Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:153
Zaaknummer
230129H
Inhoudsindicatie
Verzoek tot herziening van een beslissing op grond van artikel 13 Advw niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 11 september 2023
in de zaak met nummer 230129H
naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:
verzoekster
1 DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT
1.1 Op 15 mei 2023 heeft verzoekster de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland verzocht om op grond van artikel 13 Advocatenwet (Advw) een advocaat toe te wijzen. De deken heeft het verzoek op 16 mei 2023 afgewezen.
1.2 Verzoekster heeft op 19 mei 2023 beklag ingesteld tegen de beslissing van de deken. Bij beslissing van 31 mei 2023 heeft het hof het beklag ongegrond verklaard. De beslissing is onder nummer ECLI:NL:TAHVD:2023:74 gepubliceerd op tuchtrecht.nl.
2 HET VERZOEK TOT HERZIENING
2.1 Verzoekster heeft op 1 juni 2023 verzocht om herziening van de beslissing van het hof.
2.2 De herzieningskamer van het hof heeft bij de beoordeling van het verzoek kennisgenomen van:
het dossier met nummer 230129; het (aangevulde) herzieningsverzoek, met bijlagen; het verweer van de deken van 6 juni 2023; de repliek van 6 juni 2023; de dupliek van 7 juni 2023.
2.3 Op verzoek van verzoekster is ook dossier met nummer 230205 aan de processtukken van het onderhavige beklag toegevoegd. Dit dossier betreft een beklag op grond van artikel 13 Advw dat op 19 juli 2023 door verzoekster is ingediend. Dat beklag is op 25 juli 2023 door verzoekster ingetrokken, waarna het hof het dossier heeft gesloten. Volgens verzoekster is dossier 230205 wel ook relevant voor de beoordeling van dossier 230129H. Het hof volgt verzoekster daarin niet. Dossier 230205 betreft een andere beklagzaak, die bovendien door verzoekster is ingetrokken. Het hof neemt dossier 230205 daarom niet mee bij de beoordeling van het onderhavige beklag (zaaknummer 230129H).
2.4 Verzoekster heeft op 7 juni 2023 – in reactie op de dupliek van de deken - een e-mail met bijlagen ingediend bij het hof. De griffier heeft laten weten dat het hof zal beslissen of de stukken in het dossier gevoegd zullen worden.
2.5 De deken heeft op 13 juni 2023 op die nadere e-mail met bijlagen gereageerd. Verzoekster heeft vervolgens op 15 juni 2023, op 19 juni 2023 en vervolgens nog eens op 31 juli 2023 reacties ingediend bij het hof.
2.6 Het hof zal bij de beoordeling van het herzieningsverzoek geen acht slaan op de hiervoor in 2.4 en 2.5 opgesomde stukken. Redengevend is dat de stukken zijn ingediend op een moment dat het schriftelijk onderzoek zoals bedoeld in artikel 4 van het Herzieningsprotocol en artikel 4 van het Procesreglement hof van discipline en uiteengezet in de brief van 5 juni 2023 al was gesloten. Het hof ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken.
2.7 Het beklag is in raadkamer behandeld.
3 BEOORDELING
de mogelijkheid tot herziening
3.1 De herzieningskamer stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Daarom is een verzoek tot herziening van een uitspraak van het hof in beginsel niet-ontvankelijk en neemt het hof zo’n verzoek niet in behandeling.
3.2 In het Herzieningsprotocol van het hof (artikel 1.3) is, bij wijze van uitzondering, bepaald dat alleen een verzoek van advocaat aan wie een maatregel is opgelegd, in de gevallen genoemd in artikel 1.2 van het Herzieningsprotocol, ontvankelijk is. Verzoekster valt niet onder deze uitzondering.
3.3 Ondanks deze beperkte mogelijkheid om een herzieningsverzoek in te dienen, wordt een verzoek om herziening ook in andere gevallen wel ontvankelijk verklaard als sprake is van schending van een of meer fundamentele rechtsbeginselen. Zo heeft de herzieningskamer verzoekster eerder in een verzoek tot herziening in een beklagzaak wel ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:TAHVD:2022:141).
