Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-08-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:180

Zaaknummer

23-458/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten over schending van privacy en het beïnvloeden van getuigen niet-ontvankelijk. Overige klachten over schending van de vrijheid van godsdienst, de geheimhoudingsplicht en diverse strafrechtelijke verwijten kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 augustus 2023 in de zaak 23-458/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 6 juli 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2023/48 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Op 21 september 2018 heeft de Belastingdienst aan verweerder verzocht of zijn cliënt een steunvordering op klager of zijn B.V. heeft. 1.2    Op 18 december 2019 en 3 maart 2020 hebben getuigenverhoren plaatsgevonden bij de kantonrechter in een procedure tussen de cliënt van verweerder en klager. 1.3    Op 28 oktober 2020 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, waarin de vorderingen van de cliënt van verweerder jegens klager zijn toegewezen. 1.4    Klager heeft op 21 maart 2022 een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens over de Belastingdienst en verweerder, omdat zij zonder noodzaak de gegevens van klager hebben verwerkt en daarmee zijn privacy hebben geschonden. 1.5    Op 1 maart 2023 heeft verweerder klager verzocht om informatie en gesommeerd tot terugbetaling van € 9.780,-. Daarbij geeft verweerder aan: “[…] Bij niet tijdig betaling behoudt mijn cliënte zich het recht voor om het geschil aan de kantonrechter voor te leggen. Als u de zaak zonder procedure wilt oplossen, kunt u uw schikkingsvoorstel aan mij doorgeven per e-mail [e-mailadres]. Mijn cliënte gaat alleen in op schikkingsvoorstellen als u tegelijk specificatie geeft van de betaalde bedragen.” 1.6    Op 9 maart 2023 heeft klager als volgt gereageerd: “[…] Aan uw verzoek om terugbetaling van alle door uw cliënte betaalde kosten voor verleende rechtsbijstand, ga ik voorbij (…). Uw dreigement dat indien ik geen geld aan u geef, u de zaak zal voorleggen aan de kantonrechter, is niet alleen misbruik maken van het procesrecht, maar ook misbruik maken van uw bevoegdheid als advocaat, en is tevens een daad van afpersing en oplichting, en levert een strafbaar feit op.”  1.7    Op 9 maart 2023 heeft verweerder klager gesommeerd tot terugbetaling van € 3.802,50. Daarin heeft verweerder het in 1.5 genoemde citaat weer opgenomen. 1.8    Op 11 maart 2023 heeft klager hierop gereageerd. Daarin heeft klager het in 1.6 genoemde citaat weer opgenomen. 1.9    Op 29 maart 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend. Op 14 april 2023 heeft klager de klacht aangevuld.  1.10    Op 2 mei 2023 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een gesprek op neutraal terrein na ontvangst van de voorgenomen klacht van klager.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij:  (a)    klagers recht op privacy schendt, door (1) persoonlijke gegevens van klager met de Belastingdienst uit te wisselen in 2014 en 2018 en (2) dagvaardingen al 10 jaar lang te laten betekenen op het privéadres van klager die betrekking hebben op vorderingen van cliënten op de B.V. van klager, zonder dat klager procespartij is, waardoor klagers privéadres in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) wordt verspreid onder de Islamitische cliënten van verweerder; (b)    klagers recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging schendt, door op vrijdag 24 maart 2023 tijdens de Sjabbatviering een dagvaarding te laten betekenen; (c)    misbruik maakt van zijn geheimhoudingsplicht door (1) een steunvordering te geven aan de Belastingdienst nadat hij daarmee een pact had gesloten, waardoor het juristenkantoor van klager failliet kon worden verklaard en (2) klager in privé aansprakelijk te stellen, terwijl er geen rechtsverhouding bestaat tussen klager in privé en de cliënten van verweerder; (d)    medeplichtig is aan valsheid in geschrift en artikel 21 Rv schendt, door (1) in een inleidende dagvaarding de vordering samen te vatten als: “[cliënt van verweerder] vordert van gedaagden terugbetaling van een bedrag van € 1694,- voor verleende rechtshulp in een vreemdelingrechtelijke zaak, met rente en kosten, op grond van bedrog dan wel misbruik van omstandigheden, dan wel dwaling dan wel ontbinding op grond van wanprestatie, en op grond van onrechtmatige daad”, maar dit niet aannemelijk te maken en (2) ten