Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-08-2023
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2023:141
Zaaknummer
220229
Inhoudsindicatie
Klacht over de kwaliteit van dienstverlening. Niet gebleken is dat de juridische bijstand aan klager als zodanig inhoudelijk onder de maat was. Wel heeft verweerder klager onvoldoende (schriftelijk) geïnformeerd. Berisping.
Uitspraak
Beslissing van 28 augustus 2023
in de zaak 220229
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 25 juli 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-376/DH/RO). In deze beslissing is klachtonderdeel d) gegrond en de klachtonderdelen a), b) en c) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, de reiskosten van klager en de proceskosten.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:114 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 23 augustus 2022 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; de e-mail van 22 juni 2023 met bijlagen van verweerder.2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 3 juli 2023. Daar zijn verweerder met zijn echtgenote en klager verschenen.
3 FEITEN
3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
4 KLACHT
4.1 Voor zover in hoger beroep van belang, houdt de klacht, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) (…);
b) (…);
c) (…);
d) valse informatie heeft verstrekt over de deurwaarder, het factuurbedrag, het in beslag nemen van goederen en het hoger beroep.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat hij geen informatieplicht meer had vanaf het moment dat hij zijn rechtsbijstand aan klager had beëindigd, volgt het hof dit niet. Het is zijn verantwoordelijkheid als voormalig advocaat van klager en ontvanger van de appeldagvaarding om zijn (voormalig) cliënt uitleg en informatie te verstrekken over de betekenis van die dagvaarding voor klager. Daarbij had verweerder dan (nogmaals) aan moeten geven dat hij klager niet zou bijstaan in de hoger beroepsprocedure, waarna hij de zaak verder had kunnen laten rusten. De stelling dat klager voldoende telefonisch door verweerder is geïnformeerd, hetgeen door klager is weersproken, volgt het hof niet bij gebrek aan onderbouwing daarvan. Dat klager de Nederlandse taal onvoldoende zou beheersen, is geen valide argument om regel 16 van de Gedragsregels, noch het uitgangspunt van zorgvuldigheid en transparantie waarop deze regel is gebaseerd, te negeren: belangrijke informatie en afspraken moeten door de advocaat schriftelijk worden bevestigd aan de cliënt. Als een en ander hem niet duidelijk was geweest, dan had klager in zijn omgeving kunnen vragen de schriftelijke communicatie voor hem te vertalen. Het ontbreken van schriftelijke verslaglegging van belangrijke afspraken komt naar vaste jurisprudentie van het hof voor rekening en risico van de advocaat (vb. HvD 16 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:233). Het hof verwerpt daarom het hoger beroep van verweerder en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.
5.2 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:
a) € 50,- kosten van klager (forfaitair);
b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
c) € 1.000,- kosten van de Staat.
5.3 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
5.4 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 bekrachtigt de beslissing van 25 juli 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-376/DH/RO, voor zover aan het oordeel van het hof voorgelegd;
6.2 veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;
6.3 veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. V. Wolting, A.J. Louter, R.H. Broekhuijsen en G.C. Endedijk , leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2023.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 28 augustus 2023 .