Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:186

Zaaknummer

23-305/DH/DH

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Niet onderbouwd dat verweerder klaagster zou stalken. Verweerder heeft een e-mail naar een verkeerde domeinnaam gestuurd, maar daarmee is geen sprake van antidateren of het onder druk zetten  van klaagster. Verweerder was echter op de hoogte dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Verweerder heeft zich desondanks rechtstreeks tot klaagster gewend en handelde daarmee in strijd met gedragsregel 25 lid 1. Oplegging van een waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 september 2023 in de zaak 23-305/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 13 oktober 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 26 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K215 2022 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 juli 2023. Daarbij was verweerder aanwezig. Klaagster is – met bericht van verhindering – niet verschenen. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klaagster van 20 juli 2023.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klaagster heeft een familierechtelijk geschil met haar (ex-)partner over een zorgregeling voor hun zoon. Verweerder staat de vader bij. 2.3    Op 9 juni 2022 heeft verweerder gecorrespondeerd met de advocaat van klaagster over de zorgregeling. De advocaat van klaagster heeft diezelfde dag gereageerd dat hij daar later op zou reageren. De reactie is uitgebleven. 2.4    Op 23 september 2022 heeft verweerder namens de vader een verdelingsvoorstel gedaan. De brief is zowel per post als per e-mail rechtstreeks aan klaagster verzonden. Daarin schrijft verweerder onder meer: “Aangezien ik niet weet of uw vorige advocaat nog voor u optreedt, schrijf ik u langs deze weg aan. Indien zulks nog het geval is, kunt u dit schrijven aan hem ter hand stellen.”

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende: a)    verweerder stalkt klaagster en zet haar onder druk; b)    verweerder antidateert zijn brieven om klaagster onnodig onder druk te zetten, waarmee hij in strijd handelt met gedragsregel 1. Zijn brief was gedateerd op 23 september 2022, maar is pas op 1 oktober 2022 per post bezorgd; c)    verweerder wendt zich rechtstreeks tot klaagster, terwijl hij op de hoogte was dat klaagster een advocaat had. Daarmee handelt hij in strijd met gedragsregel 25.

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij stelt in dat verband enkel op 9 juni en 23 september 2022 contact te hebben gehad met klaagster. Van stalking is geen sprake. De brief van 23 september 2022 is diezelfde datum per e-mail aan klaagster verstuurd. Van antidatering is geen sprake. Verweerder kon uit de e-mailwisseling met de advocaat niet opmaken dat klaagster nog langer door hem werd bijgestaan. De advocaat zou namelijk terugkomen op het bericht van 9 juni 2022, maar heeft dat nooit meer gedaan. Niet voor niets heeft verweerder daarom daarover iets opgemerkt in zijn brief van 23 september 2022.

5    BEOORDELING 5.1    Op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels zijn, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling van deze normen wel van belang. 5.2    Gedragsregel 25 lid 1 luidt: De advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt. Klachtonderdeel a) 5.3    Klaagster heeft – tegenover de tegenwerping van verweerder dat hij slechts twee keer contact gehad heeft met klaagster, en dat dit niet gezien kan worden als stalking - niet onderbouwd dat zij wordt gestalkt door verweerder. Naar het oordeel van de raad is klachtonderdeel a) daarom ongegrond. Klachtonderdeel b) 5.4     Verweerder heeft aangetoond dat hij zijn brief op 23 september 2022 naar klaagster heeft verzonden. De raad stelt wel vast dat verweerder is uitgegaan van een onjuiste domeinnaam in het e-mailadres, namelijk “@mail.com” in plaats van de correcte “@gmail.com”. Verweerder is daarmee mogelijk onoplettend geweest met het versturen van de e-mail, maar daarmee is geen sprake van het antidateren van brieven of het onder druk zetten van klaagster. Dat de brief van 23 september 2022 pas op 1 oktober 2022 per post is bezorgd, kan ook niet aan verweerder worden toegerekend omdat hij geen invloed heeft op eventuele vertragingen bij de postbezorging. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond. Klachtonderdeel c) 5.5    Verweerder was ervan op de hoogte dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Dat die advocaat niet meer heeft gereageerd op een eerdere e mail van verweerder, kan geen reden zijn om ervan uit te gaan dat hij klaagster niet meer zou bijstaan. Verweerder had op zijn minst bij deze hem bekende advocaat van klaagster kunnen en moeten nagaan of hij haar nog steeds bijstond. Dat heeft verweerder niet gedaan, maar hij heeft zich rechtstreeks tot klaagster gewend. Verweerder heeft daarmee in strijd gehandeld met gedragsregel 25 lid 1. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel c) is daarmee gegrond.

6    MAATREGEL 6.1    Omdat klachtonderdeel c) gegrond is, legt de raad een maatregel op aan verweerder. De raad acht in de gegeven omstandigheden de maatregel van een waarschuwing passend.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat.  7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart klachtonderdelen a) en b) ongegrond; -    verklaart klachtonderdeel c) gegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op; - veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3; Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. G. Sarier en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2023.