tot 15 januari jl. voor het aanleveren van verweer. Op 17 januari jl. is nogmaals uitstel verleend tot 31 januari jl.. Op 27 januari jl. heeft [mr. K] uitstel verzocht nu zij als gemachtigde optreedt. Aan [mr. K] is uitstel verleend tot 21 februari jl.. Omdat geen verweer is ontvangen is zowel op 28 februari jl. als op 24 maart jl. een rappel gezonden. Voor het laatst is [mr. K] een termijn gegeven tot 7 april a.s. Mocht ik uiterlijk op 7 april a.s. geen verweer hebben ontvangen in de klachtzaak met kenmerk K244 2022 zal dit tevens worden meegenomen in het dekenbezwaar.” 2.23    Verweerder heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven: “Ik heb verzoeken ingediend een accountant en ben in afwachting van een reactie. Gaarne verzoek ik U om uitstel, soms gaat het niet direct. Hierom hebben ook meerdere advocaten hun derdengeldrekening opgezegd. Ik ben er dus mee bezig.” 2.24    De stafjurist van de Orde van Advocaten Den Haag heeft op 5 april 2023 gereageerd en aan verweerder onder meer geschreven: “De deken ziet niet in wat het aanleveren van de verzochte stukken te maken heeft met een accountant. Er is meermaals om de stukken verzocht en deze zijn nog altijd niet verstrekt.  U bent al sinds 21 juli 2021 de enige bestuurder van de derdengeldenstichting zodat u inmiddels bijna twee jaar lang de tijd hebt gehad om een tweede bestuurder te vinden.” 2.25    Op 10 april 2023 heeft verweerder aan het ordebureau onder meer het volgende geschreven: “De Deken neemt mij kennelijk kwalijk dat ik deze gegevens niet aangeleverd heb, maar dat deed ik onverwijld en terstond na het kantoorbezoek. Zie deze onderstaande mail.  Verder vraag ik meer tijd om op alle vragen van de Deken te reageren. (…) Ik heb de laatste jaren (...) behoorlijk wat voor mijn kiezen gekregen. (…) Ik zie best wel dat er dingen beter moeten in mijn praktijk en dat ik, na [een ingrijpende ontwikkeling in de persoonlijke levenssfeer], er wijzigingen in mijn praktijk doorgevoerd moeten worden. Maar ik heb er tijd voor nodig. Dit zijn de redenen waarom ik op de diverse fronten die er nu in mijn richting zijn, uitstel vraag.  Wat de Stichting Derdengelden heb ik een veelvoud aan advocaten gevraagd of zijn bestuurslid wilden worden: antwoord: nee.  Ik heb nu een tiental accountants benaderd. Er is al één reactie binnen; Nee, wij moeten voldoen aan “compliance regels” en die laten het niet toe.  Ik heb de notaris benaderd om de naam van het kantoor te wijzigen, als tijdens het kantoorbezoek aangegeven. Daar wordt aan gewerkt.  Wat de jaarrekening betreft; daar is de boekhouder mee bezig. De vorige boekhouder heeft zaken laten liggen. Dus dat moet zorgvuldig bijgewerkt worden.” 2.26    De deken heeft op 20 april 2023 het concept dekenbezwaar aan verweerder gestuurd en daarbij onder meer geschreven: “Ik begrijp de situatie zoals door u omschreven in uw e-mail van 10 april jl., maar ik kan niet anders dan het aangekondigde dekenbezwaar tegen u in te dienen. Er is u meerdere malen verzocht om het Excelbestand met de mutaties op de derdengeldenrekening aan te leveren, alsmede het dossier met kenmerk [X]. Daarnaast is meerdere malen verzocht om verweer te voeren in de klachtzaak met kenmerk K244 2022. Tot op heden heb ik de gevraagde informatie nog altijd niet van u ontvangen. U frustreert daarmee het onderzoek naar de mutaties op de derdengeldenrekening, alsmede het onderzoek naar de klacht die de heer [K] tegen u heeft ingediend.” 2.27    Bij e-mail van 21 april 2023 is namens de deken aan verweerder onder meer geschreven: “Op 20 april jl. is u een concept van het dekenbezwaar toegezonden met daarbij de mededeling dat het dekenbezwaar nog deze week zal worden ingediend bij de Raad van Discipline. Echter ontving de deken gisteren van de Unit FTA een voorlopige analyse naar aanleiding van de afschriften van de derdengeldenrekening. Daaruit zijn enkele vragen naar voren gekomen, waarop de deken zo spoedig mogelijk doch in ieder geval vóór 5 mei a.s. een schriftelijke reactie verwacht onder toezending van een kopie van het dossier met nummer [X], waar reeds meerdere malen om is verzocht.  