Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:146

Zaaknummer

220178

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad. De klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters moeder. De eerste vier klachtonderdelen zien op handelen van verweerder waarover enkel zijn eigen cliënte kan klagen en daarom niet-ontvankelijk. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder persoonlijke informatie over klaagster gebruikt zonder doel of op ontoelaatbare wijze en omdat niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster heeft gekleineerd.

Uitspraak

 

                                     

Beslissing van 4 september 2023

in de zaak 220178

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 9 mei 2022 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) in de zaak met nummer 21-1030/DB/LI. De raad heeft klaagster voor wat betreft klachtonderdelen a, b, c en d niet-ontvankelijk verklaard en de klachtonderdelen e en f ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2022:71 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing van de raad is op 8 juni 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

-  de stukken van de raad;

-  het verweerschrift van verweerder.

  2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 2 juni 2023. Daar zijn klaagster met haar gemachtigde B. en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van klaagster aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast

​​​​​​​3.2 Klaagster is verwikkeld in een geschil met haar moeder over onder meer een schenking die moeder wilde herroepen. De moeder van klaagster heeft op 9 augustus 2020 aan de broer van verweerder een volmacht gegeven om haar belangen te behartigen. De broer van verweerder heeft op zijn beurt verweerder ingeschakeld om de moeder van klaagster in de procedure tegen klaagster bij te staan. De broer van verweerder is oud-notaris en is als notaris betrokken geweest bij verschillende transacties tussen klaagster enerzijds en haar ouders anderzijds.

​​​​​​​3.3 Op 19 november 2020 heeft de rechtbank Limburg in kort geding vonnis gewezen en de vorderingen van de moeder van klaagster afgewezen. Klaagster werd in datzelfde vonnis voor wat betreft haar reconventionele vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster heeft vervolgens een bodemprocedure jegens haar moeder aanhangig gemaakt. Verweerder heeft in die bodemprocedure de moeder van klaagster bijgestaan. Op 6 september 2021 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Bij die comparitie was de moeder van klaagster in persoon aanwezig. Bij vonnis van 8 december 2021 zijn de vorderingen van klaagster afgewezen en zijn de reconventionele vorderingen van haar moeder toegewezen.

​​​​​​​3.4 Klaagster is van het vonnis van 8 december 2021 in hoger beroep gegaan. Daarnaast hebben partijen nog enkele procedures gevoerd, waarvan thans al dan niet een hoger beroep aanhangig is.

 

4 KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat:

a.    haar moeder op onverantwoorde wijze is ondergebracht bij verweerder;

b.    verweerder niet functioneert volgens de kernwaarden onafhankelijk, partijdig, integer, vertrouwenspersoon met geheimhouding en deskundig;

c.     er sprake is van behartiging van tegenstrijdige belangen vanwege de familierelatie tussen verweerder en zijn broer, die gevolmachtigde is van haar moeder;

d.    verweerder alle informatie en opdrachten ontvangt van de broer en niet van zijn cliënte;

e.    verweerder persoonlijke informatie gebruikt over klaagster die hij via de broer verkrijgt en in de bodemprocedure pijnlijke informatie meldt waarvan het doel voor de zaak onduidelijk is.

f.     verweerder haar kleineert in zijn schrijven en een onjuiste en onrechtmatige positie toewijst en doelbewust treitert. 

 

5 BEOORDELING

overwegingen raad

​​​​​​​5.1 De raad heeft de klachtonderdelen a, b, c en d niet-ontvankelijk verklaard met de volgende overwegingen. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

De klachtonderdelen hebben betrekking op het handelen van verweerder ten opzichte van zijn cliënte, de moeder van klaagster. Klaagster heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klachten aangegeven dat zij haar klachten heeft ingediend als dochter van haar moeder en niet namens haar moeder. Klaagster heeft niet kunnen toelichten dat zij bij deze eerste vier klachtonderdelen een eigen belang heeft. Zonder dat eigen belang komt klaagster geen klachtrecht toe

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel e heeft de raad overwogen dat het voor klaagster bijzonder pijnlijk moet zijn geweest om in een gerechtelijke procedure te moeten horen dat zij twee halfzussen heeft. Dat dergelijke uitlatingen pijnlijk (kunnen) zijn, betekent echter niet dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Evenmin heeft de raad kunnen vaststellen dat de belangen van klaagster nodeloos en op een ontoelaatbare wijze zijn geschaad.  

