Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:199

Zaaknummer

23-201/DH/DH

Inhoudsindicatie

Klacht niet-ontvankelijk, omdat klager niet bevoegd is om de vennootschap rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Daarnaast ziet de klacht op klagers belangen als privépersoon en niet op de belangen van de vennootschap.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 september 2023 in de zaak 23-201/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 7 november 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 15 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk AB175 2022 ia/ak van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 juli 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 respectievelijk 1 tot en met 13. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 27 maart 2023 nagezonden e-mail met bijlagen.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager is betrokken geweest bij drie ondernemingen, te weten [VRA] B.V., [VRC] VOF en [EC] BV. De echtgenote van klager was enig aandeelhouder van [VRA] B.V., klager was daarvan gemachtigde. De VOF dreef klager samen met zijn echtgenote.  2.3    Op 24 oktober 2017 is [VRA] B.V. failliet verklaard. Kort voor dit faillissement is [EC] B.V. opgericht. De vader van klager was en is enig aandeelhouder van deze vennootschap. 2.4    In november 2017 is verweerder advocaat geworden van [EC] B.V. Klager fungeerde daarbij als contactpersoon voor de vennootschap.  2.5    De echtgenote van klager heeft begin 2018 een faillissementsaanvraag ingediend voor de VOF en haar firmanten (zijnde zijzelf en klager). Verweerder heeft daartegen verweer gevoerd, waarna de aanvraag is afgewezen.  2.6    [EC] B.V. heeft de activiteiten van de failliete B.V. en van de VOF voortgezet en de schulden van de VOF gesaneerd. Eén van de schuldeisers van de VOF was ING. 2.7    Het kantoor van verweerder heeft voor de werkzaamheden voor [EC] B.V. in de periode 2017 tot en met 2021 aan haar 27 facturen met urenspecificaties verzonden. Deze facturen zijn, met uitzondering van de laatste twee facturen (ad totaal EURO 1.742,40), zonder protest voldaan.  2.8    Vanwege een onoverbrugbaar verschil van inzicht met klager over de aanpak van de zaak heeft verweerder op 22 november 2021 zijn werkzaamheden voor [EC] B.V., neergelegd.  2.9    Op 4 november 2022 heeft verweerder per e-mail klager gewezen op de sinds medio 2021 openstaande facturen van [EC] B.V. .  2.10    Op 7 november 2022 heeft klager onderhavige klacht ingediend.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij: a)    zich niet heeft gehouden aan de vaste prijsafspraak en de voor het in behandeling nemen van de zaak betaalde borg niet heeft terugbetaald; b)    niet heeft voldaan aan de overdracht van het dossier met alle stukken van de verleende rechtsbijstand aan de onderneming c.q. niet heeft voldaan aan het gestelde in de artikelen 12 en 15 van de AVG; c)    een datalek niet heeft gemeld.

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING Ontvankelijkheid 5.1    Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen. Gelet hierop is het de vraag of aan klager enig klachtrecht toekomt.  5.2    De raad beantwoordt die vraag ontkennend. Uit de stellingen van partijen en de zich in het dossier bevindende stukken blijkt immers dat de opdrachtgever van verweerder [EC] was en dat de vader van klager de enig aandeelhouder/bestuurder van deze vennootschap was. Klager trad weliswaar op als contactpersoon en aanspreekpunt, maar heeft geen bevoegdheid om de vennootschap rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Daarnaast ziet de klacht van klager blijkens zijn eigen stellingen op zijn belangen als privé-persoon en niet op de belangen van de vennootschap.  5.3    Gelet op het voorgaande zal de raad de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht niet-ontvankelijk. 

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A.N. Kampherbeek, J.G. Colombijn-Broersma, D.G.M. van den Hoogen en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.