onrechte te stellen dat één van zijn cliënten het Nederlanderschap heeft verkregen; (e)    schuldig of medeplichtig is aan oplichting en identiteitsfraude, omdat de cliënt van verweerder zich onder een valse naam heeft opgegeven en verweerder die naam in zijn dagvaarding heeft opgenomen; (f)    vorderingen jegens klager gegrond verklaard wil krijgen door (1) getuigen te beïnvloeden en (2) zijn cliënten aan te zetten tot het plegen van strafbare feiten, waaronder tot meineed bij de kantonrechter; (g)    de kantonrechter met listige kunstgrepen heeft misleid; (h)    zijn positie als advocaat misbruikt om klager te bestrijden, gedreven door rancuneuze en racistische motieven en een satanisch behagen om klager te ruineren; (i)    voormalig cliënten van klager naar zich lokt onder de belofte dat hij ervoor kan zorgen dat zij alle gemaakte kosten voor verleende rechtsbijstand terug kunnen krijgen; (j)    misbruik maakt van het recht; en (k)    schijnconstructies optuigt.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Toetsingskader 4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen en (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. 4.2    Verder heeft te gelden dat een klacht op grond van artikel 46g lid 1 sub a van de Advocatenwet door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaarstermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. Klachtonderdeel a: schending van privacy (1) Uitwisseling van gegevens met de Belastingdienst 4.3    Voor zover de klacht van klager is gericht tegen het door verweerder vermeende uitwisselen van persoonsgegevens van klager met de Belastingdienst, stelt de voorzitter vast dat deze handelingen hebben plaatsgevonden in 2014 en 2018. Klager heeft op 29 maart 2023 een klacht ingediend. Dat betekent dat de vervaltermijn uit artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet is verstreken.  4.4    Dat klager pas na de driejaarstermijn met het handelen bekend is geworden of dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend, is gesteld noch gebleken.  4.5    Klachtonderdeel a is daarom in zoverre niet-ontvankelijk.  (2) het betekenen van dagvaardingen op het privéadres 4.6    De voorzitter stelt vast dat zowel klager in persoon als zijn B.V. zijn gedagvaard. De dagvaarding mocht zodoende worden betekend aan het privéadres van klager. Klachtonderdeel a is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel b: schending van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging 4.7    De voorzitter stelt vast dat de dagvaarding op vrijdag 24 maart 2023 is betekend door de deurwaarder. Voor zover het betekenen door de deurwaarder al aan verweerder kan worden toegerekend, is niet gebleken dat die dagvaarding in strijd met artikel 64 Rv is betekend. Dat de Sjabbat voor klager een belangrijk religieus moment is, doet daar niet aan af. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel c: misbruik van het geheimhoudingsrecht (1) Pact met de Belastingdienst 4.8    Klager heeft niet aannemelijk gemaakt en het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder een pact met de Belastingdienst heeft gesloten. Verder stond het verweerder vrij om namens en in het belang van zijn cliënt te reageren op het verzoek van de Belastingdienst om een steunvordering te geven. Dat het kantoor van klager daardoor failliet kon worden verklaard, maakt nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden, voor zover klager – niet zijnde een cliënt van verweerder – daar al een beroep op kan doen.    (2) Privé-aansprakelijkstelling van klager 4.9    Verweerder heeft toegelicht op welke gronden hij meent dat klager privé aansprakelijk is. Om die reden heeft hij klager ook privé aansprakelijk mogen stellen. Of verweerder dit terecht heeft gedaan, hoort thuis in een debat bij de civiele rechter. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel d: valsheid in geschrift en strijd met artikel 21 Rv (1) Niet aannemelijk maken van de vordering 4.10    De voorzitter stelt vast dat dit klachtonderdeel ziet op een vordering die verweerder namens zijn cliënt heeft ingediend. Dat hij deze vordering volgens klager niet aannemelijk heeft gemaakt, betekent niet dat sprake is van valsheid in geschrift of strijd met artikel 21 Rv. Indien klager het niet met die vordering eens is, kan hij dit aan de orde stellen in de civielrechtelijke procedure. Daarvoor is geen plaats in het tuchtrecht.  (2) Leugens over Nederlanderschap 4.11    Klager heeft gesteld dat verweerder heeft gelogen over het Nederlanderschap van één van zijn cliënten. Verweerder heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij dit aanvankelijk had geschreven, maar dat dit een vergissing was en geen misleiding. Die vergissing is door klager bij de kantonrechter gecorrigeerd, zodat de kantonrechter op de hoogte was van de werkelijke situatie. Verder heeft verweerder aangevoerd dat die vergissing ook niet relevant was voor de onderbouwing van de vordering, maar enkel dat de cliënt was geremigreerd en daarbij zijn rechten in Nederland had opgegeven. 4.12    De voorzitter ziet in het voorgaande onvoldoende aanleiding dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter ziet geen aanknopingspunt om verweerder niet te volgen in zijn stelling dat sprake was van een vergissing. Dat verweerder een vast patroon zou hebben om rechters te misleiden, zoals klager stelt, is niet onderbouwd, laat staan aannemelijk geworden.  4.13    Klachtonderdeel d is kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel e: oplichting en identiteitsfraude 4.14    De voorzitter volgt klager niet in zijn standpunt dat verweerder schuldig zou zijn aan oplichting en identiteitsfraude, dan wel medeplichtig daaraan, omdat hij de (volgens klager valse) naam van zijn cliënt in de dagvaarding heeft vermeld. Verweerder heeft erop gewezen dat hij in zijn conclusie van repliek erop heeft gewezen dat de IND bekend was met beide voornamen van zijn cliënt. Ook heeft verweerder onderbouwd dat klager daarmee bekend was. De voorzitter stelt verder vast dat dit onderwerp is voorgelegd aan de civiele rechter in het kader van de ontvankelijkheid. Voor zover er al onduidelijkheid was over de naam, heeft verweerder dit tijdig opgehelderd. Klachtonderdeel e is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel f: beïnvloeding van getuigen en meineed (1) Beïnvloeding van getuigen 4.15    De voorzitter stelt voorop dat de getuigenverhoren waar klager over klaagt, hebben plaatsgevonden op 18 december 2019 en 3 maart 2020. Klager heeft zijn klacht op 29 maart 2023 bij de deken ingediend. Dat betekent dat de vervaltermijn uit artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet is verstreken.  4.16    Klachtonderdeel f is daarom in zoverre niet-ontvankelijk.   (2) meineed en strafbare feiten 4.17    Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder zijn cliënten op andere momenten zou hebben aangezet tot strafbare feiten, waaronder meineed. Dit vergaande verwijt van klager is op geen enkele wijze deugdelijk onderbouwd.  4.18    Klachtonderdeel f is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel g: misleiding van de kantonrechter 4.19    De voorzitter heeft hiervoor al vastgesteld dat niet is gebleken dat verweerder de kantonrechter (al dan niet met listige kunstgrepen) heeft geprobeerd te misleiden. Klachtonderdeel g is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel h: rancuneuze en racistische motieven om klager te bestrijden 4.20    Evenmin is het de voorzitter gebleken dat verweerder zijn positie als advocaat zou misbruiken om klager te bestrijden – in de woorden van klager: ‘alsof klager ongedierte is dat hoe dan ook bestreden moet worden’ –, dat hij zou zijn gedreven door rancuneuze en racistische motieven en een satanisch behagen om klager te ruineren. Klager heeft nog geen begin van onderbouwing gegeven voor deze vergaande verwijten. Klachtonderdeel h is kennelijk ongegrond.     Klachtonderdeel i: lokken van cliënten 4.21    Ook is niet gebleken dat verweerder voormalige cliënten van klager op internet zou lokken met de belofte om het aan klager betaalde geld terug te krijgen. Zo heeft klager niet onderbouwd waar verweerder dit op internet zou doen. Klachtonderdeel i is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel j: misbruik van recht 4.22    Verder is niet gebleken dat verweerder misbruik zou maken van het (proces)recht. Dat blijkt in elk geval niet uit klacht van klager. Klachtonderdeel j is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel k: optuigen van schijnconstructies 4.23    Klager heeft niet onderbouwd welke schijnconstructies door verweerder zouden zijn opgetuigd. Dat blijkt ook niet uit het dossier. Klachtonderdeel k is kennelijk ongegrond.  BESLISSING De voorzitter verklaart: -    onderdeel 1 van klachtonderdelen a en f, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk; -    de overige klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond. Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023.