Met betrekking tot het dossier [B] ontvangt de deken graag antwoord op de volgende vragen:  1.    Welke advocatuurlijke diensten zijn hier door u geleverd?  2.    Wat is de reden voor het gebruik van de derdengeldenrekening in deze zaak?  3.    Waarom worden gelden naar verschillende bankrekeningen van rechthebbende betaald, waaronder een rekening in de Arabische Emiraten?  4.    Waaruit blijkt expliciete instemming door cliënt voor het verrekenen van een percentage van de ontvangen gelden en waarom zijn de percentages regelmatig verschillend?  5.    Welke rol speelt u bij het daadwerkelijk leveren van de Bobcoins?  6.    Zijn risico’s van koersdalingen van deze cryptovaluta volledig uitgesloten voor het advocatenkantoor? 7.    Met welke reden is een lening verstrekt aan [C B.V.] en is in deze advies verstrekt?  8.    Wat is de achtergrond van de betaling aan [G], [D LLP]?  9.    Is cliëntonderzoek uitgevoerd in het kader van de Wwft?  10.    Wat is daarbij de risico-inschatting geweest? 11.    Is onderzoek gedaan naar de herkomst van de middelen, bij zowel cliënt als de particulieren die gelden inleggen?  Indien de verzochte informatie niet tijdig wordt ontvangen, zal het dekenbezwaar zoals dat reeds in uw bezit is worden aangevuld met de bevindingen uit de voorlopige analyse van de Unit FTA” 2.28    Verweerder heeft in een brief gedateerd 20 april 2023 (ontvangen op 26 april 2023) inhoudelijk gereageerd en enkele stukken uit het dossier met kenmerk [X] naar de deken gestuurd. In zijn brief schrijft verweerder onder meer:  “De verkoop van tokens heeft ook plaatsgevonden via mijn derdengeldrekening. (…)  De betalingen die via mijn derdengeldrekening liepen hadden tot doel om zeker te maken dat enerzijds de tokens aan de koper werden geleverd, en anderzijds naar [B Ltd.] zekerheid dat de koper tegen levering van de tokens betaald had. (…) Dus in feite een zgn. “escrow account”. (…) Daarbij rekende ik een percentage, wat weer in mindering komt op openstaande nota’s ten laste van [B].” 2.29    Op 10 mei 2023 is namens de deken aan verweerder en mr. S bericht dat – ondanks meermalen uitstel – van verweerder geen reactie op de klacht is ontvangen en dat de deken er vanuit gaat dat verweerder kennelijk geen verweer wenst te voeren tegen de ingediende klacht. Om die reden zal de deken haar standpunt over de klacht baseren op de zich op dat moment in het dossier bevindende stukken.  2.30    Naar aanleiding van de op 26 april 2023 van verweerder ontvangen informatie heeft de Unit FTA een notitie opgesteld met vervolgvragen, die per e-mail van 17 mei 2023 aan verweerder zijn voorgelegd. In die e-mail is vermeld dat door toezending van de stukken nog niet alle vragen zijn beantwoord, alsmede dat de stukken aanvullende vragen oproepen. Verweerder heeft niet gereageerd op deze (aanvullende) vragen.   2.31    Verweerder is per 5 augustus 2023 uitgeschreven als advocaat. Ten aanzien van de feiten overweegt de raad als volgt.  Verweerder heeft op de zitting van 7 augustus 2023 verklaard dat hij wel inhoudelijk heeft gereageerd op de hierboven onder 2.4 genoemde klacht (voorzien van inhoudsopgave en tabbladen), zo ongeveer rond de jaarwisseling 2022/2023. De raad gaat hieraan voorbij. Het had voor de hand gelegen deze reactie te verstrekken, maar dat heeft verweerder niet gedaan. Bovendien past deze stelling niet bij de nadien gevoerde correspondentie en de betwisting van de deken ter zitting van de ontvangst hiervan.   

3    BEZWAAR 3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, omdat hij in strijd heeft gehandeld/handelt met het gestelde in de artikelen 6.5 lid 1 onder b, 6.21 lid 1, 6.22 leden 3, 7 en 8 en 6.23 leden 1 en 2 en 7.4 lid 1 van de Voda en gedragsregel 29. De deken heeft dit als volgt toegelicht: a)    Administratieplicht  Verweerder heeft tijdens het kantoorbezoek op 1 maart 2023 aangegeven dat de jaarrekening over 2021 nog niet beschikbaar is. Verweerder heeft daarop een termijn van vier weken gekregen om de jaarstukken over 2021 en de halfjaarcijfers over de eerste helft van 2022 aan te leveren, alsmede een toelichting op de financiële situatie van zijn kantoor. Dat heeft hij tot op heden niet gedaan, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de stukken niet gereed zijn en verweerder aldus in strijd heeft gehandeld met artikel 6.5 lid 1 onder b van de Voda. b)    Stichting Beheer Derdengelden  Verweerder heeft sinds 21 juli 2021 een stichting beheer derdengelden ter beschikking die niet voldoet aan de eisen van artikel 6.22 van de Voda: de stichting bestaat sinds die datum uit slechts één bestuurder. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van bestuurder van de stichting alleen betalingen vanaf de derdengeldenrekening verricht. Hij heeft dit erkend en dit kan ook worden afgeleid uit de bankafschriften van de derdengeldenrekening. Verweerder is van 10 februari 2023 tot 1 april 2023 in de gelegenheid gesteld ervoor zorg te dragen dat een tweede bestuurder toetreedt tot het bestuur. Hieraan heeft hij niet voldaan.  De deken heeft de Unit Financieel Toezicht Advocatuur (FTA) onderzoek laten verrichten naar de derdengeldenrekening van verweerder. In dat kader is verweerder verzocht om het (doorzoekbare) Excelbestand met de mutaties op de derdengeldenrekening aan te leveren, alsmede kopie van dossier met kenmerk [X]. Verweerder heeft aan dit verzoek, ondanks meerdere verzoeken daartoe, geen gehoor gegeven. Dit is in strijd met artikel 6.22 lid 7 van de Voda en gedragsregel 29. Door de informatie niet aan te leveren kan niet worden vastgesteld of bepaalde mutaties op de rekening derdengelden betreffen of niet. Van enkele mutaties wordt namelijk getwijfeld of het hier wel gaat om derdengelden, terwijl de stichting beheer derdengelden voor geen ander doel mag worden gebruikt dan voor het beheer van derdengelden. Verweerder heeft hiermee gehandeld (en handelt) in strijd met artikelen 6.21 lid 1, 6.22 leden 3, 7 en 8 en 6.23 leden 1 en 2 van de Voda. c)    Kantoornaam Verweerders kantoor heeft de naam [naam kantoor]. Voor een advocaat die de praktijk zelfstandig uitoefent is het niet toegestaan om in de handelsnaam ‘advocaten’ te gebruiken, omdat hiermee de indruk wordt gewekt dat er meer advocaten werkzaam zijn. Tijdens het kantoorbezoek is verweerder verzocht zijn kantoornaam voor 5 april 2023 aan te passen. Aan dit verzoek heeft verweerder tot op heden niet voldaan. Verweerder handelt door het voeren van deze kantoornaam in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Voda.  d)    Verzoek om informatie Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 29 door de deken niet de verzochte informatie te verstrekken met betrekking tot de derdengeldenstichting, maar ook met betrekking tot de administratieplicht, alsmede door geen verweer te voeren in de onder 2.4 genoemde klacht. 

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de deken niet-ontvankelijk is in het dekenbezwaar. Verweerder heeft daartoe het volgende aangevoerd: -    De deken is er met gestrekt been ingegaan en heeft geen enkele poging ondernomen om tot een bemiddelingsgesprek in de klachtzaak te komen.  -    Het had de deken gepast om het dekenbezwaar in te trekken, nadat verweerder had aangegeven zich terug te trekken uit de advocatuur.  -    Het kantoorbezoek bij verweerder heeft op oneigenlijke redenen plaatsgevonden, te weten na de klacht van mr. S (namens K), waarna er gericht werd gezocht op verweerders kantoor naar argumenten om hem aan te spreken. -    De deken handelt in strijd met het beginsel van gelijke behandeling: er zijn 871 kantoren met financiële problemen. Als de deken stelt niet al die andere kantoren te bezoeken, dan had dat bij verweerder ook niet mogen gebeuren. 4.2    Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het dekenbezwaar moet worden verworpen. Meer subsidiair heeft verweerder melding gemaakt van de aangifte die hij heeft gedaan tegen mr. S en K en geconcludeerd tot aanhouding tot op het justitieel en strafrechtelijk onderzoek naar mr. S en K is beslist, waarbij de deken moet worden geadviseerd om met verweerder in gesprek te gaan om deze klachtzaak in der minne tot een oplossing te brengen. 