5.3 Klachtonderdeel f is door de raad ongegrond verklaard, omdat uit de overgelegde stukken niet gebleken is dat verweerder zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten. Verweerder heeft steeds in zakelijke bewoordingen het standpunt van zijn cliënte naar voren gebracht. Dat die standpunten klaagster onwelgevallig waren, wil niet zeggen dat sprake is van kleineren of treiteren. Daarvan is de raad niet gebleken.

Beroepsgronden algemeen

​​​​​​​5.4 Klaagster heeft in beroep onder meer aangevoerd dat er vanaf 2020 vijf juridische geschillen zijn geweest, waarvan er twee nog lopen. Verweerder gebruikt informatie uit de klachtzaak in de procedures en beschuldigt klaagster van “schaamteloos bedrog” en het niet willen stoppen “met het  plunderen van het vermogen van haar moeder”. Klaagster heeft in het belang van haar moeder de klacht ingediend, maar begrijpt nu dat zij haar eigen belangen dient aan te geven. Dat is haar niet gemeld. Zij is ervan uitgegaan dat iedereen wel ziet dat verweerder in opdracht van zijn broer probeert alles van haar af te pakken. Ten onrechte heeft de raad geen oog gehad voor de inbreng door klaagster van jurisprudentie over onafhankelijkheid en tegenstrijdige belangen.

De kern van klaagsters klacht ligt in het behoud van de schenkingen die haar ooit rechtmatig zijn toegekomen en die men nu van haar wil afpakken met valse voorwendselen. Klaagster mocht bij de raad niet op de inhoud ingaan en verweerder is die gelegenheid wel gegeven. De raad had moeten vaststellen of de informatie van verweerder wel klopte. De raad doet onjuiste aannames en heeft die niet getoetst. In het voorjaar 2020 had de moeder van klaagster geen volmacht afgegeven en zij wist niets van de acties van verweerders broer. Verweerder heeft een opdracht aangenomen van zijn broer, die daartoe niet bevoegd was en zonder dat klaagsters moeder er iets vanaf wist.

Ontvankelijkheid klachtonderdelen a t/m d

​​​​​​​5.5 De raad heeft de toelichting van klaagster niet begrepen. De oud-notaris heeft klaagster in 2017 als een baksteen laten vallen en heeft veel fouten gemaakt. De constructie is geen oudedagsvoorziening, maar een schenking aan klaagster. De “pijnlijke inhoudelijke informatie” waar de raad het over heeft gaat niet alleen over de halfzussen, maar betreft ook medische informatie, een IVF-behandeling die klaagster nooit gehad heeft en een psychologisch rapport. Verweerder heeft gebruik gemaakt van onrechtmatig verkregen en onzorgvuldig toegepaste en verdraaide informatie met het uitsluitend doel de rechtbank te misleiden en klaagster te treiteren en kleineren.

Klachtonderdelen e en f

​​​​​​​5.6 De klachtonderdelen e en f zijn ten onrechte ongegrond verklaard. Volgens klaagster is onrechtmatig verkregen, vertrouwelijke informatie die de broer van verweerder heeft ontvangen tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden als notaris doelbewust gebruikt om de voormalig cliënt van de notaris - klaagster - te treiteren en te kleineren en de rechtbank in verwarring te brengen. Klaagster gaat uitgebreid in op de achtergronden van het geschil met haar moeder en haar visie daarop. Met als conclusie dat niemand het recht heeft om hetgeen haar ooit rechtmatig geschonken is weer af te pakken. Verweerder en zijn broer profiteren van de situatie. Tot slot gaat klaagster nog in op het declareren door verweerder aan haar moeder.

verweer in beroep

​​​​​​​5.7 Op het verweer in beroep zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

maatstaf

​​​​​​​5.8 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.