3.4 De herzieningskamer zal ook in deze zaak beoordelen of sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel, zodanig dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Hierbij zij opgemerkt dat een (gestelde) onjuiste toepassing van een regel door het hof geen grond is voor herziening en evenmin een (vermeend) gebrek aan motivering van de uitspraak van het hof.
herzieningsverzoek
3.5 Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden omdat het hof geen acht heeft geslagen op alle door verweerster ingediende stukken. Verzoekster stelt verder dat de beslissing van het hof onvoldoende is gemotiveerd. De stellingen van verzoekster worden hierna, voor zover van belang, verder besproken.
de reactie van de deken op het herzieningsverzoek
3.6 De deken voert verweer en stelt dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het herzieningsverzoek. Het verweer van de deken wordt hierna, voor zover van belang, besproken.
ontvankelijkheid van het herzieningsverzoek
3.7 De herzieningskamer stelt vast dat in de ontvangstbevestiging van 22 mei 2023 in de zaak met nummer 230129 mededeling is gedaan over de wijze van onderzoek in die zaak. In die brief is onder meer het volgende geschreven:
“(…) Na ontvangst van het verweerschrift van de deken heeft u tot 25 mei 2023 de tijd om éénmalig stukken in te dienen. (…)”
3.8 Uit de beslissing van 31 mei 2023 in zaak met nummer 230129 blijkt van welke stukken het hof kennis heeft genomen en welke stukken zijn meegenomen in de beraadslagingen. Uit overweging 2.3 van de beslissing blijkt ook van welke stukken het hof geen kennis heeft genomen:
[Verzoekster] heeft zonder tussenkomst van haar gemachtigde op 24 mei 2023 tien e-mails, met bijlagen, naar het hof gestuurd. Op 25 mei 2023 heeft [verzoekster] vier e-mails, met bijlagen, naar het hof gestuurd, ook zonder tussenkomst van haar gemachtigde. Deze e-mails voldoen niet aan de voorwaarden die het hof in het bericht van 22 mei 2023 heeft gesteld. De e-mails zijn daarom niet aan het dossier toegevoegd.
3.9 Verzoekster stelt dat het hof fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden door geen kennis te nemen van de in overweging 2.3 van de beslissing genoemde stukken. Met deze stelling gaat verzoekster ervan uit dat het hof kennis moet nemen van alle stukken die zij aan het hof en aan de deken heeft gestuurd. Ten onrechte; het hof mag voorwaarden stellen aan het moment waarop stukken worden ingediend en het aantal stukken. Die voorwaarden vinden hun basis in het procesreglement. Het hof heeft met de brief van 22 mei 2023 voorwaarden gesteld overeenkomstig de procedure zoals omschreven in artikel 10 van het procesreglement, met dien verstande dat de termijnen zijn verkort in verband met het spoedeisende karakter van zaak met nummer 230129.
3.10 Naar het oordeel van de herzieningskamer had het hof goede gronden om de stukken zoals bedoeld in overweging 2.3 buiten beschouwing te laten en is daarom van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel geen sprake. De ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening kan dus niet daarop worden gebaseerd.
3.11 De stelling van verzoekster dat de beslissing van het hof onvoldoende is gemotiveerd kan, zoals al overwogen, evenmin leiden tot ontvankelijkheid van het herzieningsverzoek. Een herzieningsprocedure is immers slechts bedoeld als middel tot reparatie in het geval dat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Een mogelijkheid tot herziening is niet bedoeld als een (verkapt) rechtsmiddel tegen een onwelgevallige uitspraak.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar herzieningsverzoek.
Deze beslissing is gewezen door E.W. de Groot , voorzitter, W.F. Boele en J.M. Louwrier , leden, in tegenwoordigheid van A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023.
Griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 september 2023 .