4.3    Verweerder maakt bezwaar tegen publicatie van deze uitspraak in het kader van bescherming van zijn persoonsgegevens binnen de Europese interne markt conform de Algemene verordening gegevensbescherming nu publicatie naar verweerders persoon zal leiden.  4.4    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING Ontvankelijkheid dekenbezwaar 5.1    Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de deken niet-ontvankelijk is in het bezwaar. De raad overweegt allereerst dat een klacht op grond van specifieke bepalingen in de Advocatenwet niet-ontvankelijk kan worden verklaard (bijvoorbeeld vanwege termijnoverschrijding), maar niet om de redenen die verweerder heeft aangevoerd. Maar ook overigens houden de gronden van verweerder geen stand, zoals de raad hierna zal toelichten.   5.2    Dat de deken geen poging heeft ondernomen om te bemiddelen – nog los van de betwisting van die stelling door de deken – maakt niet dat de deken geen dekenbezwaar zou mogen indienen.  5.3    Verweerder is op zijn verzoek per 5 augustus 2023 uitgeschreven als advocaat. Dat betekent dat verweerder tot 5 augustus 2023 is onderworpen aan het tuchtrecht en dat het de deken vrijstaat om over verweerders handelen en/of nalaten van voor die datum een dekenbezwaar in te dienen. Dat verweerder is uitgeschreven als advocaat, betekent niet dat de deken geen belang meer heeft bij haar bezwaar. 5.4    Verweerders stelling dat het kantoorbezoek om oneigenlijke redenen heeft plaatsgevonden, mist feitelijke grondslag. Aanleiding voor het bezoek was de klacht van mr. S (namens K). Elk signaal kan voor de deken reden zijn om een kantoorbezoek te doen, terwijl de deken overigens ook zonder concrete aanleiding een kantoorbezoek kan afleggen. Van ongelijke behandeling is dan ook geen sprake. Dat tijdens het kantoorbezoek gericht is gezocht naar bepaalde zaken kan de raad niet vaststellen. 5.5    De deken is dan ook ontvankelijk in het dekenbezwaar. Geen aanhouding dekenbezwaar 5.6    De raad ziet geen reden voor aanhouding van het dekenbezwaar (zoals verweerder meer subsidiair heeft verzocht), in afwachting van het justitieel en/of strafrechtelijk onderzoek naar mr. S en K. Het gaat in dit dekenbezwaar om het handelen en/of nalaten van verweerder, waarbij de klacht van mr. S namens K slechts zijdelings een rol speelt. De raad merkt daarbij nog op dat een oplossing in der minne niet kan worden afgedwongen, ook niet door de deken.  Toetsingskader 5.7    Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen (HvD 30 augustus 2019, ECLI;NL:TAHVD:2019:125).  5.8    De advocaat is verder op grond van gedragsregel 29 jo artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is bij de uitoefening van de bevoegdheden van de deken en daartoe de benodigde informatie te verschaffen (HvD 21 augustus 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:145).  Bezwaar a - administratieplicht 5.9    Artikel 6.5 lid 1 onder b van de Voda bepaalt dat een advocaat de balans en de staat van baten en lasten binnen zes maanden na afloop van het boekjaar op schrift stelt. Uit de door de deken overgelegde stukken blijkt dat de jaarrekening over 2021, alsmede de halfjaarcijfers over de eerste helft van 2022 door verweerder niet zijn aangeleverd, ondanks meerdere verzoeken daartoe. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de jaarrekening over 2021 nog moet worden afgemaakt. Daarmee staat vast dat verweerder niet heeft voldaan aan de administratieplicht van artikel 6.5 lid 1 onder b van de Voda.   5.10    Verweerder stelt dat sprake is van overmacht onder verwijzing naar zijn persoonlijke situatie in welk kader verweerder in zijn toelichting zeer ingrijpende ontwikkelingen in zijn persoonlijke levenssfeer heeft genoemd. De raad heeft begrip voor de ernst en impact van deze omstandigheden, maar dit leidt niet tot het oordeel dat sprake is van overmacht. Verweerder heeft inmiddels ruimschoots de tijd gehad om de genoemde stukken aan te leveren (al dan niet met bijstand van anderen): er is inmiddels sprake van een vertraging van (meer dan) een jaar. Ondanks de hiervoor genoemde ingrijpende omstandigheden had verweerder de genoemde stukken inmiddels gereed moeten hebben. Ook voor de hierna (onder b, c en d) genoemde bezwaren geldt dat verweerder geen beroep op overmacht toekomt: verweerder heeft telkens meer dan voldoende tijd gehad om, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, orde op zaken te stellen.  