Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-09-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:161
Zaaknummer
220048
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging beslissing raad voor zover in hoger beroep nog aan de orde. Hoger beroep van klager tegen ongegrond verklaarde klachtonderdelen (betreffende dienstverlening eigen advocaat) faalt.
Uitspraak
Beslissing van 15 september 2023
in de zaak 220048
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 10 januari 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) in de zaak met nummer 21-020/AL/NN. De raad heeft de klachtonderdelen 3.1 onder a), b), c) en g) gegrond verklaard, de klachtonderdelen 3.1 onder d), e), f), h), en i), 3.2 en 3.3 ongegrond verklaard, aan verweerder de maatregel van een waarschuwing opgelegd en verweerder veroordeeld in de proceskosten, waaronder het griffierecht van € 50,- en de reiskosten van € 50,- aan klager.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:5 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 7 februari 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de aanvulling op het beroepschrift van 9 februari 2022;
- de aanvulling op het beroepschrift van 17 februari 2022.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 juli 2023. Daar is verweerder verschenen. Klager was met bericht van verhindering afwezig.
3 FEITEN
3.1 In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
(…)
d) geen antwoorden te geven op vragen van klager en hem niet uit te leggen waarom stellingen van klager geen gevolgen hadden voor een eventuele procedure;
(…)
4.2 Klager heeft op 15 juni 2020 een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. De klachtenfunctionaris zou bij brief van 31 juli 2020 daarop hebben gereageerd. Die brief zou per e-mail zijn verzonden maar klager heeft die e-mail niet ontvangen. Verweerder weigerde die brief opnieuw aan klager te verzenden en om aan te tonen dat de e-mail verzonden is. Klager stelt dat verweerder valsheid in geschrifte heeft gepleegd en heeft daarvan aangifte gedaan.
4.3 Klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld, maar verweerder heeft niet aangegeven dat hij die aansprakelijkheidsstelling aan zijn verzekeraar heeft doorgegeven.
5 BEOORDELING
omvang hoger beroep en ontvankelijkheid
5.1 Het hoger beroep van klager, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel 4.1 onder d) en de hiervoor in 4.3 geformuleerde klacht, is door het hof tijdig, te weten binnen de beroepstermijn van 30 dagen, ontvangen. Het aanvullend beroepschrift van 17 februari 2022, dat betrekking heeft op de in 4.2 geformuleerde klacht is ontvangen na afloop van de beroepstermijn. Omdat alle beroepsgronden binnen de beroepstermijn moeten worden geformuleerd (artikel 56 lid 3 Advocatenwet), is klager niet-ontvankelijk in het beroep met betrekking tot klachtonderdeel 4.2.
5.2 Op grond van het voorgaande zijn alleen de klachtonderdelen 4.1 onder d) en 4.3 in hoger beroep nog aan de orde.
beoordeling door het hof
5.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich daarom aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe. Verweerder heeft klager op 11 juli 2018 en op 17 februari 2020 uitvoerig en gemotiveerd geadviseerd. Daarbij heeft hij klager medegedeeld dat en waarom hij geen kans van slagen zag in de door klager gewenste procedure. Anders dan klager stelt, is verweerder in zijn advisering niet voorbijgegaan aan de (voor die adviezen relevante) vragen en stellingen van klager. Uit het dossier blijkt verder dat klager verweerder op 15 juni 2020 aansprakelijk heeft gesteld en gemeld heeft dat hij verdere correspondentie met verweerder zelf zou voeren als verweerder hem niet binnen 10 dagen de gegevens van de verzekeraar zou doorgeven. Op die aansprakelijkstelling is namens verweerder geantwoord dat verweerder de aansprakelijkheid bij zijn verzekeraar zou melden zodra klager de aansprakelijkstelling nader zou hebben onderbouwd. De gevraagde nadere onderbouwing is uitgebleven. Verweerder heeft jegens klager niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager eerst een nadere onderbouwing van de aansprakelijkstelling te vragen alvorens in te gaan op vragen over (de melding aan) zijn verzekeraar.
5.4 Op grond van het voorgaande verwerpt het hof de beroepsgronden van klager. De beoordeling van de raad wordt bekrachtigd.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover het klachtonderdeel 4.2 betreft;
- bekrachtigt de beslissing van 10 januari 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met nummer 21-020/AL/NN, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. T.E. van der Spoel en
F.C. van der Jagt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 15 september 2023 .