Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:191

Zaaknummer

23-047/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk, want te laat ingediend.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 september 2023 in de zaak 23-047/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 maart 2023 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerster gemachtigde: mr. L.K. de Haan

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 25 mei 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend. 1.2    Op 12 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/96 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 29 maart 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht: -    voor zover deze ziet op de periode voor 25 mei 2019, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaard; -    voor het overige, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 29 maart 2023 verzonden aan partijen. 1.4    Op 29 april 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 29 april 2023 ontvangen. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 augustus 2023. Daarbij waren klaagster, verweerster en haar gemachtigde aanwezig. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de ter zitting door klaagster overgelegde stukken.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.  2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING 4.1    Voordat de raad het verzet inhoudelijk kan beoordelen, moet de raad ambtshalve vaststellen of klaagster kan worden ontvangen in haar verzet. Op grond van artikel 46 lid 1 van de Advocatenwet kan een klager tegen een beslissing van de voorzitter binnen 30 (dertig) dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing verzet instellen bij de raad van discipline.  4.2    Duidelijk is dat de voorzittersbeslissing op 29 maart 2023 per aangetekende e-mail naar partijen is gestuurd. Klaagster kon dus uiterlijk op 28 april 2023 haar verzetschrift indienen. Zij heeft haar verzetschrift echter een dag later, op 29 april 2023, ingediend. Dat is buiten de hiervoor genoemde termijn van 30 dagen en dus te laat. 4.3    Klaagster heeft uitgelegd dat zij door onder meer hoofdpijn en een gebrek aan rust niet elke dag achter de computer kan zitten. Dat is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.  4.4    Het verzet tegen de voorzittersbeslissing is dan ook te laat ingediend en wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.  4.5    Ten overvloede overweegt de raad nog dat klaagster in haar verzet geen concrete verzetgronden heeft gesteld, waardoor een inhoudelijke behandeling van het verzet niet tot een voor haar positieve beoordeling zou hebben geleid. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2023.