5.11    Dit deel van het bezwaar is dan ook gegrond. Bezwaar b – Stichting Beheer Derdengelden 5.12    Artikel 6.22 lid 8 van de Voda bepaalt dat de stichting beheer derdengelden in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie er ten minste één advocaat is. Verweerder is sinds 21 juli 2021 alleen/zelfstandig bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden. Verweerder heeft ook erkend dat hij enig bestuurder is en dat hij zelfstandig betalingen heeft verricht. De deken heeft verweerder in de gelegenheid gesteld alsnog zorg te dragen voor een tweede bestuurder, maar hieraan heeft verweerder niet voldaan. Volgens verweerder is de reden hiervoor dat hij niemand kon vinden die als bestuurder wilde toetreden. Uiteindelijk heeft verweerder enige maanden geleden de derdengeldenrekening laten opheffen. Dat neemt echter niet weg dat verweerder in ieder geval van 21 juli 2021 tot 4 april 2023 in strijd heeft gehandeld met artikel 6.22 lid 8 van de Voda. Daarvan kan hem een verwijt worden gemaakt.  5.13    Artikel 6.22 lid 7 van de Voda bepaalt dat de stichting beheer derdengelden zich ertoe verbindt om de deken desgevraagd de informatie te verschaffen die op grond van de Advocatenwet of de Voda wordt verlangd van advocaten. In gedragsregel 29 staat dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk verzoek verband houdt of een verzoek om medewerking op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de betrokken advocaat verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen. 5.14    Duidelijk is dat verweerder tijdens het kantoorbezoek op 1 maart 2023 kopieën van bankafschriften van de Stichting Beheer Derdengelden heeft verstrekt. Ook heeft verweerder diezelfde dag digitaal een overzicht met de mutaties naar het ordebureau gestuurd. Daarop is op 3 maart 2023 aan verweerder verzocht om het (doorzoekbare) Excel-bestand met de mutaties te verstrekken, alsmede het dossier met kenmerk [X]. Dit verzoek is op 14, 22 en 29 maart 2023 herhaald. Verweerder heeft het betreffende Excel-bestand tot op heden niet aan de deken verstrekt. Ook heeft hij het verzochte dossier slechts ten dele verstrekt. Dat is in strijd met gedragsregel 29 en – waar het de mutaties betreft – artikel 6.22 lid 7 van de Voda.  5.15    Verweerder heeft daarmee ook gehandeld in strijd met artikel 6.23 leden 1 en 2 van de Voda, waarin is bepaald dat een advocaat die bestuurder is van een stichting derdengelden gehouden is de bepalingen van de Voda na te leven. Dit deel van het bezwaar is dan ook gegrond.  5.16    Ter vermijding van misverstand overweegt de raad dat de klacht van de deken uitsluitend betrekking heeft op het bestuur van de stichting beheer derdengelden en het niet verstrekken van de gevraagde informatie en dat de klacht geen betrekking heeft op mutaties op de derdengeldenrekening (die kennelijk nog bij de deken in onderzoek zijn). De raad zal dan ook in deze zaak geen oordeel (kunnen) geven over de mutaties op de derdengeldenrekening. Bezwaar c - kantoornaam 5.17    Artikel 7.4 lid 1 van de Voda bepaalt dat een advocaat in zijn optreden naar buiten vermijdt dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking. In de toelichting staat vermeld dat het voor een advocaat die de praktijk zelfstandig uitoefent niet is toegestaan in zijn handelsnaam “[X] advocaten” te gebruiken, omdat hiermee de indruk wordt gewekt dat er meer advocaten werkzaam zijn.  5.18    Verweerder voert zelfstandig kantoor onder de naam [naam kantoor]. Dit is in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Voda. De deken heeft verweerder hierop gewezen en hem verzocht zijn kantoornaam aan te passen. Hoewel verweerder de deken heeft laten weten tot wijziging van de kantoornaam over te zullen gaan, heeft hij dat niet gedaan. Daarmee heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.  