ontvankelijkheid klachtonderdelen a tot en met d

5.9       Het hof stelt vast dat de klachtonderdelen a tot en met d gaan over de verhouding tussen de moeder van klaagster en haar advocaat. Het gaat dan om de manier waarop verweerder als advocaat de belangen van de moeder als zijn cliënte behartigt, in zaken waarin klaagster de wederpartij is van haar moeder. Over die belangenbehartiging en de afspraken die deze advocaat in dat kader met zijn cliënte maakt, kan de wederpartij niet klagen. Daar mag de wederpartij (in dit geval dus de dochter/klaagster) niet in treden. Dat is immers een interne kwestie tussen de advocaat en zijn cliënte, waarover alleen de cliënte kan klagen. Een dochter kan in principe namens haar moeder klagen, maar alleen als is gebleken dat die moeder het daarmee eens is. In dit geval heeft klaagster geen toestemming van haar moeder om namens haar te klagen. Dat klaagster – naar zij stelt – een bezorgde dochter van haar moeder is, geeft haar nog niet de mogelijkheid om zelfstandig te klagen over de wijze waarop verweerder de belangen van haar moeder behartigt in de geschillen met klaagster. De raad heeft de klachtonderdelen a tot en met d dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

klachtonderdelen e en f

5.10 De klachtonderdelen e en f gaan over klaagster zelf en haar positie als wederpartij in de gevoerde procedures. Daarover kan zij wel – als wederpartij – klagen en daarom is zij in deze klachtonderdelen wel ontvankelijk. Deze klachtonderdelen moeten getoetst worden aan de maatstaf die in 5.8 is beschreven.

5.11 Klaagster beklaagt zich over pijnlijke en persoonlijke informatie, die verweerder zonder doel zou hebben gebruikt en waarmee zij zich gekleineerd en getreiterd voelt. Het hof is van oordeel dat vermelding van het bestaan van twee halfzussen van klaagster zinvol en nodig was, omdat de constructie van de schenkingen indertijd was opgezet om de erfenis uit handen van die twee halfzussen te houden. Hoewel deze (tot dan toe aan klaagster onbekende) informatie voor haar pijnlijk moet zijn, bestond er een duidelijk belang voor verweerder namens zijn cliënte om die constructie op deze wijze toe te lichten. Verweerder heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Hetzelfde geldt voor de vermelding van een IVF-behandeling, die door de cliënte van verweerder ten behoeve van klaagster betaald zou zijn. Verweerder heeft toegelicht dat het een vordering betreft van zijn cliënte op klaagster. In een procedure moet zo’n vordering worden onderbouwd, onder meer met de grondslag daarvan. Die grondslag is volgens de moeder van klaagster gelegen in een lening voor een IVF-behandeling. Verweerder heeft hiermee niet ongeoorloofd persoonlijke informatie over klaagster in het geding gebracht. Klaagster heeft aangevoerd dat zij nooit een IVF-behandeling heeft ondergaan. Ook als die stelling juist is (wat het hof niet kan vaststellen), is het handelen van verweerder nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarvan zou eerst sprake zijn als verweerder van de onjuistheid wist of behoorde te weten. Daarover heeft klaagster niets gesteld. Meer in het bijzonder is niet duidelijk geworden waarom verweerder in deze kwestie niet mocht afgaan op wat zijn cliënte hem meedeelde. Voor het overige heeft het hof in het dossier geen medische informatie aangetroffen en evenmin aanwijzingen dat verweerder op ontoelaatbare wijze (al dan niet onjuiste) medische informatie van klaagster heeft gebruikt. Waar klaagster verder nog stelt dat verweerder informatie heeft gebruikt die onrechtmatig verkregen en verdraaid zou zijn, en dat hij daarmee de rechtbank heeft willen misleiden, heeft zij haar stellingen onvoldoende onderbouwd en is het hof daarvan niet gebleken. Evenmin heeft het hof kunnen vaststellen dat verweerder klaagster heeft willen kleineren en treiteren, of dat hij haar anderszins onnodig grievend heeft bejegend.

5.12     De beslissing van de raad wordt op grond van het voorgaande bekrachtigd.

 

 

6 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

-           bekrachtigt de beslissing van 9 mei 2022 van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch in de zaak met nummer 21-1030/DB/LI.

 

Deze beslissing is gewezen door  mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren, A.P. Wessels, J.H. Brouwer en J.M. Louwrier, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2023.

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 4 september 2023 .