Bezwaar d – verzoek om informatie 5.19    Zoals hiervoor bij de bespreking van bezwaar b al overwogen, heeft verweerder in strijd gehandeld met gedragsregel 29 door de deken niet de verzochte informatie te verstrekken met betrekking tot de derdengeldenrekening. Ook het handelen in strijd met de administratieplicht (bezwaar a) is in strijd met gedragsregel 29. Daarnaast heeft verweerder, anders dan verzoeken om uitstel, geen reactie gegeven op de klacht van mr. S (namens K), waarbij in het oog springt dat verweerder op een gegeven moment helemaal niet meer reageert op rappels van/namens de deken. Zoals vermeld, gaat de raad voorbij aan de stelling van verweerder dat hij wel een verweer heeft ingediend, omdat hiervan niet is gebleken. Verweerder heeft ook op dit punt gehandeld in strijd met gedragsregel 29. Ook dit deel van het bezwaar is gegrond.   Conclusie 5.20    Het dekenbezwaar is in alle onderdelen gegrond.  5.21    Verweerder maakt nog bezwaar tegen publicatie van deze uitspraak, omdat de publicatie naar zijn persoon zal leiden. De raad zal echter, zoals gebruikelijk, overgaan tot publicatie. Het algemeen belang bij publicatie van de uitspraak weegt zwaarder dan verweerders persoonlijke belang. Overigens zal de raad, zoals beleid is, de naam van verweerder en de naam van zijn kantoor in de gepubliceerde versie van deze uitspraak anonimiseren. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te voldoen aan gedragsregel 29 en verschillende bepalingen in de Voda. Verweerder heeft niet voldaan aan de administratieplicht, zijn kantoornaam niet aangepast en is alleen bestuurder geweest van de Stichting Beheer Derdengelden. Daarbij heeft hij, ondanks meerdere verzoeken van de deken, informatie over onder meer de derdengeldenrekening niet verstrekt. Dit terwijl de wel door verweerder verstrekte informatie – die zich in het dossier van de raad bevindt – op het eerste gezicht vragen oproept over de juistheid van het gebruik van de derdengeldenrekening (zie 2.18). De raad merkt daarbij op dat de mutaties nog niet ter beoordeling aan de raad voorliggen, nu deze kennelijk nog in onderzoek zijn bij de deken. Dit klemt te meer nu verweerder gedurende een lange periode alleen bestuurder is geweest van de Stichting Beheer Derdengelden en zelfstandig betalingen van de derdengeldenrekening heeft verricht.  6.2    Dit handelen en nalaten van verweerder rekent de raad hem zwaar aan. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen de oplegging van een forse maatregel. 6.3    De raad houdt daarbij ook rekening met de (impact van de) ingrijpende persoonlijke omstandigheden en de lange staat van dienst van verweerder. Ook houdt de raad rekening met het tuchtrechtelijk verleden van verweerder. Aan verweerder zijn sinds 2017 meerdere tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, waaronder een onvoorwaardelijke schorsing van vier weken (in 2018) en een schorsing van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk (in 2020). Eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen zijn blijkbaar onvoldoende geweest om het tij te keren. 6.4    De raad houdt geen rekening met het feit dat verweerder zich inmiddels heeft laten uitschrijven als advocaat. Dit neemt immers niet weg dat verweerder voorafgaand aan zijn uitschrijving tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  6.5    Voor de door de deken gewenste schrapping ziet de raad op dit moment geen aanleiding. De raad ziet in de aard en ernst van verweerders handelen en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder wel aanleiding om verweerder onvoorwaardelijk te schorsen voor de duur van 26 weken. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING  7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat.  7.2    Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85lNGB0000079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 26 (zesentwintig) weken op; -    bepaalt dat deze schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat: -     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,  -     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk, E.A.L. van Emden, W. Knoester en F.G.L. van Ardenne, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.